JEHUDA CHAIM DE LIVER

In de vier nummers in juni 1945 – De Zwerver 47 (3 juni 1945) tot De Zwerver 50 (29 juni 1945) – stonden in totaal 71 oproepen (er is genummerd tot 72, maar nr. 39 is per ongeluk overgeslagen) over personen waarvan nog steeds niet bekend was of zij nog leefden en zo ja, waar ze dan verbleven. De oproepen waren steeds voorzien van de toevoeging met spoed te berichten aan het Centraal Bureau van de LO-LKP indien men nuttige informatie kon verstrekken. Zie hier voor het overzicht van de 71 oproepen
In De Zwerver nummer 47 van 3 juni 1945 verscheen de volgende oproep: ‘Jehuda Chajim (Janus) 3 jaar oud. Bijzonderheden: 3e en 4e teen aan elkaar gegroeid’.

Jehuda Chaim de Liver was het zoontje van Joseph (Jos) de Liver (Maastricht, 23 oktober 1906 – Auschwitz, mei 1945) en Sophia (Fia) de Liver (Amsterdam, 9 maart 1906 – Palermo, 23 december 1978), volle neef en nicht van elkaar.  Vanaf 1931 woonde het echtpaar aan de Stadionkade 154-III. Jos de Liver was een scheikundige die als leraar verbonden was aan de Joodse HBS in Amsterdam. Vanwege zijn geringe gestalte werd hij door de leerlingen altijd plagend ‘Plukkie’ genoemd, die bij iedereen een geliefd en gerespecteerd leraar was. Vanaf september 1941 mocht hij zijn beroep niet meer uitoefenen en ging hij op het adres Olympiaplein 156-2 een cursus voor analisten verzorgen. Jos en Fia kregen op 20 november 1936 in Amsterdam een zoontje, Jitschak, dat echter al op 25 juni 1941 vanwege een zwakke gezondheid overleed. Op 30 juni 1942 kreeg het echtpaar De Liver-De Liver een tweede zoontje, dat Jehuda Chaim werd genoemd maar Juneke als koosnaam had. Hij werd geboren in een inktzwarte periode voor de Joodse gemeenschap, waarin de Jodenvervolging steeds heftiger werd. In het Amsterdamse bevolkingsregister werd op 23 februari 1943 bij de namen van beide ouders de aantekening ‘VOW’ geplaatst, ofwel ‘Vertrokken Onbekend Waarheen’. Jos de Liver was al in september 1942 ondergedoken, in Voorthuizen of Terschuur, twee kernen van de gemeente Barneveld. In 1943 werd hij echter verraden, doorgestuurd naar Westerbork en van daaruit op transport gezet naar Auschwitz. Over zijn lot was lang niets meer bekend dan dat hij tot en met maart 1945 dwangarbeid verrichtte in Buchenwald. Op 8 mei 1946 wordt in een advertentie in dagblad De Waarheid nadere informatie over zijn lot gevraagd. Op Joods Monument staat ‘Auschwitz, mei 1945’ als overlijdensdatum, gebaseerd op de officiële sterfdatum zoals na de oorlog door het Ministerie van Justitie werd vastgesteld. Elders op de site staat de opmerking dat hij volgens een Joodse HBS 1937verklaring van het Nederlandse Rode Kruis van 11 juni 1951 zou zijn overleden tussen 6 en 29 april 1945 tijdens een evacuatie van Buchenwald via Flossenburg naar Dachau. Elders duikt ineens de sterfdatum 10 juni 1944 op, zonder aanduiding van de plaats van overlijden. Een datum die ook weer opduikt op Joods Amsterdam.

Foto van leraren en leerlingen van de joodse HBS in 1937. Jos de Liver is nummer 18 op de foto.

Fia overleefde de oorlog in onderduik in de Beemster, Noord-Holland. Waarschijnlijk hebben Jos en Fia in augustus 1942 de vreselijke beslissing genomen om hun enig kind, de dan zes weken oude baby, mee te geven aan jodenhelpers. De kleine Juneke de Liver komt eerst in de vertrouwde handen van de dames Johanna en Maria Groothand, twee vrijgezelle Amsterdamse zusters, die al vanaf mei 1940 vanuit humanistische motieven  zorgden voor de onderduik van Joodse kinderen. Ze zouden in 1944 wegens hun illegale werkzaamheden worden gearresteerd, maar de oorlog overleven. Op 30 januari 1972 werden ze door Yad Vashem erkend als Rechtvaardige onder de Volkeren. De dames Groothand hadden goede contacten met de illegaliteit, onder meer met Paul Terwindt (1903-1968) die in Arnhem een belangrijk verzetsman was. Hij zou gedurende de oorlog ongeveer zestig joodse kinderen naar Zuid-Limburg hebben overgebracht en ook een aantal volwassenen hebben gered. Hij was een religieus katholiek en zag er geren probleem in om enkele verborgen Joodse kinderen te laten dopen. Na de oorlog besloot hij dat kinderen die bij katholieke gezinnen woonden bij hen moesten blijven in plaats van terug te keren naar de joodse religie. Het was echter geen beletsel voor Yad Vashem om Paul Terwindt op 20 maart 1980 te erkennen als Rechtvaardige onder de Volkeren.

Terwindt had dus goede contacten in Limburg, met name in Venlo vanwege zijn contacten met de adellijke familie Berger. Hij zou op 3 november 1945 trouwen met Sophia Antonia Berger. Via dit contact werd Juneke de Liver, die inmiddels de niet-Joodse onderduiknaam Janus en later weer Bob had gekregen, ondergebracht bij onderduikadressen. Waarschijnlijk heeft de baby in drie jaar tijd zes tot negen tijdelijke adressen gehad. Zijn laatste onderduikadres is waarschijnlijk geweest bij het gezin van Henricus Antonius Marijnissen (Tilburg, 13 Jehua als Juneke de Liverapril 1902) en Elisabeth Petronella Antoinetta Peskens (Blerick, 26 januari 1900), de in Blerick woonde met hun vier zoontjes Jo, Pierre, Arie en Wim. Hun in 1941 geboren dochtertje Irene overleed al tien maanden later (5 oktober 1942), zodat Juneke na dat moment hier geplaatst kan zijn. Er was immers een ideale dekmantel. Op de website Floddergatsblog heeft in 1919 een oproep gestaan om te achterhalen wie deze familie was,

Nog onwetend van het lot van haar echtgenoot had Fia de Liver al in mei 1945 geprobeerd te achterhalen waar haar inmiddels drie jaar oude zoontje was. Behalve de summiere oproep in De Zwerver werd ook een oproep geplaatst in De Waarheid. In beide werd melding gemaakt van een niet te missen vergroeiing van de derde en vierde teen aan de rechtervoet. Jehuda Chaim de Liver werd al snel geïdentificeerd door zijn twee aan elkaar gegroeide tenen en werd uiterlijk begin 1946 herenigd met zijn moeder Fia. Mogelijk is daarbij ook de hulp gebruikt van Isaak (Fritz) Tugendhaft, een familielid dat betrokken is bij het Centraal Bureau voor Israëlitische Belangen dat veel joodse onderduikertjes na de oorlog helpt terugvinden. Direct na de bevrijding was al een inventarisatie gemaakt van Joodse overlevenden die ergens in Nederland nog op een onderduikadres verbleven. Bij veel zeer jonge onderduikertjes was er het risico dat zij en hun onderduikouders inmiddels zo gehecht aan elkaar waren geworden dat ze geen afstand van elkaar wilden doen. In sommige gevallen wist men ook simpelweg niet wat de echte naam van hun onderduikkind was. Zo stond het kind bij de familie Marijnissen op de alfabetische lijst van het Centraal Registratiebureau voor Joden geregistreerd als ‘Felix Zondernaam, geboren 30-06-1942’.

Bij de latere speurtocht van Jehuda Chaim en zijn dochter Jaël naar zijn laatste onderduikfamilie, kon eigenlijk alleen aan de hand van de geboortedatum de link worden gemaakt met de familie Marijnissen in Blerick. Hoe groot is immers de kans dat er in Blerick nog een tweede Joods jongetje ondergedoken zit met exact dezelfde geboortedatum. Blijkbaar is er na de oorlog nog kort contact geweest tussen de familie en moeder Fia. Er is een foto van hen, met een omkijkende ‘Felix”. Daarna is het contact verloren gegaan. Jehuda Chaim de Liver overleed op 20 april 2022 in Amstelveen, een paar maanden voor zijn tachtigste verjaardag.

Jehua in Busssum

Dit item was geplaatst door Muis.