ZILLI BAK – 002
Zilli Bak (Thea Maarschalkerweerd), geboren op 14 mei 1937, was de dochter van winkelier Benediktus Bak (Den Haag, 4 mei 1909 – Auschwitz, 30 juni 1944) en Debora Bak-Lehrer (Mochnate, 15 november 1913 – Auschwitz, 28 januari 1944), die van Poolse afkomst was. Benedictus Bak was een zoon van Joël Bak en Kaatje Bak-Gobes die in de Wagenstraat 165 te Den Haag een winkel in belegde broodjes hadden, waar het echtpaar ook woonde. Ze hadden ook nog een winkel in Scheveningen. Het echtpaar had drie kinderen: Benedictus, Joseph en Betsy. Vader Joël Bak overleed onverwachts op zestigjarige leeftijd in Amsterdam op 12 augustus 1942.
Benedictus (bekend als Ben) en Joseph (Joop) werkten in de broodjeszaken, die bekend waren om hun heerlijke om hun kroketten. Ze woonden toen in de Koningin Wilhelminalaan 21 in Leidschendam. Er woonden aan het begin van de oorlog slechts 25 Joden in Leidschendam, inclusief Stompwijk dat in 1938 bij Leidschendam was gevoegd. Eind 1940 werd in Leidschendam Hendrik Banning benoemd tot burgemeester, nadat hij omstreeks oktober 1940 na slechts een half jaar moest vertrekken als burgemeester van Tubbergen om plaats te maken voor een nationaalsocialist. Al twee maanden na zijn benoeming vond In Leidschendam een aanslag plaats op zijn ambtswoning, waar geen gewonden bij vielen, want er waren grote twijfels over de politieke gezindheid van de nieuwe burgemeester. Dat bleek niet terecht en in 1942 werd hij door de Duitsers dan ook vervangen door NSB-burgemeester Simonis. Na de oorlog werd Banning met veel vreugde weer teruggehaald. Als burgemeester in oorlogstijd had hij echter een aantal zeer omstreden maatregelen moeten uitvoeren. Zo was hij belast met het uitreiken van de Jodenster aan alle Joodse inwoners van Leidschendam, waarvoor hij Benedictus Ben inschakelde met de praktische uitvoering. Op 17 december 1942 plaatste de burgemeester in het Algemeen Politieblad nr. 50 een bericht, waarin hij om de opsporing, aanhouding en voorgeleiding verzocht van Kaatje Bak-Gobes, haar zonen Benedictus Bak en Joseph Bak en haar schoondochter Debora Bak-Lehrer, die zonder de vereiste vergunning hun woonplaats hadden verlaten. Het was de gebruikelijke omschrijving voor ondergedoken Joden. Het moet een zeer overhaast vertrek zijn geweest, want volgens het boek ‘Over, door en om de Leytsche Dam’ (1988) stond het eten op de gedekte tafel nog voor een deel onaangeroerd toen de buren het vertrek ontdekten.
De onderduikers werden opgenomen in het gezin Ubels aan de Vlielandseweg 47 in Pijnacker en kregen twee kamers op de eerste verdieping. Het leven ging door en Debora raakte zwanger. In de herfst van 1943 werd de familie Bak verraden en op hun onderduikadres gearresteerd. Ook de onderduikgevers werden meegenomen, maar zij kwamen na enkele dagen weer vrij. Via Villa Windekind aan de Nieuwe Parklaan in Scheveningen, waar de deportatie van Joden werd gecoördineerd, kwamen ze op 6 oktober 1942 in de strafgevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) terecht. Drie dagen later werden ze overgebracht naar Westerbork. Ben verdween naar strafbarak 67, Debora naar quarantainebarak 82 en Joseph Bak werd na tien dagen doorgestuurd naar Auschwitz. Hij zou daar op 31 maart 1944 overlijden. In Westerbork beviel Debora op 11 december 1943 van hun tweede kind: Joël Bak. Buren van de onderduikfamilie in Pijnacker zamelden kleertjes in voor de baby en stuurden het pakket naar Westerbork. Ben, Debora en de zes weken oude Joël werden op 25 januari 1944 vanuit Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz. Na aankomst op 28 januari 1944 werden Debora en Joël direct doorgestuurd naar de gasovens. Ben werd doorgestuurd naar werkkamp Günthersgrube, een steenkolenmijn. Toen hij daar ziek werd, werd hij met elf andere mannen afgevoerd naar Birkenau, waar de groep nog enige tijd in de ziekenbarakken verbleef. Hij stierf er op 30 juni 1944. Dat voor beide broers de overlijdensdata op de laatste dag van een maand of kwartaal vallen, betekent waarschijnlijk dat hun werkelijke sterfdatum niet achterhaald kon worden. Er mag wel worden aangenomen dat beide broers op de genoemde data niet meer in leven waren.
Moeder Kaatje Bak-Gobes verbleef sinds september 1942 in de Joodse psychiatrische inrichting ‘Het Apeldoornsche Bosch’ in Apeldoorn. Daar was eerder al haar dochter Betsy opgenomen. Moeder en dochter werden in januari 1943 samen met 1.250 andere patiënten en personeelsleden met goederenwagons weggevoerd vanuit hun veilig gewaande onderduik en rechtstreeks naar Auschwitz gebracht. Iedereen werd daar op 25 januari 1943 vergast. Mietje van der Reis, de echtgenote van Joop Bak, en hun twee kinderen Kitty en Herman, overleefde de oorlog en emigreerde na de oorlog. Er is een struikelsteen geplaatst bij Koningin Wilhelminalaan 21 in Leidschendam voor Benedictus Bak, Joseph Bak, Debora Bak-Lehrer en Joël Bak.
Zilli verbleef ongeveer een jaar bij de familie Sjang en Nella Beterams-Heesen in Venray. Ze was eerder enkele dagen in huis geweest bij Fien van der Linden, die een hoeden- en stoffenzaak in Venray had, maar daar de affaire te penibel vond. Anny van Bindsbergen-Beterams (85) herinnerde zich: ‘Op een middag – we zaten aan tafel – stond Fien van der Linden van de hoedenwinkel aan de deur. Ik heb een kind dat vanavond nog onder de voeten uit moet, zei Fien. Laat maar komen, zei mijn vader zonder dralen. Zijn reactie verbaasde me. Het was najaar 1943 en haar broer was ondergedoken in Cuijk om niet in Duitsland te hoeven werken. Die avond werd Zilli afgeleverd. Vanaf dat moment hoorde ze bij ons. Een jaar lang’. Nu woonden tegenover het gezin Beterams de twee Rijksduitse families Lümler en Nastvogel. Zilli speelde regelmatig met haar leeftijdgenootje Thea Lümler, ook toen er Duitsers ingekwartierd waren. Toen op een dag postbode Beterams in uniform binnenkwam, schrok Cila enorm en kroop snel weg achter een fauteuil omdat ze bang was dat een Duitse soldaat haar kwam halen. Ze ging niet naar school, maar moest later alles inhalen. Anny van Bindsbergen-Beterams: ‘Zilli was een echt jodenkind, donker, bij de hand, een echte sodemieter. Ik sprak laatst een vriendin van toen die zich de bravoure van Zilli nog kon herinneren: “Die ging de aardappelen in de vioolkist halen.” Zilli draaide gewoon mee in het gezin. Zilli en ik bezochten vaak mijn broer in Cuijk, per trein. Nooit heeft iemand iets over haar gevraagd.’ Fien van der Molen kwam later nog langs met stof voor en communiejurkje en het voorstel het meisje katholiek te maken, maar dat weigerde pleegouders. Bij de bevrijding van Venray moesten het gezin Beterams en Cila Bak naar Beek en Donk vluchten. Omdat na de oorlog snel bekend was dat Zilli’s ouders de oorlog niet hadden overleef, wilden de Beterams het meisje adopteren, maar werd Cila opgeëist door familieleden. Zilli is laster nog twee keer op bezoek geweest tijdens zomervakanties.
Op zaterdag 18 februari 1950 kwam Zilli Bak op twaalfjarige leeftijd in Amsterdam om het leven. In het ene verhaal wordt verteld dat ze met de fiets onder een tram terechtkwam. Anny van Bindsbergen-Beterams vertelde echter dat ze op weg naar school, met de trapper van haar fiets de stoeprand raakte en toen onder de wielen van een melkwagen geraakte. Het gezin Beterams ging nog naar de begrafenis op de Joodse Begraafplaats in Muiderberg. Jarenlang brachten ze nog een bezoek aan Zilli’s graf, wat ook Anny van Bindsbergen-Beterams tot op hoge leeftijd is blijven doen.

