MARY WINNIK

In de vier nummers in juni 1945 – De Zwerver 47 (3 juni 1945) tot De Zwerver 50 (29 juni 1945) – stonden in totaal 71 oproepen (er is genummerd tot 72, maar nr. 39 is per ongeluk overgeslagen) over personen waarvan nog steeds niet bekend was of zij nog leefden en zo ja, waar ze dan verbleven. De oproepen waren steeds voorzien van de toevoeging met spoed te berichten aan het Centraal Bureau van de LO-LKP indien men nuttige informatie kon verstrekken. Zie hier voor het overzicht van de 71 oproepen.
In De Zwerver nummer 48 van 15 juni 1945 verscheen de volgende oproep: ‘Wil lange, donkere man, die zich Juli-Augustus 1944 vervoegd heeft bij DAMES, Hofmeyerstraat 25 II, met de mededeeling, dat Mary Winnink in of op weg naar het Westerbork ontsnapt is, zich met ons in verbinding stellen onder nr. 16 van ons blad.’

Mary Winnik (Amsterdam, 22 augustus 1937 – Auschwitz, 6 september 1944) en Annie Koekoek (Amsterdam, 5 december 1935 – Auschwitz, 6 september 1944) (hieronder twee foto’s van haar) zaten ondergedoken op de adressen Vilgert 247 en Vilgert 267 in Velden, een buurtschap bij Venlo. Ze waren twee van de vele Joodse kinderen uit Amsterdam die door de groep rond Hanna van der Voort in de omgeving in een onderduikadres waren geplaatst. Op dinsdag 4 juli 1944 werden zij daar door opperwachtmeester Johan Berendsen en zijn compagnon Geert Kannegieter, een agent uit Ommen, opgehaald. Omstreeks 17.30 uur werden ze afgeleverd op het politiebureau in Venlo. Uit de notitie in het dagrapport van de gemeentepolitie valt geen emotie af te lezen: “17.30 In bewaring. Voor Berendsen in bewaring gesteld twee Joodsche kinderen genaamd: Marij Winnik en Annie Leesma.” De daaropvolgende dagen werd volstaan met minimale notities. Om acht uur ’s ochtends controleerde men of de gevangenen nog in de cel zaten: “8 (uur) In bewaring … Winnik, Leesma, …” ‘Leesma’ was de onderduikachternaam van Annie, haar echte achternaam was Koekoek. Achtenhalve dag zouden de beide peuters in die cel opgesloten blijven zitten, tot 5.15 uur in de morgen van 13 juli 1944. Op woensdag 12 juli 1944 werd ook de slager Otto Sternheim (Ergste, 16 maart 1876 – Auschwitz, 6 september 1944), oorspronkelijk afkomstig was uit een dorpje iets ten zuiden van Dortmund, daar naartoe gebracht. Hij was gearresteerd in het Venlose St. Josephziekenhuis op de oogafdeling van dr. Donders. Dezelfde dag was ook het echtpaar Siegmund Moses (Linnich, 18 juli 1887 – Auschwitz, 6 september 1944) en Regina David (Hörstgen, 20 mei 1880 – Auschwitz, 6 september 1944) uit Venlo al naar het politiebureau overgebracht. Op donderdag 13 juli 1944 werd de vijf gevangenen naar Westerbork gebracht, waar ze tot zondag 3 september 1944 zouden verblijven.

Annie KoekoekOp zondag 3 september 1944 vertrok vanuit Westerbork de laatste trein richting Auschwitz. Daarna zouden nog slechts twee treinen uit het kamp vertrekken, naar Theresienstadt (4 september) en Bergen-Belsen (13 september).  De trein naar Auschwitz telde twintig wagons om de 1.019 gedeporteerden, waaronder 95 kinderen, te vervoeren. De Auschwitz Chronicle meldt over dit transport: ‘1019 Joden arriveren uit Westerbork in een rsha-transport uit Holland. Er bevonden zich 498 mannen, 422 vrouwen en 79 kinderen in het transport. Na de selectie worden 258 mannen aan wie de nummers B-9108-B-9365 worden gegeven en 212 vrouwen aan wie de nummers A-25060-A-25271 worden gegeven, als gevangenen toegelaten tot het kamp. De resterende 549 gevangenen worden vermoord in de gaskamers. Anne Frank (de schrijfster van de beroemde dagboeken), haar moeder Edith, haar vader Otto en haar zuster Margot arriveren met dit transport in Birkenau. Otto Frank die nummer B-9174 wordt gegeven, wordt op 27 januari 1945 uit het kamp bevrijd. De moeder overleeft niet om de bevrijding mee te maken en sterft in januari 1945 in Auschwitz. Margot en Anne Frank worden van Auschwitz overgebracht naar Bergen-Belsen. Margot sterft eerst en op 31 maart 1945 sterft Anne Frank daar.’ Er waren van dit transport 127 overlevenden: 45 mannen en 82 vrouwen. Zeven van hen waren zeven kinderen. Mary Winnik, Annie Koekoek, Otto Sternheim, Siegmund Moses en Regina David werden op 6 september 1944 direct na aankomst vermoord.

Tot 1948 werd bij zeker drie rechtszaken aandacht besteed aan de arrestatie van Mary Winnik en Annie Koekoek: de rechtszaak tegen degene die van het verraad van Mary verdacht werd, de rechtszaak tegen Johan Berendsen, die de arrestatie van beide meisjes op zijn geweten had, en de rechtszaak tegen de toenmalige korpschef van de Venlose gemeentepolitie die ze had overgeleverd aan de Duitsers. In het kader van die rechtszaken werden in 1946 en 1948 ook verklaringen afgenomen van de onderduikouders van beide kinderen. In 1963 startte nog een juridische procedure om formeel vast te stellen wat de nabestaanden al vanaf 1945 voor zeker hielden, namelijk dat Annie Koekoek overleden was en dat Annie Leesma haar onderduiknaam was. De overlijdensverklaring werd uiteindelijk door de autoriteiten afgegeven op basis van een brief van de onderduikvader van Annie Koekoek. Aan de hand van deze documenten schreef Gerrit van der Vorst een uitgebreid en indrukwekkend artikel Het einde van twee sterrekinderen. Velden en de Shoa’ over het verblijf en de arrestatie van Mary Winnik en Annie Koekoek, dat in 2009 werd gepubliceerd in Buun 10, een cultuurhistorisch jaarboek voor Venlo, Blerick en Tegelen. Hij beschrijft ook de voorgeschiedenis voordat beide kinderen vanuit Amsterdam naar de groep rondom Hanna van der Voort werden overgebracht. Beide kinderen en hun gezinsleden waren namelijk al een keer naar Westerbork overgebracht, maar konden toen vanwege een ‘Sperre’ terugkeren naar Amsterdam. Waarvoor direct de fase begon na te denken over onderduiken omdat een tweede keer uit dat doorgangskamp onmogelijk zou zijn. Het zou ook onmogelijk zijn als gezin onder te duiken, zodat men direct met het duivelse dilemma te maken kregen de beide zeer jonge kinderen helemaal uit handen te geven en toe te vertrouwen aan onbekende pleegouders, ergens in Friesland of Limburg.

Resteert nog het raadsel wie die lange, donkere man is geweest die zich in juli-augustus 1944 meldde bij DAMES in de Hofmeyerstraat 25-II in Amsterdam. En waar kwam in hemelsnaam het bericht vandaan dat Mary Winnik zou zijn ontsnapt.

Annie Koekoek 2De lange, donkere man kan Nico Dohmen (Stoutenburg, 3 januari 1921 – Hilversum, 16 februari 2008) of Kurt Löwenstein (Allenstein, 17 november 1925 – Beverly Hills, 8 mei 2017) zijn geweest, de twee belangrijke helpers van Hanna van de Voort. De meest waarschijnlijke is Dohmen die in Amsterdam had gestudeerd en de stad dus goed kende. Hij onderhield bovendien goede contacten met de Amsterdamse verzetsgroep van Piet Meerburg, waarvoor hij af en toe naar Amsterdam reisde. Een andere optie is dat het een van de leden van die Meerburg-groep is geweest, die de eerste contacten hadden met de Joodse families waarvan kinderen moesten worden ondergebracht. De datum waarop de ontmoeting heeft plaatsgevonden komt wel overeen met die van de arrestaties (4 juli 1944) en deportatie naar Westerbork (13 juli 1944).

In de oproep in De Zwerver stonden twee fouten. Mary Winnik kreeg in het bericht de achternaam Winnink, wat een simpele taalfout kan zijn geweest, maar ook een toevoeging met een ‘n’ om de achternaam een Oost-Nederlandse klank te geven. Het adres waar de man zich meldde moet Hofmeyrstraat zijn geweest. Op dat adres woonde tot ongeveer augustus 1942 Levie du Pont, met zijn echtgenote Vogeltje Aalsvel en hun drie dochters Rosa, Greta en Marianne, die allen in september 1942 in Sobibor of in april 1943 in Auschwitz zouden worden vermoord. Op 29 september 1943 vond in de Amsterdamse de laatste razzia plaats. Met uitzondering van één niet-joods gezin verdwenen alle bewoners uit de President Brandstraat, de Reitzstraat, de Hofmeyrstraat, de Viljoenstraat en de Krugerstraat in de bijna geheel Joodse Transvaalbuurt. Bij deze laatste razzia werden ruim 5.000 personen opgepakt en naar kamp Westerbork getransporteerd. Daaronder alle medewerkers en het bestuur van de Joodse Raad voor Amsterdam. Een dag eerder was het laatste nummer verschenen van het Joodsche Weekblad. Vanaf deze datum werd Amsterdam door de Duitsers ‘judenrein’ verklaard. Er is niet te achterhalen wie er nadien op dat adres gingen wonen, maar het zullen geen leden van de familie Winnik zijn geweest. En ‘DAMES’? Het staat zo uitdrukkelijk met hoofdletters, dat het logisch lijkt dat het een verenigings- of bedrijfsnaam lijkt. Of misschien een schuilnaam van een verzetsgroep?

En waar kwam het gerucht vandaan dat de amper achtjarige Mary Winnik op weg naar Westerbork zou zijn ontsnapt? En waarom alleen Mary? En hoe in hemelsnaam? Ondanks het uitgebreide speurwerk van Gerrit van der Vorst blijven er nog een paar onopgeloste vragen.

Dit item was geplaatst door Muis.