DE FRIESENWALL

Om de veiligheid van Duitsland te waarborgen gaf Hitler al direct na zijn aantreden in 1933 opdracht voor de bouw van de Westwall, een aaneenschakeling van (ondergrondse) bunkers, betonnen tankversperringen, mitrailleursnesten, loopgraven, prikkeldraadversperringen en mijnenvelden. De Westwall werd gebouwd tussen 1936 en 1945, waarbij de leiding van de werken vanaf 1938 berustte bij ingenieur Fritz Todt. De linie was overigens een reactie op de Franse Maginotlinie, een gigantisch fortenstelsel langs de Duitse grens dat de Duitsers veel ontzag inboezemde. De verdedigingslinie van 630 kilometer liep vanaf Kleef aan de Nederlandse grens tot aan de Zwitserse grens. De Geallieerden noemde het liever de Siegfriedlinie, wat door de Duitsers niet erg werd gevonden omdat deze naam veel beter dan het neutrale Westwall de gewenste ‘onoverwinnelijkheid’ uitstraalde. Toen in 1941 heel West-Europa was bezet, werd het plan gelanceerd een Neue Westwall te bouwen, die  langs de kust van Noorwegen, Denemarken, Duitsland, Nederland, België en Frankrijk moest lopen, een totale lengte van 5.000 kilometer. Met deze verdedigingslijn zou het Derde Rijk worden behoed voor een eventuele invasie van de geallieerden. Bovendien kon via deze ijzersterke linie een groot aantal troepen van de kustverdediging worden vrijgemaakt  en worden ingezet om aan het oostfront tegen de Sovjet-Unie te vechten. Om propagandistische redenen werd de linie later de Atlantikwall.

WestwallIn juli 1943 vond echter de geallieerde landing op Sicilië plaats en werd begonnen met de Italiaanse Veldtocht. Op 4 juni 1944 werd Rome ingenomen en op 6 juni 1944 vond de invasie in Normandie plaats, gevolgd door een snelle opmars naar Parijs, dat tussen 19 en 25 augustus werd bevrijd. Aan het Oostfront vond vanaf 22 juni en 19 augustus een heftig Russisch offensief plaats (Operatie Bagration) die resulteerde in de herovering van Wit-Rusland en het oosten van Polen. Adolf Hitler vreesde nu een vierde front, namelijk een geallieerde aanval op Duitsland vanuit het noorden. Op 28 augustus 1944 gaf hij het bevel om de Duitse Noordzeekust van de Nederlandse grens tot aan Denemarken te versterken. Deze versterking kreeg de naam Friesenwall, enerzijds als associatie met de Atlantikwall en anderzijds als verwijzing naar de nationaalsocialistische mythe van de ‘natuurlijke’ en sterk strijdende Friezen.

De Friesenwall moest gaan bestaan uit loopgraven en schuilplaatsen direct aan de zeedijk en aangevuld met twee gepantserde loopgraven van vijf meter breed en vier meter diep verder landinwaarts en met zogenaamde boutposities evenwijdig aan de Duits-Deense grens. Voor de bouw werden 16.000 krijgsgevangenen ingezet, plus 6.000 gevangenen uit het concentratiekamp Neuengamme. Die werden tijdelijk overgebracht naar nieuw gebouwde buitenkampen in het concentratiekamp Engerhafe (2.000 gevangenen) in Oost-Friesland, Meppen-Versen en Dalum in Emsland en Schwesing en Ladelund (in totaal 4.000 gevangenen) in Noord-Friesland. Deze gevangenen waren om uiteenlopende redenen naar Neuengamme gebracht. Ruim de helft van de dwangarbeiders was Nederlands, andere grote groepen kwamen uit Frankrijk, Denemarken en Polen en er was ook een contingent etnische Duitsers (Hitlerjugend, oudere mannen, leden van de Wehrmacht en de Organisation Todt). In sommige gevallen vervoerde de Duitse leiding hele schoolklassen naar de kust om aan de realisatie van de Friesenwall mee te werken. werken aan de FriesenwallDe gevangenen werkten twaalf uur per dag, zeven dagen per week. In de aanhoudende regen van de herfst van 1944 moesten ze met primitief materieel de zware, natte kleigrond verplaatsen. Van september tot december stierven in het kamp Schwesing tussen de driehonderd en vijfhonderd man; in kamp Ladelund stierven tussen 1 november tot 16 december ruim driehonderd mensen en in kamp Engerhafe stierven 188 gevangenen aan uitputting, onderkoeling en ziekte.

Het werk was echter in grote spoed en dus maar halfslachtig gepland, werd slecht uitgevoerd en werd al snel geconfronteerd met de steeds verder oprukkende geallieerde legers vanuit het oosten, zuiden en westen. De onvermijdelijke totale instorting van het Duitse Rijk was aanstaande, wat het project Friesenwall totaal overbodig maakte. Eind 1944 werd begonnen met de stopzetting van de werkzaamheden; in februari 1945 was het project geheel stopgezet. Na sluiting van de subkampen werden de gevangenen weer teruggevoerd naar het hoofdkamp Neuengamme. Op dat moment van sluiting was van de Friesenwall het werk min of meer voltooid tussen Husum en Bredstedt. In Noord-Friesland bleef verder een lappendeken van onafgewerkte delen over. In totaal bouwden de arbeiders langs de Noord-Friese kust 237 kilometer antitankloopgraven, 250 kilometer loopgraven en 4.633 ringopstanden aan militaire volslagen zinloze faciliteiten. Het meeste werd na de oorlog weer opgeruimd, maar een deel van de bunkerruïnes en antitankvallen is nog steeds aan de kust te bezoeken, zoals onderstaande ‘Ein-Mann-Schutzenstand’ in het open veld, die de tweede van de drie verdedigingslijnen van de Friesenwall moest zijn. Het maakt een desperate indruk.

Ein-Mann-Schutzenstand

Dit item was geplaatst door Muis.