TITUS WILLEM DE TOURTON BRUIJNS (86)
Titus Willem de Tourton Bruijns (Teteringen, 15 mei 1898 – Buchenwald, 6 april 1943) was een telg uit een militair geslacht. De achternaam ontstond nadat Willem von Bruyns (1771-1864) halverwege de negentiende eeuw toestemming kreeg de achternamen van zijn ouders Jan von Bruyns en Elizabeth Maria de Tourton samen te voegen. Deze Willem von Bruyns was in 1788 werkzaam aan het hof van stadhouder Willem V en 1e Luitenant in het Duitse Infanterieregiment 15 von Zach en daarna majoor bij het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL). Deze Willem von Bruyns, inmiddels Willem de Tourton Bruijns, overleed in 1864 op 92-jarige leeftijd in Kampen, waar dat jaar zijn kleinzoon werd geboren. Titus Willem was de zoon van Titus Willem de Tourton Bruijns (Kampen, 1864), eerste luitenant van de artillerie van het Oost-Indische Leger, en Sara Magdalena Jakoba Immink (Bergh, 1863). Het echtpaar had al twee dochters. Drie dagen voor de geboorte van Titus Willem jr. was de vader al verhuisd naar Amsterdam, op 12 augustus 1898 werden ook de moeder en drie kinderen in het Amsterdamse geboorteregister ingeschreven, met de Tweede Oosterparkstraat 234 als definitieve adres van het gezin. Titus woonde bij het uitbreken van de oorlog in Amsterdam, waar hij Inspecteur van de Registratie en Domeinen was. Die waren belast met het bijhouden van registers, het vorderen van vertalingen, de vermelding van een verklaring op de akte, de registratie van meerdere akten als een akte, het waarmerken van renvooien en het nummeren van de akten. Voorts waren zij belast met het afgeven van ontvangstbewijzen en verklaringen. Op 14 mei 1940 was Titus Willem de Tourton Bruijns een van de oprichters van het Legioen Oud-Frontstrijders (LOF), een van de vroegste verzetsorganisaties in Nederland. Een andere oprichter was Sybrand Marinus van Haersma Buma (Den Haag, 30 december 1903 – Neuengamme, 11 december 1942), die in 1929 op 26-jarige leeftijd burgemeester werd in Stavoren en in 1938 van Wymbritseradeel. Het hoofdkwartier was in het gebouw aan de Droogbak te Amsterdam, waar De Tourton Bruyns zijn kantoor als inspecteur der Registratie en Domeinen had. Het LOF was ontstaan uit militaire kring had als doel om als ‘geheim leger’ tegen de Duitse bezetting te opereren middels daadwerkelijk verzet en gewapende acties en te zijner tijd onder het bevel van de geallieerden zou moeten functioneren. Het LOF zou nooit de omvang van een daadwerkelijk legioen krijgen. Behalve Titus Willem de Tourton Bruyns waren Johan Ate van Heerde, Berend ten Bosch (Charlois, 26 maart 1893 – Sachsenhausen, 11 mei 1942) en George Jambroes (Amsterdam, 22 april 1905 – Mauthausen, 7 september 1944) de vooraanstaande personen binnen het LOF. De organisatie van het LOF was zeer amateuristisch omdat niemand enige ervaring had met illegaal werk. De leden van het LOF liepen het kantoor van De Tourton Bruyns in en uit en gedroegen zich niet bepaald behoedzaam. Vooral George Jambroes, die belast was met de organisatie van een ‘escape-line’ naar Zwitserland, gold als erg onvoorzichtig. Zo is hij tijdens de Februaristaking op 25-25 februari 1941 de enige leraar die demonstratief staakt en daarmee in het vizier komt van de bezetter. Nadat Cornelis van Ravenswaay, een voormalig legerkapitein met veel kennissen onder oud-militairen, in maart 1941 burgemeester van Zaandam was geworden en in Amsterdam door de Duitsers het net rond de leiding van het LOF steeds strakker werd aangehaald, werd de situatie voor de leiding van het LOF erg bedreigend. In juni 1941 ging het LOF op in de Ordedienst. De Arnhemse groep van het LOF ging nog een tijdje op eigen houtje door. In de periode augustus 1941 – maart 1942 gaf de groep in een oplage van 200-300 exemplaren maandelijks een stencil uit, met de fraaie titel ‘Verboden Arnhemsche Krant’ (nr. 910 in L. Winkel, De Ondergrondse Pers), dit om zich af te zetten tegen de uit 1814 stammende Arnhemsche Courant, die slaafs de opdrachten van de bezetter volgde en bijvoorbeeld vrolijke foto’s van Nederlandse SS’ers aan het oostfront plaatste. Na de oorlog werd de krant vanwege haar duitsgezindheid een tijdlang een verschijningsverbod. De ‘Verboden Arnhemse Courant’ stopte op 5 maart 1942 met haar illegale stencils, nadat een van de redacteuren was gearresteerd.
Toen het LOF in juni 1941 opging in de Ordedienst waren twee kopstukken uit de leiding van het Legioen Oud-Frontstrijders al gearresteerd of op de vlucht.
Van Haersma Buma werd op 3 februari 1941, ruim voor de Februaristaking later die maand, in Leeuwarden gearresteerd na afloop van een verplichte vergadering van burgemeesters en politiechefs omdat hij daar iets te opvallend een uitgezaagd dubbeltje met de beeltenis van koningin Wilhelmina droeg. Eind februari 1941 moest hij zich hiervoor schriftelijk verantwoorden voor een Duitse instantie in Den Haagwaarom hij de afbeelding van de ‘ehemalige Königin’ had gedragen. Hij ging hiermee akkoord, mits hij het woord ‘ehemalig’ uit zijn verklaring mocht weglaten. Een maand later werd hij alsnog van zijn burgemeestersambt ontheven. Op 7 mei 1941 werd hij in café Het Park in Sneek gearresteerd, toen hij clandestien een vergadering van Burgemeester & Wethouders bijwoonde. Via de gevangenis in Scheveningen kwam hij terecht in het concentratiekamp Amersfoort. Daarna werd hij overgebracht naar het concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 11 december 1942 overleed.
George Jambroes verbleef eerst op onderduikadressen in Breukelen, Heemstede en Hilversum, waar hij zich net zo onvoorzichtig gedroeg als eerder in Zaandam en Amsterdam. Hij vluchtte uiteindelijk via Zwitserland, Spanje en Portugal naar Engeland, waar hij werd opgeleid tot geheim agent. Hij werd in de nacht van 26 op 27 juni 1942 vanuit een bommenwerper gedropt bij Kallenkote bij Steenwijk, maar daar direct opgepakt. Samen met 23 andere agenten werd Jambroes op 7 september 1944 in het concentratiekamp Mauthausen gefusilleerd.
Titus Willem de Tourton Bruijns werd op 2 april 1941 gearresteerd en overgebracht naar het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen, waar hij ongeveer een jaar bleef in cel 459 en cel 516. In 1942 werd hij via Kamp Amersfoort gedeporteerd naar concentratiekamp Buchenwald bij Weimar, waar hij het gevangenennummer 6341 kreeg. Gevangen in dit kamp moesten in het kader van Vernichtung durch Arbeit onder opzettelijk slechte omstandigheden extreem zware dwangarbeid verrichten. Ze stonden daarbij bloot aan allerlei sadistische mishandelingen, terwijl hert voedsel volstrekt ontoereikend was, vaak amper eetbaar. Er was geen medische zorg en een zeer slechte hygiëne omdat de gevangenen met honderden weerden opgesloten in barakken die eigenlijk bedoeld waren voor enkele tientallen gevangenen. Onder die omstandigheden maakten besmettelijke ziektes en onbehandelde wonden veel slachtoffers. Titus stierf uiteindelijk in Buchenwald aan de ontberingen op 6 april 1943, 44 jaar oud. Hij werd op 7 mei 1946 postuum onderscheiden met het Verzetskruis. In Geuzenveld-Slotermeer bevindt zich de De Tourton Bruynsstraat, ter herinnering van de verzetsstrijder.
Berend ten Bosch werd op 1 september 1941 in Amsterdam opgepakt en overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. Hij werd op 11 mei 1942 in concentratiekamp Sachsenhausen gefusilleerd.
Johan van Heerde werd op 17 november 1941 gearresteerd en zat tot 1 april 1942 in concentratiekamp Amersfoort. Van januari 1943 tot 5 oktober 1943 zat hij in concentratiekamp Vught en werd daarna op transport gezet naar concentratiekamp Sachsenhausen, waar hij op 6 oktober 1943 aankwam en op 16 oktober 1943 werd doorgestuurd naar concentratiekamp Neuengamme. Op 4 mei 1945 werd hij hier door de geallieerden bevrijd.

