FRITZ TODT EN ZIJN ORGANISATION-TODT

Fritz TodtFritz Todt werd op 4 september 1891 in Pforzheim geboren als zoon van een industrieel. Van 1911 tot 1920 studeerde hij in Karlsruhe en München  voor bouwkundig ingenieur. Een studie die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd onderbroken door in het Duitse leger te dienen als officier en vliegtuigwaarnemer, waarbij hij in augustus 1918 zwaargewond raakte. Van 1921 tot 1925 werkt hij bij een waterkrachtcentrale en daarna tot 1933 als technisch directeur bij Sager & Wörner, een bedrijf dat actief was in de wegenbouw. Het bedrijf kwam in 1927 met het voorstel om onder Todt’s leiding de eerste Autobahn in Duitsland aan te leggen, een traject van 25 kilometer tussen München en Würmsee. In 1931 promoveerde hij tot doctor met het proefschrift Fehlerquellen beim Bau von Landstraßen aus Teer und Asphalt.

Al in 1922 was Todt lid geworden van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP), waarbij hij tot de eerste leden van de partij hoorde. In 1931 werd hij hoofdcommandant van de Sturmabteilung (SA), de knokploeg die in 1921 door Hitler was opgericht om de partij-vergaderingen van de NSDAP te beschermen tegen politieke tegenstanders. De ‘Bruinhemden’ werden echter vooral ingezet bij het gewelddadig intimideren van politieke tegenstanders. Toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen werd Todt op 5 juli 1933 benoemd tot algemeen inspecteur voor de Duitse wegen en kreeg daarmee de algehele leiding bij de aanleg van de rijkssnelwegen. Ook werd hij verantwoordelijk voor het gehele Duitse wegennet en werd lid van de raad van bestuur van de Duitse spoorwegen. In november 1934 nam Todt ook de leiding over van de Nationalsozialistischen Bundes Deutscher Technik (NSBDT) en het Amtes für Technik, später Hauptamts für Technik van de NSDAP en werd hij benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Duitse Museum. In 1935 werd hij bij de officiële heroprichting van de Luftwaffe benoemd tot generaal-majoor bij de Luftwaffe, in mei 1938 werd Todt voorzitter van de Verein Deutscher Ingenieure (VD) en op 9 december 1938 benoemde Hermann Göring hem tot ‘Generalbevollmächtigter für die Regelung der Bauwirtschaft‘ (GBBau), met al taak te zorgen dat de bouwsector voldoende grondstoffen en arbeidskrachten had om de Duitse oorlogsindustrie draaiende te houden. Vooruitlopend op de aanval in Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk in mei 1940 benoemde Göring hem op 23 februari 1940 tot ‘Generalinspektor für Sonderaufgaben’, die Todt het recht gaf ook op andere terreinen dan alleen de Hitler en Todtbouwsector in te grijpen ten behoeve van de oorlogseconomie. Op 29 juli 1941 benoemde Hitler Todt tot ‘Inspecteur-Generaal voor water en energie’ met uitgebreide bevoegdheden om in te grijpen in de energieproductie en -distributie en het waterbeheer, inclusief de energieopwekking op de waterwegen.

Todt wist handig allerlei belangrijk functies te bemachtigen, doordat hij zich constant profileerde als slechts een technisch expert zonder interesses in de interne machtsstrijd van de NSDAP. Hij werd dus gezien als ongevaarlijk voor alle politieke kopstukken en bleef in de gunst van Adolf Hitler door de economische successen die mede door hem werden bewerkstelligd. En misschien was hij daadwerkelijk de kille technische expert, die niet aan politieke spelletjes deed en  totaal geen oog had voor de duizenden ‘werkkrachten’ die hij de dood injoeg, maar simpele en rationele afwegingen maakte. Hij zou bijvoorbeeld bij een inspectiereis naar het oostfront in december 1941 hebben geconstateerd dat de Wehrmacht door slechte uitrusting en onvoldoende bevoorrading niet in staat zou zijn de strijd lang vol te houden. Hij bepleitte bij Hitler de oorlog tegen de Sovjet-Unie stop te zetten. Hitler negeerde deze waarschuwing en zette de oorlog in het oosten onverdroten voort, maar liet Fritz Todt verder ongemoeid. Dat is althans de officiële versie.

In mei 1938 richtte Fritz Todt de naar hem genoemde Organisation Todt (OT) op, dat de verdere aanleg van Duitse Autobahnen op zich nam, maar van dat moment vooral actief werd bij de bouw van militaire werken, in eerste instantie bij de bouw van de Westwall. Dat was de Duitse verdedigingslinie vanaf Kleef tot de Zwitserse grens, een aaneenschakeling van (ondergrondse) bunkers, betonnen tankversperringen, mitrailleursnesten, prikkeldraadversperringen en mijnenvelden. De genieafdeling van het Duitse leger was vFritz Todt en Adolf Hitlererantwoordelijk voor de locatie en het ontwerp van de verdedigingswerken en hield toezicht op de bouw. De daadwerkelijke bouw kwam in handen van Organisation Todt, dat een half-militaire status kreeg. De werknemers werden zogenaamde Wehrmachtsgefolge inclusief uniform en wapens.

Nadat de Tweede Wereldoorlog was begonnen, ontstond er een enorme behoefte binnen de Wehrmacht aan wapens en munitie. Om daarin te voorzien werd op 17 maart 1940 het Ministerie voor Bewapening en Munitie opgericht, waarvoor Fritz Todt tot minister werd benoemd. Hij stond vanaf dat moment aan het hoofd van de totale Duitse oorlogseconomie. Todt zocht onmiddellijk actief een samenwerking met de Duitse industrie en richtte een industriële adviesraad op. De Organisation Todt kreeg nu een stortvloed aan bouwopdrachten, waarvoor niet zelden ook zijn oude opdrachtgever Sager & Wörner werd ingeschakeld. Tot de opdrachten hoorde bijvoorbeeld de bouw van de 5.000 kilometer lange  Atlantikwall van Zuid-Frankrijk tot het noordelijkste puntje van Noorwegen, de bouw van onderzeebootbases aan de Fransekust en in veroverde gebieden, de afronding van de Polarbahn in Noorwegen en de bouw van een bijna oneindige reeks van bunkers, versterkingen en spoorwegen in Duitsland en de veroverde gebieden. Omdat het onmogelijk was daarvoor voldoende betaalde werkkrachten te krijgen, werden hiervoor steeds meer mensen vanuit de Arbeitseinsatz ingezet en werden veelvuldig dwangarbeiders uit de concentratiekampen ingezet, met vele tienduizenden doden tot gevolg. In 1944 had Organisation Todt in totaal maar liefst 1.400.000 gevangenen aan het werk, die onder erbarmelijke omstandigheden en brute dwang hun uitputtende werk moesten doen.

Op 8 februari 1942 kwam Todt om het leven bij een vliegtuigongeluk, niet ver van het hoofdkwartier van de Führer in Wolfsschanze bij Rastenburg. Er waren echter al direct geruchten dat het geen noodlottig ongeluk was. Todt had zijn Führer in december 1941al geadviseerd de oorlog tegen de Sovjet-Unie te stoppen. Op 8 februari 1942 vloog hij naar Hitler’s hoofdkwartier, de Wolfsschanze in Oost-Pruisen, en spiegelde daar een nog somberder beeld van de vorderingen. Hitler zou dat als hoogverraad en een persoonlijke aanval hebben beschouwd. Todt moest dus ‘beseitigt’ worden, maar vanwege zijn populariteit niet via een showproces. Een door de Gestapo geplaatste bom in het vliegtuig waarmee hij de Wolfsschanze verliet loste het probleem op. De nazi’s organiseerden voor hem een groots opgezette begrafenis en Todt werd postuum onderscheiden met de hoogste Duitse onderscheiding, de Duitse Orde. Hij werd als minister van Bewapening en Armband-ot-arbeitetMunitie opgevolgd door Albert Speer. Vanaf 1 september 1943 tot 30 april 1945 werd het ministerie omgedoopt in Rijksministerie voor Bewapening en Oorlogsproductie, dat tot het bittere einde gebruik bleef maken van de dwangarbeiders die Organisation Todt ter beschikking stelde. Tegelijkertijd met de Duitse capitulatie werd Organisation Todt opgeheven.

In Nederland kreeg Operation Todt in april 1942 een eigen kantoor in Den Haag, maar viel officieel onder het bouwbureau van Organisation Todt in België. Na een reorganisatie in november kreeg een eigen bureau, Oberbauleitung Holland met Delft als vestigingsplaats. In Nederland werkte Organisation Todt veel met lokale aannemers om de bouw te realiseren.

Dit item was geplaatst door Muis.