AUSSENKAMP 4 – BAD SASSENDORF

Bad Sassendorf 2In maart 1942 werd door SS-Obergruppenführer Oswald Pohl het SS-Wirtschafts-Verwaltungshauptamt (SS-WVHA) opgericht, dat twee andere organisaties die onder leiding van Pohl stonden combineerde: het SS-Hoofdbureau voor Bestuur en Economie en het Hoofdbureau voor Begroting en Gebouwen van het Rijksministerie van Binnenlandse Zaken. De WVHA, dat nauw samenwerkte met de SS, beheerde de industrieën, ambachten en bedrijven van de SS in de concentratiekampen en voegde deze samen in hun eigen bedrijven. Vanaf 1942-1943 stond het hele concentratiekampsysteem onder de exclusieve controle van Oswald Pohl. De SS-WVHA bestond uit vijf bureaugroepen: Bureau A: Troepenadministratie onder SS-brigadeleider Heinz Fanslau ; Bureau B: Troepenbeheer onder leiding van SS-groepsleider Georg Lörner, Kantoor C: Bouw onder leiding van SS-groepsleider Hans Kammler, Bureau D: Concentratiekampsysteem onder SS-groepsleider Richard Glücks en Office W: Zakelijke ondernemingen onder direct beheer van Pohl.

Bureau C had al SS-Bouwbrigades onder haar hoede, waarmee Hans Kammler verantwoordelijk was voor de bouw van alle concentratiekampen en subkampen, inclusief de gaskamers en crematoria. Hij werd daarom beschouwd als de ‘technocraat van de uitroeiing’. Zo gaf hij in de zomer van 1942 opdracht om de plannen voor de nieuwe crematoria in Auschwitz-Birkenau te herzien, omdat hij vond dat de geplande crematiecapaciteit van 2.650 lijken per dag (80.000 per maand) ontoereikend zou zijn. Sinds augustus 1943 was Kammler ook verantwoordelijk voor de uitbreiding van de ondergrondse productiefaciliteiten voor straalmotoren, straalvliegtuigen, motoren en het A4-raketprogramma. Onder toezicht van Kammler bouwden gevangenen uit het concentratiekamp Gusen II vanaf 1944 B8 Bergkristall, een van de grootste en modernste ondergrondse fabrieken voor Me-262 straaljagers. In augustus 1944 werd hij namens de SS belast met het gebruik van de V2-raket, waarvan de lanceerlocaties zich bevonden in Duitsland, Nederland en België. In de herfst van 1944 richtte Bureau Groep C ook zogenaamde SS-spoorwegbouwbrigades op om vernielde sporen en stations te repareren.

Bad SassendorfIn Bad Sassenburg, gelegen bij de plaats Soest en halverwege het traject Dortmund-Paderborn, werd een plaats ingericht voor de 11. SS-Eisenbahnbaubrigade. De leider van het bouwpeloton was burgerlijk ingenieur en SS-Untersturmführer Franz Heider, die in april 1945 werd hij opgevolgd door SS-Oberscharführer Kurt Wittwer. Daar werden gevangenen in spoorwagons ondergebracht, de zogenaamde ‘concentratiekampen op rails’. Op 8 februari 1945 werd deze brigade gevormd uit 504 mannelijke gevangenen uit het concentratiekamp Neuengamme, die het kamp op 13 februari 1945 met een goederentrein verlieten en twee dagen later in Soest aankwamen. Daar werden de gevangenen in opdracht van de Reichsbahn ingezet voor werkzaamheden aan het spoor bij het in 1944 verwoeste treinstation van Soest. Ze sliepen in de goederentreinwagons die op het spoor tussen Soest en Bad Sassendorf geparkeerd stonden. Eind februari 1945 werden hun wagons getroffen tijdens een geallieerd bombardement, waarbij minstens 33 gevangenen omkwamen. Ze werden vervangen door andere gevangenen uit het hoofdkamp Neuengamme. Na deze aanval werden de gevangenen ondergebracht op een nabijgelegen boerderij. Op 4 of 5 april begon de evacuatie van het subkamp. Een kleine groep zieke gevangenen moest achterblijven, de rest ging te voet naar Höxter, op ruim honderd kilometer, en daar werden de meesten op de trein gezet naar concentratiekamp Sachsenhausen of concentratiekamp Dachau. Een andere groep van 206 gevangenen bereikte op 4 mei 1945 het subkamp Ebensee van het concentratiekamp Mauthausen (Oostenrijk).

Van 13 januari tot 3 november 1947 vond in het Paleis van Justitie in Neurenberg voor een Amerikaanse militaire rechtbank het proces plaats tegen de SS-WVHA, het vierde van in totaal twaalf vervolgprocessen in Neurenberg tegen de verantwoordelijken in het Duitse Rijk tijdens het nationaalsocialistische tijdperk. Er werden achttien topfunctionarissen aangeklaagd vanwege het gezamenlijk begaan van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid als leden van een criminele organisatie. De hoofdbeklaagde, Oswald Pohl werd geëxecuteerd. Drie andere beklaagden kregen ook de doodstraf, die snel werd omgezet in gevangenisstraf. Elf beklaagden kregen gevangenisstraffen, drie van hen levenslange gevangenisstraf, de anderen met gevangenisstraffen van 10 of 20 jaar. Drie werden vrijgesproken. Acht van de veroordeelden profiteerden van een latere strafvermindering. Tussen 1951 en 1954 werden elf veroordeelden vervroegd vrijgelaten uit de gevangenis.

Antoon van LieropEen van de Nederlandse gevangenen in het kamp was de bandwever Antoon van Lierop (Heeze, 15 maart 1923 – Bad Sassendorf, 6 april 1945). Hij werd tijdens de bezetting opgeroepen voor de Arbeitseinsatz maar dook onder. Hij werd op 20 juni 1944 op zijn onderduikadres gearresteerd en voor drie maanden vastgezet in kamp Amersfoort. Op 10 september 1944 werd hij gedeporteerd naar concentratiekamp Neuengamme en van daaruit eerst doorgezonden naar de buitenkampen Ladelund en Husum-Schwesing in Sleeswijk-Holstein om als dwangarbeider te werken aan de Friesenwall in Noord-Duitsland. Daar moesten de gevangenen in de ijzige kou en met nauwelijks afdoende voeding of medicijnen in de klei antitankgrachten graven, terwijl ze ook te maken kregen met de meest uiteenlopende mishandelingen als het werk niet opschoot en erbarmelijk slechte omstandigheden in hun barakken. Door de snel veranderende militaire situatie eind 1944 en begin 1945 was de bouw van de Friesenwall al voor voltooiing achterhaald. De kampen werden gesloten en de verzwakte gevangenen werden teruggestuurd naar het hoofdkamp in Neuengamme. In februari 1945 kwam Antoon aan in het ‘rijdende concentratiekamp’ in Bad Sassenburg om te gaan werken aan het herstel van het vernielde station in Soest. Op 4 en 5 april werden de gevangenen op een dodenmars gezet, maar de ernstig zieken en verzwakten werden achtergelaten in de spoorwagons. Antoon van Lierop was een van hen. Hij bezweek op 6 april op 22-jarige leeftijd aan de geleden ontberingen. Zijn lot bleef echter lang onbekend bij de familie. In 2021 werd bij het woonhuis van Antoon van Lierop aan de Emmerikstraat 47 te Heeze op initiatief van de Lionsclub Kempenland een struikelsteen geplaatst ter nagedachtenis aan de vroeg gestorven Heezenaar.

graf-bad-sassendorf-343In de zomer van 2014 deden Adriaan van Lierop, een broer van Anton, en zijn zwager Ton van den Berg onderzoek bij het subkamp waar in april 1945 Antoon om het leven moest zijn gekomen. Bij de geallieerde bombardementen op de spoorlijn waren veel dwangarbeiders om het leven gekomen en in een massagraf gedumpt op de begraafplaats aan de Alleestrasse in Bad Sassendorf. In totaal betrof het 95 dwangarbeiders. Van de meesten waren te namen achterhaald en op een gedenkplaat aangebracht. Bij hun speurtocht konden ze de namen achterhalen van drie Franse dwangarbeiders die hier in april 1945 moesten zijn omgekomen: Pierre Juin, Lucien Laugerette en Georges Bachelet. De familieleden van Bachelet konden worden achterhaald en geïnformeerd over de begraafplaats van hun familielid. Pogingen om via de Franse gevangenenvereniging Amicale française Neuengamme de familie van de twee andere Fransen te achterhalen, bleven echter vruchteloos. Al in 1958 had Frankrijk opdracht tot identificatie gegeven van de Franse slachtoffers aan de hand van de bekende gevangenisnummers. De twee Nederlanders ontdekten nu dat het nummer 36381 toebehoorde aan een Canadees, die na de oorlog naar huis was gebracht en daar was overleden. Op een lijst van een gevangenentransport uit het Noord-Franse Compiègne naar concentratiekamp Neuengamme kwam het nummer 36331 naar voren en werd duidelijk dat in het verleden sprake was van een simpele leesfout bij de nummers. De dode man uit graf nummer twee was niet de Canadees William Cropp maar Pierre Juin, op 1 januari 1918 geboren in Issy-Les-Moulineaux, een stadje ten zuidwesten van Parijs. Met deze gevangenentransportlijst en indexkaarten van het Economisch en Administratief Bureau van de SS kon door Alyn Beßmann van het concentratiekampmonument Neuengamme ook de twee andere gevangenennummers worden achterhaald en twee anonieme dwangarbeiders op de begraafplaats van Sassendorf eindelijk een naam worden gegeven: Lucien Laugerette (Baudrières, 13 december 1908, gevangennummer 62019) en Georges Bachelet (Pontoise, 17 maart 1925, gevangennummer 61682). Ze werden op 30 augustus 1944 opgenomen in het concentratiekamp Natzweiler en kwam via Dachau naar Neuengamme. In het massagraf in Bad Sassendorf liggen 95 gevangenen van Kamp Bad Sassendorf; in 2004 werden er 95 stèles geplaats, die elk een van de doden vertegenwoordigden.

Dit item was geplaatst door Muis.