DE KOLONIEËN VAN BELGIË 2

02 - Félix de MerodeMet mislukte avontuur in Santo Tomas de Castilla

In 1821 had het huidige Guatemala de onafhankelijke status gekregen, maar de eerste jaren verliep de onafhankelijkheid. De bestuurders vroegen daarom Britse kolonisatiemaatschappijen het helpen met de ontwikkeling van het land.  Als tegenprestatie kregen de Britse maatschappijen een concessie in Guatemala toegewezen. Omdat de Britse maatschappijen rond 1840 failliet gingen, mislukte de samenwerking en ging Guatemala op zoek naar andere landen en maatschappijen om hen bij te staan. Net op dat moment dat koning Leopold I laten weten dat de nieuwe staat België graag ook wilde beschikken over een kolonie, die niet alleen goedkope grondstoffen zou kunnen leveren maar ook een geschikte afzetmarkt moest zijn voor de Belgische industrie. Bovendien wilde België graag wat ongewenste onderdanen (werkelozen, kleine criminelen, kansarmen, mensen van ‘lage zeden’ en avonturiers) willen deporteren naar een afgelegen gebied om een mogelijk binnenlands conflict te vermijden. Er werd onder deze bevolkingsgroepen intensief propaganda gemaakt voor een emigratie met de belofte van ongekende mogelijkheden in het beloofde land ‘Verapaz’. Er werden met valse brieven van zogenaamde migranten uit dit Verapaz in omloop gebracht, die het land bejubelden en ook verschenen er exotische gravures van het paradijs Guatemala. De Belgische agenten die op zoek waren naar een geschikt land kwamen dan ook al snel uit bij Guatemala en deden het Midden-Amerikaanse land een voorstel.

Om 7 januari 1841 werd de maatschappij Compagnie Belge de Colonisation (‘Belgische maatschappij voor volksplanting’) opgericht, die de oorspronkelijk aan de Britse maatschappijen gerichte hulpvraag moest overnemen. Het was een privaat bedrijf van graaf Theophil von Hompesch (1800-1853), een ondernemer die al een bedrijf had dat het voornemen had het Nicaraguakanaal te bouwen, en Félix de Mérode (1791-1857), een schrijver en als politicus lid van het Voorlopig Bewind dat tijdens de Belgische Revolutie van 1830 het gezag overnam en daarna lid tot 1839 van het Nationaal Congres.

Op 6 januari 1842 arriveerde in de baai van Santo Tomas het oorlogsschip Louise-Marie, met aan boord kolonel Remi Jean De Puydt (1789-1844), de directeur van de Compagnie Belge de Colonisation. De Puydt diende een geschikt stuk grond te zoeken om een nederzetting te bouwen. Binnen de regering-Nothomb werd al optimistisch gedacht aan een permanente Belgische aanwezigheid in het gebied.  Op 4 april 1843 keurde het plaatselijke parlement een wet goed die bepaalde dat België een eeuwigdurende concessie verkreeg over het gebied van ongeveer 4.000 vierkante kilometer rond Santo Tomás de Castilla, een havenstad aan de Amatiquebaai, nabij de Golf van Honduras. Er woonden ongeveer 1.200 mensen, voornamelijk Indianen. Namens België tekende de Compagnie Belge de Colonisation het akkoord. Guatemala hoopte dat de Belgen een weg zouden aanleggen van hun gebied aan de kust naar de hoofdstad en daarmee niet langer voor hun invoer aangewezen waren op de havens van Brits-Honduras (het huidige Belize), dat sinds 1840 in Britse handen was gekomen en onderdeel was van de Kolonie Jamaica. De Belgen overspeelde al direct na aankomst van de eerste honderden Belgen in 1843 en 1844 hun 02 - Santo Thomashand. Binnen de regering wilden velen het gebied het liefst losweken uit de staat Guatemala en als kolonie onder de directe soevereiniteit van de Belgische overheid plaatsen. De Verenigde Staten hadden echter de doctrine dat Midden- en Zuid-Amerika hun achtertuin was en dwarsboomde zoveel te konden elke Europese bemoeienis in het continent.

In maart 1843 begeleiden twee fanfares op de Antwerpse kades de aftocht van de schepen Theodore en Ville de Bruxelles, afgeladen met 79 Belgen uit Oost-Vlaanderen, vooral uit de regio Gent, die de propaganda waarin het paradijs op aarde werd beloofd hadden geloofd. In een oud Gents volksliedje werden de paradijselijke verwachtingen perfect verwoord: ‘Wie goat er mee noar Verapas? Doar moete wij niet wirke. Eten en drenke op eu gemak, Sloape gelijk een virke’. Vanuit Oostende zou een derde schip de overtocht naar Guatemala maken. Na een zeereis van twee maanden kwamen de mensen aan op hun eindbestemming. In een tropische regenbui werden ze aan land gezet, in een open gekapt stuk oerwoud waar ze aan de slag konden om hun eerste onderkomens te bouwen.

Tijdens de zeereis was Pierre Simon, de leider van de eerste kolonisten, gestorven. Zijn plaats werd ingenomen door kapitein Philippot, bij wie het echter aan leider- en organisatietalent ontbrak. Binnen de kortste keren ontbrak er binnen de Belgische concessie aan voedsel en dreigde een opstand. De financiële middelen bleken al snel ontoereikend te zijn aan om de fraaie beloftes te kunnen voldoen. Een snel benoemde nieuwe leider probeerde binnen de kleine koloniale maatschappij door middel van een ijzeren discipline de orde weer te herstellen en de concessie van de ondergang te redden. Het had een averechts effect, zeker omdat de nederzetting bleef kampen met honger en onvrede. Door tropische ziekten vielen er enkele doden onder de door ondervoeding al verzwakte bewoners. De overleden trokken daarna naar de hoofdstad, een deel keerden zo snel mogelijk terug naar België. In 1845 werd de Belgische diplomaat Eduard Blondeel Van Cuelebroeck, die de voorgaande jaren tevergeefs de Belgische regering had proberen te interesseren in een kolonisatieproject en Abessinië, naar Mexico gestuurd. Hij kreeg als consul-generaal en chargé d’affaires de opdracht aan de regering te rapporteren over de Compagnie Belge de Colonisation in Santo Tomás, waar inmiddels een duizendtal Belgen verbleven. Het geheime plan van Leopold I was om van deze vestiging een autonome neutrale staat te maken, die dan een Belgische kolonie zou worden. Net als in Abessinië schreef Blondeel een rapport dat door de regering werd afgeblokt. Eind 1847 keerde Blondeel met koorts terug naar België.

In 1854, elf jaar na het begin van het project, ging de Compagnie Belge de Colonisation aan haar grootheidswaanzin en financieel wanbeleid ten onder. Graaf Theophil von Hompesch verloor zijn gehele fortuin, werd door Belgische rechtbanken veroordeeld vanwege zijn wanbeleid en stierf in de gevangenis. Zo kwam een smadelijk einde van de eerste Belgische kolonisatiepoging, waardoor de regering-Nothomb later dat jaar weinig voelde om in zee te gaan met de weinig zekere plannen van Eduard Blondeel Van Cuelebroeck in Abessinië. Het zou meer dan vijfentwintig jaar duren voor België een tweede échte kolonisatiepoging zou doen, ditmaal in Centraal-Afrika. In 2002 werd door documentairemaker Didier Volckaert de film Tu ne verras pas Verapaz gemaakt over de Belgische kolonisatiepoging en de nakomelingen van de achterblijvers. In het plaatsje Santo Tomas de Castilla, dat nu geheel is opgeslokt in de gemeente Puerto Barrios herinnert het centraal gelegen park met sportcomplex ‘Parque Belga’ aan de kortstondige Belgische kolonie. Sommige van de families die overleefden wonen nog steeds in Santo Tomas en beschouwen het Belgisch kerkhof als hun eigendom. Deze dorpsbewoners onderhouden nu het kerkhof sinds het een historisch monument is. Daarvoor leek het vooral een stortplaats, met karkassen van runderen, plastic afval en rottende etensresten van de marktkraampjes die toen nog rondom het gebied stonden. Een tiental graven met familienamen zoals Haegendoorns, Vandenberg en Esmenjaud getuigen nog van de verre Belgische geschiedenis.

02 - wilhelm von den steinen - tekening in Colonia Teresa Cristna 27 maart 1888 nr 2 02 - wilhelm von den steinen - tekening in Colonia Teresa Cristna 27 maart 1888

Dit item was geplaatst door Muis.