DE BEVRIJDING VAN DE LIEMERS – 2

Bevrijding 3Voor Zevenaar werd op 16 november de evacuatie afgekondigd. Daar was net een waarnemend burgemeester benoemd. Vanaf 1920 was hier Antoine van Nispen tot Pannerden (Zevenaar, 20 april 1884-Zevenaar, 20 januari 1964) de burgemeester. Hij bleef ook tijdens de oorlog in functie, tot het moment dat de Duitsers in 1944 langs de Rijn een versterkte frontlinie wilde aanleggen. Zij eisten toen van de provincie Gelderland 40.000 mannen om de werkzaamheden uit te voeren. Daarvan zouden er 300 man uit Zevenaar moeten komen. Er werden tien inwoners van Zevenaar gegijzeld om hun eis kracht bij te zetten en dreigden deze te executeren als niet voldoende mannen zich zouden aanmelden. Daarop deed Van Nispen tot Pannerden op 9 september 1944, staand op een stoel op de Markt, noodgedwongen een oproep aan de bevolking. Hij ging hierna direct met ziekteverlof. Zijn taken werden tot het eind van de oorlog waargenomen door locoburgemeester Borst. Na de oorlog zou Van Nispen tot Pannerden terugkeren op zijn post, maar in 1946 ging hij op advies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken met pensioen. Locoburgemeester Borst, zijn naaste medewerker Huijzendveld en Ortskommandant Riebenzam gingen toen op 15 november op gesprek met dr. Emil Schneider, de Beauftragter des Reichskommissars für die Provinz Gelderland in een poging de evacuatie van Zevenaar te voorkomen. Ze betoogden dat het niet erg waarschijnlijk was dat Zevenaar midden in het strijdgebied terecht zou komen. In de winter trad de Rijn immers altijd buiten zijn oevers, wat voor de geallieerden een aanval zo goed als onmogelijk zou maken. Bovendien zou het landbouwgebied rond Zevenaar van belang zijn voor de voedselvoorziening in de regio. Het vergde enkele onderbrekingen van het overleg, maar begin van de avond was de evacuatie van Zevenaar definitief van de baan. Dacht men, want de dagen hierna doken toch weer berichten op dat de evacuatie alsnog zou doorgaan. Pas op dinsdag 21 november 1944 kwam het verlossende woord dat de inwoners van Zevenaar niet geëvacueerd hoefden te worden.

Op het Gelders Eiland lag iets verder van de frontlijn maar helemaal ongevaarlijk was het er niet. Op 10 oktober 1944 kwam de 40-jarige Toon Jansen uit Pannerden, die als boerenknecht werkte op ‘De Raaijhof’, rond 16.30 uur om het leven na te zijn getroffen door een granaatscherf. De 34-jarige Arnold Benning, vader van drie jonge kinderen, werd op 4 december 1944 om 15.30 uur in zijn woning aan de Deukerdijk te Pannerden bij het inzetten van een ruit dodelijk getroffen toen een granaat in de nabijheid ontplofte. Bij de steenfabriek op de Kijfwaard werd de 22-jarige Job Groenen op 13 december 1944 getroffen door granaatvuur en zwaargewond met paard en kar overgebracht naar het ziekenhuis te Lobith vervoerd, waar hij in de loop van de avond overleed.

2 - Operatie Veritable en GrenadeHet front kwam pas in februari 1945 weer in beweging. De geallieerden hadden er enorme moeite mee het Duitse militaire verzet langs de Rijn te breken. De noodzakelijke oversteek van de Rijn zou slechts met een groot verlies aan manschappen kunnen worden gerealiseerd. De geallieerde opperbevelhebber Dwight Eisenhower vond dat het relatief vlakke Noord-Europa de beste route naar Duitsland was. Dit betekende dat geallieerde troepen over de gehele breedte langs de gehele Rijn moesten oprukken. Vanaf 8 februari 1945 gingen tegelijkertijd drie militaire campagnes van start. Via de Operatie Lumberjack (8 februari – 25 maart 1945) werd als voortzetting van het afgeslagen Ardennenoffensief door het Amerikaanse 1e leger doorgestoken naar de Rijn, die op 7 maart bij Remagen kon worden overgestoken. Hierna kon worden doorgegaan met de bevrijding van steden als Keulen. Iets noordelijker, langs de lijn Duren-Venlo, vond Operatie Grenade (8 februari – 10 maart 1945) plaats om het gebied tussen de Roer en de Rijn te bevrijden. Het Duitse leger onder leiding van veldmaarschalk Gerd von Rundstedt werd van de linker Rijnoever verdreven en er werden 290.000 Duitse soldaten krijgsgevangen genomen. Voor de Liemers was Operatie Veritable (8 februar-11 maart 1945) het belangrijkst. De strijd van de Britse 21e Legergroep werd voor het grootste deel uitgevochten in het Reichswald, het bos in de grensstreek ten oosten van Nijmegen. De gevechten staan dan ook vooral bekend als de Slag om het Reichswald. Bij aanvang van de operatie was de grond hier door de dooi ongeschikt geworden voor voertuigen. De Canadezen wisten na heftige strijd het Reichswald in te nemen. Zuidelijker aan het front bliezen de Duitsers direct na aanvang van de gevechten de stuwdammen op in de Roer en de Urft. De Roer trad daardoor stroomafwaarts ongeveer twee weken lang buiten zijn oevers en was hier en daar ongeveer twee kilometer breed. De geallieerden konden hier pas oprukken toen het water weer was gedaald. Daarna kon men heel snel oprukken. De Duitse terugtocht over de Rijn werd afgesloten met het opblazen van de spoorbrug over de Rijn bij Wesel. Dat was tot dan de langste Rijnbrug met een lengte van 1.950 meter over 107 pijlers waarvan er drie in het water stonden. Er zijn in het landschap nog steeds overblijfselen van de brug te zien. Ongeveer twee kilometer van de stenen brug staat nog fier overeind. Op 11 maart 1945 was de zuidelijke en/of westelijke oever van de Waal en Rijn helemaal door de geallieerden bevrijd. De geallieerden verloren bij de slag 23.000 manschappen, de Duitsers hadden 38.000 doden en gewonden en er werden 52.000 Duitsers krijgsgevangen gemaakt.

Het Gelders Eiland was nog steeds in Duitse handen, maar aan de overkant van de Rijn lagen de geallieerden legers. Operatie Veritable had wel tot gevolg gehad dat ook de bewoners van het Gelders Eiland moesten evacueren. Vanaf 10 februari 1945 moesten de inwoners van Aerdt, Herwen, Lobith, Pannerden, Spijk en Tolkamer evacueren naar het noordelijke deel van de Liemers en Achterhoek. Veel van hen vonden op eigen initiatief onderdak in de omgeving van Wehl en Didam. Er waren er echter ook heel wat die uitweken naar Overijssel, Groningen en Friesland. Pas nadat de Canadezen het gebied op 2 april hadden ‘bevrijd’ konden de inwoners terugkeren naar hun vaak vernielde of geplunderde huizen. De meesten kwamen echter pas twee weken later weer terug naar hun woonplaats.

2 - vluchtelingen uit LobithOp nevenstaande foto trekken Lobithse vluchtelingen door de Smallestraat in Nieuw-Dijk. De families Van Burck en Naterop waren buren en deelden ’s -nachts een kelder omdat de geallieerden vanuit Kleef en Nijmegen op de Duitse stellingen Hun voettocht ging van Tolkamer naar Herwen, waar ze een paar dagen bleven bij de familie Wijnker die een boerderij hadden naast de kerk in Herwen. De evacuées hoopten daar te kunnen blijven, maar moesten van de bezetter vertrekken. Van de familie Wijnker kregen ze een bok en een kar om hun spullen makkelijker te kunnen vervoeren. Na de oorlog schonk de familie Naterop een hanger aan Alida Wijnker-Kraakman als dank voor het onderdak en het gebruik mogen maken van de bokkenkar. De hanger is gemaakt van vliegtuigglas, in een vliegtuigvorm. Daarin zitten twee zilveren dubbeltjes met de afbeelding van Koningin Wilhelm2 - Hanger museum Liemersina. Aan de bovenkant zijn drie horizontale lijntjes aangebracht in de kleuren rood, wit en blauw. Het sieraad, die zich in het Liemers Museum bevindt, werd gemaakt op Scheepswerf De Hoop. Tijdens hun verdere tocht van Herwen via Nieuw-Dijk naar Doetinchem was het erg koud en lag overal ijs. Uiteindelijk kwamen beide families terecht bij een gezinnen in Westendorp, in de omgeving van Varsseveld. De familie Van Burck verbleef daar bij de familie Lettink. Op de foto staan van links naar rechts de tienjarige Ria van Burck, haar broertje John en daarachter haar moeder en vader (de man met de hoed achter de kar). De bok wordt geleid door Theo Naterop, verscholen achter de kar Jan Naterop en rechts Harrie Naterop, tussen de ouders.

Tot 23 maart 1945 bleef de patstelling langs de Rijn bestaan. Met de geallieerde Operatie Plunder werd in de nacht van 23 op 24 maart de Rijn overgestoken. De Canadezen hadden de taak gekregen Nederland te bevrijden, dus ook de Liemers. Daarbij moest eerst een oversteek over de IJssel worden verwezenlijkt. Het tweede del van de opdracht bestond uit de bevrijding van achtereenvolgens de steden Zutphen, Deventer, Apeldoorn en Arnhem, waarna als slotopdracht bij Arnhem de Rijn moest worden overgestoken om de rest van het gebied te bevrijden. Op 25 maart 1945 volgde na zware bombardementen de bevrijding van de buitenlandse dwangarbeiders in Kamp Rees op de oostoever van de Rijn. Daarna kun worden opgerukt naar Nederlands grondgebied. Op 28 maart kon de grensplaats Megchelen als eerste Nederlandse plaats ten noorden van de Rijn worden bevrijd. Op 30 maart volgden Aalten, Gendringen en Varsseveld en op 31 maart 1945 werden Dinxperlo, Groenlo en Winterswijk bevrijd. Nadat eerst enkele bruggenhoofden waren gevestigd konden de Canadezen op 28 maart 1945 oprukken naar Emmerich, dat na de gigantische bombardementen van de RAF op 7 oktober 1944 al was veranderd in een spookstad. Omstreeks 91% van de stad was een ruïne, bijna alle inwoners waren weggetrokken. In de maanden daarna werd de stad nogmaals herhaaldelijk vanuit de lucht bestookt, zodat de Canadezen in maart 1945 zich een weg moesten banen over enorme puinhopen, waarin de Duitsers zich heftig bleven verzetten. Pas na drie dagen grootschalige inzet van tanks en vlammenwerpers werd de stad ingenomen. Die trokken daarna onmiddellijk door naar de Eltenberg, waar de Duitsers zich hadden verschanst. Vanaf deze ‘berg’ konden ze het hele gebied overzien. Voor de Canadezen de Eltenberg probeerden te veroveren, was de berg al met vier miljoen granaten beschoten. Het was hierna nog slechts een kale bergkam over die niet meer echt goed verdedigbaar was. Op 31 maart 1945 vielen de Canadese troepen van twee kanten aan en konden de berg tamelijk moeiteloos innemen.

Dit item was geplaatst door Muis.