DE BEVRIJDING VAN DE LIEMERS – 3
Nu het Duitse grensgebied was veroverd, kon de Liemers worden ingetrokken. In de Paasnacht van 31 maart op 1 april 1945 werd langs de grens nog zwaar gevochten, maar op Paasmorgen kwamen de eerste bevrijders ‘s Heerenberg binnen. Vanaf februari 1945 had de stad vanuit de Duffelward onder geallieerd artillerievuur gelegen. Eerst schoten ze alleen ’s nachts, maar de laatste twee weken moesten dag en nacht in de kelders worden doorgebracht. Dat waren de kelders van het klooster van de Witte Paters en van Huis Bergh. Slechts als het even rustig was, kon men even naar buiten om de schade in de stad op te nemen. Niet altijd besefte men hoeveel risico’s dat met zich meebracht. Zo ging men soms een boer helpen met het inzaaien van haver, terwijl op 150 meter afstand Engelse splintergranaten, zgn. Shrapnells, ontploften. De boer had nog naïef opgemerkt: ‘Ze schieten heus niet op ons!’ Ergens in de stad was een provisorische bunker gemaakt die weliswaar granaatsplinters kon tegenhouden, maar niemand zou een voltreffer hebben overleefd. Dat kon men goed zien, toen enkele dagen voor de bevrijding enkele Duitse soldaten een metalen pijp in een grote struik hadden gestoken en daarna hard wegrenden. Ze wisten dat de Engelse verkenningsvliegtuigen de metalen pijp onmiddellijk zouden opmerken en zouden aanzien voor de loop van een Duits kanon. Dat klopte en binnen enkele minuten volgde vanachter de Rijn een voltreffer op de struik. De Paasnacht van 31 maart op 1 april gold als de verschrikkelijkste beschieting die men had meegemaakt, maar op Paasmorgen rolden de Canadese tanks ‘s-Heerenberg binnen. Dezelfde dag werden ook Azewijn, Terborg en Stokkum bevrijd. Bij hun aftocht uit Azewijn stapelde een Sprengkommando stro in de kerk en zette het gebouw in de brand. De Duitsers trokken zich nu steeds verder terug naar het noorden. Op 1 en 2 april werden ook Doetinchem, Ruurlo, Vorden, Hengelo, Eibergen, Enschede en andere plaatsen in Gelderland en Overijssel bevrijd. Op 13 april 1945 was met uitzondering van de provincie Friesland en delen van Gelderland bijna geheel Oost-Nederland bevrijd.
Na de bevrijding van ’s-Heerenberg ging de route ook naar het westen, naar de Liemers. De Duitse tankversperringen en loopgraven zorgden niet echt voor oponthoud, maar er was wel fel Duits verzet vanuit het beboste gebied. Eerst trok het bevrijdingsleger op naar het dorp Wehl, waar bij de spoorlijn Winterswijk-Arnhem op flinke tegenstand stuitte. Na enkele uren strijd kwam het dorp en dit deel van de spoorlijn op 2 april 1945 in Canadese handen. Zij rukten nu verder op naar het westen. In de vroege ochtend van 3 april 1945 namen Canadese militairen Didam in, na nog een korte felle strijd te hebben gevoerd met de laatst overgebleven Duitse soldaten. Met name langs de spoorlijn in Loil en Nieuw-Dijk werd in de uren voor de bevrijding nog flink gevochten. De spoorlijn was de laatste maanden van de oorlog al frontlijn en werd regelmatig door de geallieerden gebombardeerd. Bij de bevrijding van Didam sneuvelden verschillende militairen, maar er waren ook burgerslachtoffers. Bovendien werden diverse boerderijen, schuren en huizen in brand geschoten. In de vroege morgen van 3 april 1945 werden de laatste Duitse verzetshaarden opgeruimd, trokken de Canadezen Didam in en konden de Didammers hun kelders en schuilplaatsen verlaten. Er werd gedanst en gezongen, de Canadezen deelden koeken, chocolade en sigaretten uit en zij werden getrakteerd op eieren. Via Loil en Nieuw-Dijk konden de Canadezen nu oprukken richting Zevenaar.
Op 3 april 1945 werd ook Zevenaar bevrijd. Nadat in november 1944 een evacuatie van de stad was voorkomen, werd in februari 1945 nogmaals een evacuatiebevel afgegeven door de Duitsers. Opnieuw kon locoburgemeester Borst voorkomen dat dit tot uitvoering kwam, maar niet voor de bewoners van Babberich, Oud-Zevenaar en Ooy. Zij moesten 12 februari 1945 alsnog ontruimen. Toen het granaatvuur rondom het ziekenhuis te hevig werd en de kapel een voltreffer te verduren kreeg, werd besloten de meeste zieken, die al een tijdje in de kelders waren ondergebracht, te laten evacueren. Zij vertrokken 14 februari naar Harreveld, terwijl de bejaarden van de Pelgromstichting gingen diezelfde dag naar Silvolde werden overgebracht. Toen de geallieerden in de nacht van 2 op 3 april 1945 Zevenaar naderden, besloten de Duitsers alle gebouwen rond het kruispunt Grietsestraat-Arnhemseweg in het centrum van de stad op te blazen. Voor de Duitsers was het kruispunt belangrijk op de doorgangsroute naar het noorden. Het zou hen een beetje extra tijd geven om zich terug te trekken. Bij de explosie kwamen verschillende burgers om het leven. Zevenaar had vanwege het oorlogsgeweld 62 totaal verwoeste panden, 161 zwaar beschadigde panden en ongeveer 900 licht beschadigde panden, plus enkele honderden doden. Het monument ‘De Vier Tamboers’ op de Markt herdenkt deze periode.
Vanuit Zevenaar werd de opmars richting de IJssel voortgezet, maar niet via Westervoort, maar via Giesbeek en Angerlo. De geallieerde bevelvoerders vonden het belangrijk dat alvorens de oversteek bij Arnhem zou worden gemaakt, dat Zutphen werd ingenomen om zo de linkerflank af te dekken. Westervoort werd op 3 april 1945 weliswaar bevrijd, maar dat was een uitvloeisel van Operatie Destroyer (2 april – 4 april 1945). Na beëindiging van Operatie Market was er een groot niemandsland tussen het bevrijde Nijmegen op de zuidoever van de Waal en het bezette ten noorden van de Rijn. De geallieerden noemden het ‘The Island’ en Operatie Destroyer was erop gericht het gebied in te nemen. Binnen twee dagen hadden de geallieerden plaatsen als Doornenburg, Angeren, Het Zand en Huissen aan de westelijke oever van het Pannerdensch Kanaal ingenomen. Op 3 april trok een Britse divisie het Pannerdensch Kanaal over, bezette de Huissensche Waarden en Rijkerswoerd en bevrijdde in de late namiddag Elden, Malburgen en Kronenburg. Kort daarna werd ook Westervoort zonder enige Duitse tegenstand ingenomen. Intussen waren de Britten overgestoken overgestoken en maakten rond 17.00 uur bij Herwen contact met de Canadezen. Pannerden was twee uur later vrij. Vanuit Pannerden werden vervolgens Lobith, Tolkamer, Aerdt en Spijk bevrijd. Allemaal lege dorpen, geeft feestelijke bevrijding voor de inwoners en een warm onthaal voor de geallieerden troepen. Met het zuiveren van de dam tussen Elden en De Praets in de nacht van 4 op 5 april waren de laatste Duitsers van ‘The Island’ verdreven en was Operatie Destroyer beëindigd. De geallieerden hadden amper verliezen geleden. Vanaf 5 april hergroepeerde de geallieerde troepen zich als voorbereiding op Operatie Anger (12 april – 16 april 1945) om Arnhem te bevrijden. Na de inname van Arnhem op 14 april kon de verdere opmars naar het noorden beginnen.

Zevenaar, Tuindorp-Tolkamer en Tolkamer in mei 1945
