OORLOGSMONUMENT ONSTWEDDE 11

02 - Onstwedde monumentHet oorlogsmonument in de Hardingestraat in Onstwedde (gemeente Stadskanaal) bestaat uit een hardstenen tegel en een natuurstenen gedenksteen in een omlijstingsplateau van veldkeien. Op de tegel is in reliëf een kruisteken aangebracht. Het monument is 1 meter 40 hoog, 1 meter breed en 14 centimeter diep. Naast het gedenkteken is een kunststof gedenkplaat geplaatst in een frame van metaal. De tekst op de gedenksteen luidt: ‘‘Nooit meer 1940 – 1945’ en de tekst op de tegel ‘Misschien is er hoop’, met ook de Hebreeuwse vertaling van deze tekst. Met het monument worden de 24 inwoners herdacht die tijdens de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen om het leven kwamen, plus de twee Britse piloten die in de directe omgeving van het dorp neerstortten.

21
22 mei 1945 – Roelf Nomden

Roelf Nomden (Wedde, 16 mei 1924-Onstwedde, 22 mei 1945) werd geboren in het dorp Wedde, dat tot 1968 een zelfstandige gemeente was waarvan naast het hoofddorp ook de dorpen, buurtschappen en gehuchten Blijham, Hoornderveen, Hoorn, Lutjeloo, Morige, Tjabbesstreek, Wedderheide, Weddermarke en Wedderveer deel van uitmaakte. In 1968 werden Wedde en Hebrecht toegevoegd aan de gemeente Vlagtwedde, dat in 2018 met de gemeente Bellingwedde fuseerde tot de nieuwe gemeente Westerwolde. Wedde ligt maar een paar kilometer verwijderd van Onstwedde, maar beide dorpen hebben nooit tot dezelfde gemeente gehoord. Roelf was de zoon van de landbouwer Berend Nomden (Wedde, 27 mei 1899-Onstwedde, 21 maart 1961), die op 26 februari 1921 in Wedde trouwde met Engelina Vos (Onstwedde, 15 oktober 1899-Onstwedde, 28 februari 1996). Het echtpaar had twee kinderen.

In mei 1943 kondigde de Duitsers voor bezet Nederland de algemene Arbeitseinsatz af. Overal worden de volgende plakkaten met de bevel verspreid:
Op bevel van de Duitsche Weermacht worden volgens de Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, No. 42/1941, betreffende de verplichting tot het verrichten van diensten en betreffende de beperking ten aanzien van het veranderen van betrekking en in overeenstemming met de Verordening No. 48/1942 alle mannen in den leeftijd van 17 tot 40 jaar (jaargangen 1905-1928) voor den arbeidsinzet opgeroepen.
Hiervoor moeten ALLE mannen van dezen leeftijd onmiddellijk na ontvangst van dit bevel met de voorgeschreven uitrusting op straat gaan staan. Alle andere inwoners, ook vrouwen en kinderen, moeten in de huizen blijven totdat de actie ten einde is. De huisdeuren moeten geopend blijven. De mannen van de genoemde jaargangen, die bij een huiszoeking nog in huis worden aangetroffen, worden gestraft, waarbij hun particulier eigendom zal worden aangesproken.
B21 - Roelf Nomden 2ewijzen van vrijstelling van burgerlijke of militaire instanties moeten ter controle worden meegebracht. Ook zij, die in het bezit zijn van zulke bewijzen, zijn verplicht zich op straat te begeven.
Er moeten worden meegebracht: warme kleding, stevige schoenen, dekens, bescherming tegen regen, eetgerei, mes, vork, lepel, drinkbeker en boterhammen voor één dag.
De dagelijksche vergoeding bestaat uit goeden kost, rokartikelen en loon volgens het geldende tarief. Voor de achterblijvende familieleden zal worden gezorgd.
Het is aan alle bewoners der gemeente verboden hun woonplaats te verlaten. Op hen, die pogen te ontvluchten of weerstand bieden, zal worden geschoten.

Voorheen konden incidenteel al groepen mensen worden opgepakt, maar nu kregen alle jongemannen tussen de achttien tot vijfendertig jaar een oproep met de verplichting zich voor de Arbeidsinzet te melden. De resultaten vielen de Duitsers tegen. In plaats van de verwachte 170.000 personen bij de eerste oproepen, waren slechts 54.000 arbeidskrachten gevonden die naar Duitsland konden worden gestuurd. Veel mannen hadden met succes een vrijstelling geritseld via een keuringsarts of iemand met wat politieke invloed. Anderen probeerden via de onderduik aan de verplichte tewerkstelling te ontsnappen. In de loop van 1944 werd de ‘totale arbeidsinzet’ afgekondigd en werden de leeftijdsgrenzen verruimd. Alle mannen van 16 tot 40 jaar konden nu worden opgepakt. Om voldoende mensen voor de Arbeitseinsatz te krijgen, werden ook razzia’s gehouden. Mensen werden opgepakt en naar Duitsland overgebracht. Bij een razzia op 10 november 1944 in Rotterdam werden op die manier in één keer maar liefst 50.000 Rotterdamse mannen opgepakt, in stadion De Kuip verzameld en  in Duitsland aan het werk gezet. Gedurende de oorlog werden ongeveer 500.000 Nederlandse mannen voor deze dwangarbeid naar Duitsland gebracht, wat overigens maar een derde was van het aantal dat de nazi’s oorspronkelijk in gedachten hadden.

De ‘militaire lichting 1923-24’ werd in mei 1943 vrijwel in z’n geheel opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Uit Onstwedde en omgeving kregen maar liefst 73 personen een oproep, met de bijhorende bedreigingen. Dus gingen de meeste jonge mannen, zonder te weten waar ze naartoe zouden worden gestuurd en hoelang het allemaal zou duren. In september 1944 werd een grote groep mannen uit de gemeente Onstwedde gearresteerd, die toen ook Stadskanaal omvatte. Ze kwamen terecht op Helgoland, een rotseiland in de noordelijke Noordzee. Daar moesten ze als dwangarbeider heel zwaar werk doen bij het verstevigen van bunkers. Ze zaten met te veel mannen in de kleine en smerige barakken, het was onvoldoende en van slechte kwaliteit. Ook werkten dwangarbeiders vaak op plekken die door de geallieerden werden gebombardeerd.

Een van degenen die in die periode een oproep kreeg was Roelf Nomden, een opgewekte vent uit de Holte, een buurtschap net iets ten noorden van Onstwedde. Hij kwam terecht op een veebedrijf in het Weserbergland terecht, in de omgeving van Kassel. Ruim vierhonderd kilometer van huis. Hoewel het werken op dit bedrijf in een landelijke omgeving niet al te veel afweek van zijn werkzaamheden in Holte, had hij het er erg moeilijk. Het kan zijn dat heimwee hem stevig parten speelde, ook kan het gedwongen karakter van het werk voor de bezetter hem hebben tegengestaan, de werkomstandigheden, het voedsel en de beloning kunnen niet naar verwachting zijn geweest of het had het misschien erg slecht getroffen met de boer waar hij in dienst kwam. Die boer-baas vond in elk geval dat hij onvoldoende zijn best deed en regelde dat Roelf voor straf zes weken naar een kamp van het Duitse leger werd gestuurd. Daar zouden ze hem wat meer discipline bijbrengen, volgens die boer-baas. Chris Louwdijk, een vriend en leeftijdgenoot uit Wede, die op dezelfde plaats tewerk was gesteld verklaarde later dat Roelf helemaal niet opgewassen was tegen de hele situatie. ‘Tijdens de hele periode van tewerkstelling wilde Roelf wel kruipend terug naar huis. Maar dat gold voor mijzelf eerlijk gezegd ook.’

Toen zijn strafperiode erop zat en hij teruggestuurd werd, hoorde Roelf dat men op het grote veebedrijf van de baron, waar z’n vriend Chris Louwdijk tewerkgesteld was, meer personeel nodig had. Zijn oude boer-baas verleende daarvoor alle medewerking. Blijkbaar had hij er weinig vertrouwen in dat zijn jonge dwangarbeider nu wel naar zijn tevredenheid zou werken. Roelof en Chris kwamen vanaf dat moment samen te werken bij dat andere veebedrijf. Het moet voor de wat labiele Roelf steun hebben gegeven in die moeilijke periode.

Eind 1944 ging het echter ook lichamelijk slecht met Roelf. Hij werd door de lokale huisarts medisch afgekeurd en kreeg het bericht dat hij terug naar huis kon. Hij besefte echter maar amper hoe ernstig ziek hij eigenlijk was. ‘Als ik eerst maar ’s weer op de Holte ben, dan kan ik alles weer. Let maar ’s op!’, meende hij. Hij had echter de pech dat vanwege de voortdurende geallieerde bombardementen alle treinverkeer een tijdlang onmogelijk is. Pas in januari 1945 kan hij op de trein stappen. Zijn familie, vrienden en kennissen in Holte verwelkomen hem bij thuiskomst, blij dat hij de rustperiode in Duitsland heeft doorstaan. Iedereen denkt dat zijn zwakke lichamelijke toestand van tijdelijke aard zal zijn. Als hij weer een tijdje het goede eten uit de gezonde Holter pot zou hebben geproefd, zou hij weer snel de oude zijn. Roelf had echter een acute vorm van longkanker opgelopen, waarvan genezing onmogelijk bleek te zijn. Op zijn 21e verjaardag lag hij geheel uitgeput op bed en wist weinig meer uit te brengen dan dat hij het niet langer kon volhouden. Zes dagen later stierf hij. Hij werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Onstwedde (vak/rij/nummer BR II3), met op zijn grafzerk de woorden ‘dat hij de ontberingen in de jaren 1943-1945 in vijandig land niet meer te boven kwam.’ Zijn vriend Chris Louwdijk kon geen afscheid van hen nemen, want hij kwam pas een maand later, gezond en wel, terug uit Duitsland.

21 - Roelf Nomden 1 21 - Roelf Noemden 3

Dit item was geplaatst door Muis.