OORLOGSMONUMENT ONSTWEDDE 13
Het oorlogsmonument in de Hardingestraat in Onstwedde (gemeente Stadskanaal) bestaat uit een hardstenen tegel en een natuurstenen gedenksteen in een omlijstingsplateau van veldkeien. Op de tegel is in reliëf een kruisteken aangebracht. Het monument is 1 meter 40 hoog, 1 meter breed en 14 centimeter diep. Naast het gedenkteken is een kunststof gedenkplaat geplaatst in een frame van metaal. De tekst op de gedenksteen luidt: ‘‘Nooit meer 1940 – 1945’ en de tekst op de tegel ‘Misschien is er hoop’, met ook de Hebreeuwse vertaling van deze tekst. Met het monument worden de 24 inwoners herdacht die tijdens de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen om het leven kwamen, plus de twee Britse piloten die in de directe omgeving van het dorp neerstortten.
23
16 augustus 1945 – Jan Lukens
Jan Lukens (Onstwedde, 5 januari 1921-Onstwedde 16 augustus 1945) was de zoon van Albert Lukens (1892-1964) en Geessien Luttjeboer (1896-1991), die op 23 augustus 1913 in Onstwedde trouwde en in totaal maar liefst vijftien kinderen kregen. Vier daarvan stierven al voor hun eerste levensjaar. Vooral op de naam Hillechien leek geen zegen te rusten, want in 1914, 1915 en 1919 werden dochters geboren die deze naam kregen en nog hetzelfde jaar overleden. Jan was de derde zoon en woonde nog bij zijn ouders in de buurtschap Tange, tussen de dorpen Onstwedde en Alteveer. Hij ging al op zeer jonge leeftijd werken in de sigarenfabriek Albatros, die vanaf 1920 in het centrum van Nieuwe Pekela stond en aan honderden mensen werk verschafte. De sigaren die er werden geproduceerd werden tot ver over de landsgrenzen verkocht. Na de oorlog werd de naam gewijzigd in Champ Clark en werd het handwerk steeds meer vervangen door machinale vervaardiging. Het kon de eerst zo welvarende fabriek echter niet redden. In 1970 sloot het bedrijf haar deuren. In de periode dat Jan Lukens er werkte was de sfeer in het bedrijf zeer gemoedelijk. Er was weinig afstand tussen directie en personeel; ook de directeuren en hun kinderen sprongen in tijd van grote drukte bij. Er was dan ook weinig verloop in het personeelsbestand. Het is dus niet verwonderlijk dat ook Jan Lukens het uitstekend naar zijn zin had in het bedrijf. Hij werd op het bedrijf en privé zeer gewaardeerd om zijn fijne karakter: aardig tegen iedereen, altijd bereid een ander te helpen.
Jan had verder een geweldig zangtalent. Of de mensen hem nu thuis hoorden zingen, of aanhoorden als hij tussen de sigarenmakers een lied aanhief, of in de kerk hoorden zingen … als Jan zong was het ineens til en luisterde iedereen naar het aparte en wonderschone stemgeluid van Jan Lukens uit Tange. Jan had verder nog een goede reden tot vrolijk zingen, want hij was verloofd met Marie Sijpkens. Hij wilde met haar trouwen zodra de verdomde oorlog afgelopen zou zijn.
In 1943 diende ook Jan Lukens zich voor de verplichte Arbeitseinsatz te melden. Hij kwam niet al te ver van thuis terecht, in Bremen. Hij had het geluk dat ook zijn goede vriend Jan Harkema, die in Tange tegenover de familie Lukens woonde, op hetzelfde adres werd ingedeeld. Samen zouden ze beter bestand moeten zijn tegen het harde dwangarbeidersbestaan, met veel hard werken, slechte leefomstandigheden e
n karige verdiensten. In Bremen bleek dat Jan niet alleen goed was in het maken van sigaren en in zingen, maar dat hij ook handig was en snel allerlei problemen op een praktische manieren wist op te lossen. Jan repareert vliegensvlug kapotte kleren, doet de was en pakt allerlei andere karweitjes op.
Op een dag was Jan net bezig met het doen van de was en zong daarbij een van zijn favoriete christelijke liederen, toen de groenteboer van het kampement toevallig langskwam. Hij bleef vol bewondering staan luisteren en vroeg zich af hoe het mogelijk was dat iemand in deze erbarmelijke omstandigheden nog steeds zo mooi kon blijven zingen. Hij liet Jan direct weten dat hij in het vervolg zijn groenten maar ‘achterom’ moest halen, zodat hij de ellenlange rij aan de voordeur kon omzeilen. Bovendien was hij er dan van verzekerd zijn portie groenten te krijgen. Deze voorkeursbehandeling bij de lokale groenteboer en zijn positieve instelling kunnen echter niet verhinderen dat het met de gezondheid van Jan zienderogen achteruitgaat. Zelfs de pakketten met goed voedsel die zijn verloofde en familie regelmatig naar Bremen sturen, als die al niet worden onderschept en/of achtergehouden, kunnen dat niet verhinderen. Hij had tuberculose opgelopen, een ziekte die voor de Tweede Wereldoorlog nauwelijks behandelbaar was en dus fataal afliep. Zeker bij mensen met een geringe weerstand kon de ziekte snel verlopen. Voor Jan Lukens, die inmiddels al zo’n anderhalf jaar als dwangarbeiders werkzaam was, was dat zeker van toepassing.
Een Poolse dokter beoordeeld begin 1945 zijn gezondheidstoestand en keurde jan af voor het zware werk. Jan mocht naar huis vertrekken. De dolgelukkige Jan schenkt de arts als dankbetuiging zijn vulpen. Nog dezelfde dag van zijn afkeuring (30 januari 1945) vertrok Jan met de trein naar Winschoten. Voor een aantal andere dwangarbeiders uit de omgeving van Onstwedde, die een gezin hebben en nu zonder kostwinner zitten, neemt Jan enveloppen met gespaard geld mee. Hij beloofde die enveloppen bij die gezinnen af te leveren. De treinreis verliep echter niet ononderbroken. Constant waren er aanvallen van Engelse vliegtuigen die elke trein die ze in het vizier kregen bestookten. Jan besloot de verdere reis maar met de ‘benenwagen’’ te gaan doen. De eerste nacht werd de doodmoeë en slapende Jan echter al van een paar enveloppen bestolen. Hij hield er nog maar drie over. Toen hij halverwege de maand februari eindelijk in Winschoten aankwam, kon hij met de vrouw van een van die collega’s in Bremen de overgebleven enveloppen afgeven. Hij kreeg van die vrouw ook nog een fiets mee om sneller in Alteveer te geraken bij zijn verloofde. De familie Sijpkens schrok zich wezenloos toen hij plotseling aankwam. Direct werd Marie en de familie Lukens in Tange meegedeeld dat ‘de verloren zoon’ onverwachts is teruggekeerd.
Door zijn steeds zwakker wordende gezondheid bleef Jan steeds meer thuis. Hij was zo weinig onder de mensen dat de meesten amper wisten dat hij niet langer in Duitsland was. Omdat de familie in de hectiek ook was vergeten officieel mee te delen dat hij weer in Onstwedde woonachtig was, kon het gebeuren dat toen zijn zus Tillie kort na zijn thuiskomst in ondertrouw ging, op het gemeentehuis de vraag kreeg of ze geen formulier wilde invullen om bij de bezetter aan te vragen dat broer Jan bij het huwelijk aanwezig zou kunnen zijn. Niet alleen op het gemeentehuis waren ze onwetend van zijn aanwezigheid binnen de gemeente. Op een zondagmorgen zat Jan tijdens de kerkdienst in Alteveer weer als vanouds boven bij organist Muntinga. Bij het verlaten van de kerk hoorden de kerkgangers ineens vanaf de ‘örgelbeune’ dat een psalm werd gezongen. Helder, zuiver en vol emotie. Ze herkende de mooie stem van Jan Lukens, maar vroegen zich vertwijfelt af dat die toch in Duitsland.
Het was de laatste keer dat Jan in de kerk in Alteveer zong. Op 12 april 1945, op de dag van de bevrijding lag een doodzieke Jan thuis in z’n zuurstoftentje buiten op het grasveld. Hij was niks aangesterkt, integendeel. Tot overmaat van ramp werd voor de deur van de Lukens een heftige strijd uitgevochten tussen geallieerde Poolse bevrijders en een groep achtergebleven Duitsers. Jan kon net op tijd door familieleden van het veldje worden weggehaald. Iets later was zijn tentje doorzeefd met kogels.
Het betekent slechts uitstel. Op 16 augustus 1945 stierf Jan op slechts 24-jarige leeftijd aan de gevolgen van de tuberculose die hij in Bremen had opgelopen. Jan Lukens rust op de Algemene Begraafplaats in Onstwedde.

