DE DYNAMIETRAMP BIJ GRIETHAUSEN, deel 2

Kruitschepen omstreeks 1890-2De Telegraaf, 26 maart 1895: ‘De dynamiet-ontploffing. Bij de schade, die door de dynamiet-ontploffing bij Lobith is teweeggebracht, doet zich de vraag voor, wie verplicht zal zijn het door verschillende bewoners geleden nadeel te vergoeden. De te Lobith en bij den Rijn wonende Hollanders zullen, naar men verneemt, de tusschenkomst der Nederlandsche regeering inroepen, om de geleden schade te herstellen. De Clever Volksfreund twijfelt niet of de schade die eenige Nederlanders door de ramp hebben geleden, zal door de Pruisische regeering geheel worden vergoed.’

Nieuwsblad van het Noorden, 26 maart 1895: ‘Dynamiet-ontploffing bij Lobith. De regerings-president te Dusseldorf heeft de ‘Köln. Ztg’ hert volgende schrijven toegezonden: Tegen het einde van Januari werden zeven kleine met dynamiet geladen schepen op den Rijn nabij de Hollandsche grens door ijsgang overvallen, zoodat zij een veilige ligplaats moesten zoeken in een ouden arm van den Rijn bij Keeken, het zogenaamde Vossegat. Wijl het te duchten was, dat de schepen door de ijsmassa’s beschadigd zouden worden en het dynamiet zoude ontploffen, wat dan, afgezien van andere nadeelige gevolgen, de vernieling van de Rijndijk en daarmede misschien vreeselijke onheilen na zich zouden sleepen, werd het lossen van het dynamiet uit de vaartuigen noodzakelijk geacht. Toen de Rijn weder ijsvrij was, werd van de zijde der autoriteiten de wederinscheping van het dynamiet en het vervoer daarvan toegestaan. Het weer inladen geschiedde onder dezelfde voorzorgsmaatregelen als het lossen, en uitsluitend door daarin ervaren personeel van de fabriek van afzending, en onder bijzonder toezicht van een technisch beambte. Gedurende de inscheping op den 19den dezer maand, te ongeveer 6 uur des avonds, vloog het reeds geheel geladen schip ‘Elizabeth’, met 866 kisten dynamiet van 20 k.k. ieder, in de lucht. Bij deze ramp werden 13 personen gedood en drie gewond. Hoe het ongeluk is ontstaan, is tot hiertoe niet opgehelderd. Het onderzoek wordt voortgezet. De schade aan huizen en bezittingen is wel is waar niet geheel onbeteekenend, maar de hieromtrent verspreide berichten zijn toch sterk overdreven. De meest in de nabijheid van de plaats der ramp, maar nog altijd op een kilometer afstands gelegen gebouwen hebben, als men eenige verbrijzelde ruiten en beschadigingen aan de daken uitzondert, nauwelijks eenige schade bekomen.
De officiële mededeeling wijkt vooral hierin af van sommige andere berichten, dat de inscheping van het dynanmiet zou geschied zijn met inachtneming der noodige vioorzorgsmaatregelen en door personen, vertrouwd met de behandeling van dynamiet.

**
Omtrent de teruggevonden lijken valt nog te melden, dat daarvan slechts zijn herkend 3, n.l. dat van schipper Vermaas, van zijn dochter en van een arbeider.
Namens de burgerij te Lobith is aan den minister van buitenlandsche zaken het volgende telegram verzonden: ‘Schepen, beladen met dynamiet, liggende op Pruisisch grondgebied, hier tegenover verkeeren in desolate toestand: vaartuigen ongedekt, patronen open en bloot. Hedennacht geen wacht daar. Tot nog toe schijnen van Pruisische zijde geene maatregelen getroffen te worden ter voorkoming eener tweede ontploffing. Beleefd doch dringend verzoeken wij Uwe Excellentie langs telegrafischen weg vertoogen maatregelen dienaangaande in te dienen ter bescherming van leven en eigendommen van ons als Nederlandsche grensbewoners’.

dynamietramp 4Vlaardingsche Courant van 27 maart 1895: ‘De Commissaris der koningin in Gelderland heeft de vergunning tot doorvoer van de partij dynamiet van Lobith ingetrokken.’

Vlaardingsche courant van 27 maart 1895: ‘Het ongeval nabij Lobith, dat den ondergang van zoveel menschenlevens en schade aan have en goed teweegbracht, is door dezelfde ladingen dynamiet veroorzaakt waarop wij in no 41 van Zaterdag 2 maart jl. de aandacht van onze Rijnvaart-inspectie vestigden. Onze inziens doet het er niets aan toe, of dit schrikbarend voorval een paar honderd meter aan gene zijde van onze landsgrens is gebeurd. Wij weten niet, hoewel Schuttevaer bij het departement van waterstaat, mitsdien ook bij de inspectie van de Rijnvaart, geen onbekende is, of aan onze waarschuwing aandacht is geschonken. Wij weten niet, of autoriteiten zich tevreden stelden met het bewustzijn, geheel har plicht vervuld te hebben met het dynamiet naast onze deur te doen plaatsen ; of de mogelijkheid is in aanmerking genomen, dat de schippers Hollanders, de schepen het eigendom kunnen zijn van Hollanders en varen onder Nederlandsche vlag. Doch wij vragen ons af: waarom, hetgeen zoo vaak in ernstige overweging is gegeven, den uitvoer van dynamiet over Nederlandsch grondgebied niet geheel te verbieden? Want die doorvoer heeft niet ditmaal den eersten keer plaats moeten hebben, doch reeds lang plaats gehad. Waarom moeten wij onze veiligheid, have en goed ten believe van onze Zuidelijke en Oostelijke buren in bestendig gevaar zien gebracht, waar die transporten met vermijding van ons grondgebied zeer goed over zee plaats kunnen hebben. Dynamiet is zelfs onder inachtneming der meest mogelijke voorzorgsmaatregelen voor de Rijnvaart geen toe te laten artikel. Toevalligheden niet uitgesloten, mist, storm, hoog of laag water, aanvaring, zinken, breken der sleeptros, zelfs de verplichte overlading maken het vervoer langs onze binnenwateren ongeschikt. Kortom, het moest tot den doorvoer geheel niet worden toegelaten. Het was een diep te betreuren tijding, doch elk onze lezers was zoo te zeggen er op voorbereid. (Schuttevaer).

Scheepvaart, 1 april 1895: ‘Volgens bericht uit Kleef, heeft de Ruhrorterduiker, die verscheidene dagen op de plek des onheils een grondig onderzoek heeft ingesteld, naar niet-ontplofte dynamietkisten, het werk opgegeven, nu hij nergens niet ontplofte dynamiet heeft gevonden. De opper-president der Rijn-provincie heeft thans, nu ook het technisch onderzoek van het dynamiet bewezen heeft, dat dit van goede kwaliteit was, toegestaan dat het verwijderen en overladen zou worden. De hier en daar verbreide geruchten over gevaren, die nog voor den omtrek zouden bestaan, zijn dus gelukkig zonder enige grond.’

Limburger koerier, 5 april 1895: ‘De ramp te Lobith. De Commissaris der Koningin in Gelderland heeft op het verzoek van W. F. d’Harvant, expediteur te Lobith, om alsnog vergunning tot invoer van 6.900 kisten dynamiet, afwijzend beschikt.’

De morgenpost, 9 april 1895: ‘De burgemeester der gemeente Gent (Geld.) heeft na en onderhoud met den landraad te kleef voorlopig van daar een bedrag van 100 mark ontvangen, voor de nagelaten betrekkingen van den bij de dynamiet-ontploffing nabij Lobith omgekomen schipper: J. van Meekeren en vrouw en F. Pruijn en H. Bresser, die verwond zijn. Daarbij was de mededeeling gevoegd, dat nader de schade, die de betrekkingen hebben geleden, zal worden onderzocht.

De Telegraaf, 12 april 1895: ‘De dynamiet-ontploffing nabij Lobith. Gisterennamiddag werd uit den Rijn nabij Lobith opgevischt het lichaam van een onbekend manspersoon, dat reeds in staat van ontbinding verkeerde en waarvan het hoofd min of meer geschonden was. Een der schippers, die bij de overlading van het dynamiet tegenwoordig is geweest, meende in den drenkeling een der arbeiders te herkennen, welke bij de ontploffing het leven verloren, nl. Mathias Kuchenberg, broeder van den hoofdvoorwerker.

De Graafschap-bode : nieuws- en advertentieblad voor stad- en ambt-Doetinchem, Hummelo en Keppel, Wehl, Zeddam, 13 april 1895: ‘Uit het onderzoek, door twee duikers ingesteld op de plaats , waar het dynamiet geladen schip ‘Elizabeth’ in de lucht is gevlogen, is gebleken, dat zich geen kisten dynamiet op den bodem der rivier bevinden en dus al het dynamiet is ontploft. In de bedding der rivier is een gat geslagen van verscheidene meters diepte. Het dynamiet te Spijk zal nu spoedig van onze grenzen verdwenen zijn. Voor fl. 300 per reis is aangenomen om het weer naar de fabriek te Opladen terug te voeren.’

dynamietschip 2De West-Indiër : dagblad toegewijd aan de belangen van Nederlandsch Guyana, 14 april 1895: ‘Van de dynamiet-ontploffing waarvan reeds door middel van het telegraafkantoor alhier melding was gemaakt en in dit blad opgenomen, ontleenen wij aan de Telegraaf van 20 Maart 11. het volgende : «De dynamiet-ontploffing had gisterenavond halt zes te Salmort even boven Lobith plaats. Op dit oogenblik valt er omtrent de oorzaak daarvan nog niets met zekerheid te zeggen : alleen weet men dat de gevolgen verschrikkelijk zijn, daar reeds van vele dooden gesproken wordt, terwijl nog telkens hulpkreten uit de brandende schepen worden gehoord. Ongeveer 28 Januari kwamen te Lobith aan zes schepen, te zamen inhoudende 150.000 kilogram dynamiet, bestemd voor Antwerpen om aldaar overgeladen te worden met verdere bestemming naar Australië. Geheel onverwachts viel toen einde Januari de strenge vorst in, waardoor de schepen hier door het ij’s werden opgehouden en eene veilige schuilplaats zochten in het zoogenaamde Vossegat, een kanaaltje dat even beneden Lobith in den Rijn uitloopt. Toen een veertien dagen later de Rijn zich vastzette en met het oog op eventueel gevaar bij het losgaan der rivier werden de schepen gelost en het dynamiet in een daarvoor ingericht magazijn opgeslagen.
Men wachtte op open water om weder met de overlading te beginnen en daar de rivier thans geheel ijsvrij is, werd dan ook eergisteren reeds een aanvang met het werk genomen, dat gisteren geregeld werd voortgezet. Wijl bij die overlading, die hier meermalen voorkomt, steeds de uiterste voorzichtigheid in acht wordt genomen, duchtte dan ook niemand eenig gevaar, totdat ongeveer half zes de bewoners van Tolkamer en Lobith werden opgeschrikt door twee onmiddellijk op elkander volgende zware schokken, die de menschen, welke nog in staat waren te denken, deden uitroepen «. dynamietontploffing” en waarop zich toen een ieder op het ergste voorbereidde.
Gelukkig zijn echter te Lobith zelf geen menschenlevens te betreuren; alleen de materiëele schade is nog al belangrijk: een huis is geheel ingestort, terwijl van enkele huizen de daken zijn weggeslagen en van de meeste de glasruiten gesprongen zijn.
Van de zes schepen is een schip behouden gebleven, terwijl twee geheel verbrand en drie gezonken zijn; de namen der betrokken schippers en schepen zijn : J. van Meekeren, Maria Odelia; P. Vermaas, Vier Gebroeders; H. Gerritsen, De Hoop; Th. Drevers, de Duif; H. Reymer, Elisabeth; en VV. Leenders. Gesina.
Nader seint men ons nog uit Lobith. Dertien personen zijn gedood en vijf gewond. Het schip De Hoop van schipper Gerritsen is geheel verbrand. Onder de gedooden bevinden zich gebroeders Reymer, schipper Vermaas met zoon en dochter, vrouw Van Meekeren met haar knecht, de schippersknecht Gerritsen, benevens vijf Duitsche fabrieksarbeiders. Gewond zijn Van Meekeren, Leenders, vrouw Vermaas en twee fabrieksarbeiders. In den omtrek van Lobith hebben vele huizen ernstig geleden.
Uit Doetichem schrijft men ons nog: Omstreeks zes uur werd alhier een hevige slag vernomen, welke aan een aardbeving deed denken. Ruiten rinkelden, deuren werden opengeworpen en sommige huizen daverden op hunne grondvesten. Ook in den omtrek werd deze slag waargenomen, getuige de telegrammen, welke hier uit Winterswijk, Aalten, Gendringen, enz. aankwamen, om nadere inlichtingen omtrent een ongeluk, dat hier gebeurd zoude zijn. Later bleek, dat te Lobith een dynamietschip in de lucht is gevlogen.
Uit Gendringen schrijft men ons gisteren: Hedenavond om vijf minuten voor half zes ure werd in het geheele dorp Gendringen en de onmiddellijke nabijheid daarvan een vrij „hevige verticale aardschok waargenomen. Vele verschrikte inwoners verlieten ijlings hunne woningen teneinde bij buren en bekedynamietschip 3nden eene verklaring te zoeken voor het in onze streken ongewone verschijnsel. De schok was zoo hevig dat in verschillende woningen voorwerpen van den wand vielen of op de tafels en kasten geplaatst, daarvan neertuimelden, terwijl in woningen voorzien van vensters met scharniersluiting, deze lossprongen en opendraaiden.’

Het Nieuwsblad van het Noorden berichtte op 19 april 1895: ‘Dynamiet-ontploffing te Lobith. Vanwege de Pruisissche regeering moet reeds 10.000 mark voor de nagelaten betrekkingen der verongelukten bij de dynamiet-ontploffing te Salmorth bij Lobith beschikbaar gesteld zijn. Van dit bedrag is 100 mark gezonden aan den burgemeester van Gent (Geld.) en 500 mark aan dien van Millingen.’

De Limburger Koerier berichtte op 20 april 1895: ‘Het dynamiet te Lobith. De partij dynamiet, tijdelijk nog op den wal liggen te Spyk bij Lobith, wordt thans, onder toezicht van Duitsche ambtenaren en politie, ingeladen in een houten vaartuig en teruggevoerd naar Portz-Opladen bij Keulen. De directeur van dynamietfabriek Kirchner en zijn assistent Szalla zijn bij het transport tegenwoordig, de tweede zal met een Duitsch gouvernementsvaartuig het dynamietschip gedurende den tocht vooruitgaan.’

De Telegraaf van 5 juni 1895: ‘De dynamiet-ontploffing bij Lobith. Te Emmerik zijn thans door de dynamietfabriek te Opladen gedeeltelijk uitbetaald de schadevergoedingen voor de vernielingen, veroorzaakt bij de bekende dynamiet-ontploffing bij Spijk. Het regelen van de grootste schadevergoedingen heeft de fabriek zich nog voorbehouden.’

Dit item was geplaatst door Muis.