LEO EN MAX VAN GELDER – 017

De tweeling Leo en Max van Gelder werd op 7 maart 1939 in Amsterdam geboren. Vader Benjamin van Gelder (Groningen, 7 februari 1905 – Sobibor, 21 mei 1943) verdiende de kost als handelsreiziger. In andere dossier staat als beroep ‘venter’, genoemd, wat toch behoorlijk minder chique klinkt. Hij was getrouwd met Sophia Weinberg (Keulen-Calk, 1 mei 1915 – Sobibor, 21 mei 1943). Sophia, haar moeder Szaindel Weinberg (Tyrawa Woloska, 28 maart 1886 – Sobibor, 21 mei 1943) en haar oudere zus Ernestine, roepnaam Erna (Keulen, 6 augustus 1908 – Amsterdam, 28 oktober 1970) vluchtten kort nadat Hitler in Duitsland aan de macht kwam naar Nederland. Ze hadden zich eerst gevestigd in de Langestraat 52 te Tilburg, waar ze vanaf 9 augustus 1933 woonde. Szaindel was de weduwe van Moshe Barasch (Braila, Roemenië, 1888). Haar schoonbroer David Leibu Barasch (Boekarest, 26 september 1888 – Auschwitz, 31 januari 1943), sinds 1931 weduwnaar, vestigde zich met zijn drie dochter Anna Lisa (1913), Sophie (1915) en Rosa (1919) ook in Tilburg. Ook zus Sophie Barasch (Braila, Roemenië, 1 juli 1895 – onbekende plaats en datum van overlijden), moeder Barasch en een nicht Frieda Kappel-Hirsch kwamen in dezelfde periode terecht in Tilburg.

Ergens in 1933-1934 moet Sophia de handelsreiziger Van Gelder hebben ontmoet. Op 4 juli 1935 trad ze met hem in Groningen in het huwelijk. De huwelijksacte vermeldde dat de minderjarige Sophia de niet-erkende dochter was van Szaindel Weinberg, waarvan ook geen beroep, woon- of verblijfplaats bekend was. Het echtpaar moet het wel degelijk hebben geweten dat zij toen in Tilburg woonde, want ze vertrokken direct na de huwelijksvoltrekking naar de Nicolaas Beetsstraat 3 te Tilburg, waar ze 2,5 maand (4 juli 1935 tot 20 september 1935) woonde. Op 20 september 1935 vertrokken ze naar Amsterdam, waar ze zich vestigde in Amstellaan 27-II.  Dar werd op 7 maart 1939 de tweeling Leo en Max van Gelder geboren.

Op 17 december 1935 ging moeder Szaindel Weinberg terug naar Keulen, maar kwam eind weer terug naar Nederland en trok in Amsterdam in bij haar andere dochter Erna die enkele huizen verderop woonde, aan de Amstellaan 11-I. Zus Erna Weinberg was op 17 juni 1936 getrouwd met Jozef van Witsen (Bussum, 10 november 1901 – Auschwitz, 31 oktober 1944), die in Amsterdam een winkel in muziekinstrumenten had. Op 23 maart 1937 werd hun dochter Johanna geboren, enkele maanden later verhuisden men naar Amstellaan 11-I. Het gezin Van Witsen werd pas laat in de oorlog geconfronteerd met de deportaties. Jozef van Witsen overleed op 31 oktober 1944 in Auschwitz. Dochter Johanna zat, met hulp van het Rode Kruis, ondergedoken bij een kinderloos echtpaar in Berkel Rodenrijs, waar ze de oorlog overleefde. Erna van Witsen-Weinberg overleefde het concentratiekamp Bergen-Belsen en keerde in juni 1945 terug naar Amsterdam. Een foto van haar terugkeer werd later gebruikt in enkele boeken, onder meer als boekomslag bij Terugkeer van Marga Minco. Ze overleed op 28 oktober 1970 in Amsterdam.

Het echtpaar Benjamin en Sophia van Gelder-Weinberg werd in de loop van 1943 gearresteerd en overgebracht naar Westerbork. De precieze datum wanneer ze daar aankwamen is niet te achterhalen. Op dinsdag 18 mei 1943 maakten zij onderdeel uit van transport 64 van 2.511 gedeporteerden (waaronder 620 kinderen) die in 48 wagons naar Sobibor werden vervoerd. Ze werden direct na aankomst op 21 mei 1943 vermoord. Moeder Szaindel Weinberg zat in hetzelfde transport.

Bij het gezin Van Gelder woonde de kopman Isaäc Walvisch (Amsterdam, 21 september 1888 – Auschwitz, 14 september 1942), waarschijnlijk een collega van Benjamin die een woning nodig had of onderduik zocht. Walvisch kwam voor de oorlog al voor op lijsten die de Nederlandse zedenpolitie bijhield van mannen die verdacht werden van homoseksualiteit. Op basis van deze lijst werden tijdens de oorlog enkele joodse mannen opgepakt en uitgeleverd aan de Sicherheitsdienst. Walvisch werd op 28 augustus 1942 gearresteerd. Bij de arrestatie werd opgetekend dat hij ‘tegennatuurlijke ontucht hadden bedreven met Arische jongens en nog steeds openbare toiletten bezochten om hen te verleiden’. Hij werd direct op transport gezet naar Auschwitz en bij aankomst direct vermoord.

Ook zat op de Amstellaan 27-II het gezin Lopes Cardozo ondergedoken, dat bestond uit  de expeditiemakelaar Henri Lopes Cardozo (1895 – 1944), zijn echtgenote Marianne Lopes Cardozo-Snijders (1893 – 1943) en hun twee kinderen (Enna Lopes Cardozo (1919-onbekend) en Alex Lopes Cardozo (1926 – 1943) (foto links), die allemaal in Auschwitz om het leven kwamen. Het gezin Lopes Cardozo-Snijders was in september 1942 tegelijkertijd met Walvisch opgepakt en naar kamp Westerbork overgebracht, maar mocht op 24 oktober 1942 weer terugkeren naar Amsterdam. Dochter Enna dook toen onder en werd in mei 1943 opgepakt. Haar verdere lot is onbekend en ze staat nog steeds geregistreerd als vermist, maar waarschijnlijk is ze direct op transport gezet naar Sobibor en bij aankomst vermoord. De ouders en Alex, vanaf augustus 1941 leerling elektricien op de 3e Ambachtsschool in Amsterdam-Oost, kwamen half september 1943 opnieuw in Westerbork terecht. Moeder Marianne en zoon Alex werden op 21 september 1943 met een straftransport naar Auschwitz gezonden en bij aankomst vermoord. Vader Henri werd op 25 februari 1944 naar Theresienstadt gedeporteerd, van daaruit tenslotte naar Auschwitz waar hij op 7 juli 1944 stierf.

Het echtpaar Van Gelder-Weinberg had tijdig kunnen zorgen voor onderdak van hun tweeling. Eerst woonde ze een tijdje (juli 1942 tot mei 1943, toen ze drie of vier jaar oud waren) in het uitgestrekte dijkdorp Blankenham in de Kop van Overijssel, iets boven Blokzijl. Ze kwamen in Blankenham terecht bij dominee Wim van Gelder en zijn echtgenote Annetje Staat.  In het Overzicht van predikanten die Joden hielpen van drs. G.C. Hovingh (versie VIII, juni 2022) staat het complete verhaal hoe het de tweeling hier verging:

‘Willem (Wim) van Gelder (geboren 18.7.1916 te Barendrecht, IJsselmonde, zoon van tuinder Joris van Gelder en Thijsje Pijpers-overleden 20.2.1992 te Amsterdam; begraven Begraafplaats ‘Zorgvlied’ te Amsterdam). Broer van ds. Bas van Gelder te Jorwerd. Willem van Gelder was hervormd predikant te Blankenham (2.7.1942-19.5.1946), te ’s Hertogenbosch (1946), te Eindhoven (1949) en te Amsterdam (1966); tenslotte staffunctionaris van het provinciaal vormingscentrum ‘De Haaf’ van de Nederlands Hervormde Kerk te Bergen; emeritus: februari 1975. Gehuwd op 25.6.1942 met Annetje (Anneke) Staat (geboren 20.11.1916 IJsselmonde, dochter van Teunis Staat [1857-1944) en Gerrigje Euser [1863-1952] -overleden 14.1.2005 Egmond aan Zee; daar begraven).
Ds. van Gelder was actief in het verzet in en om Steenwijk; hij werkte o.a. samen met ds. E. Dijkhuis. Op 18.8.1944 werd hij gearresteerd wegens hulp aan Joden. Hij verschafte n.l. sinds mei 1942 onderdak aan de tweeling Marcus (Max) en Lazarus (Leo) van Gelder (geboren 7.3.1939 te Amsterdam, kinderen van koopman/ venter Benjamin van Gelder [7.2.1905 Groningen-21.5.1943 Sobibor] en Sofia Weinberg [1.5.1915 Keulen-Kalk, D.-21.5.1943 Sobibor). Het gezin woonde toen op het adres Amstellaan 27 II te Amsterdam. Max en Leo waren neefjes van een klasgenoot van de verzetsman Wouter van Zeytveld (geboren 16.12.1923), medeoprichter van de Amsterdamse Studentengroep, die de jongetjes persoonlijk bij ds. van Gelder had gebracht. Daar zaten ze relatief veilig – ze droegen dezelfde achternaam! – totdat er een inval kwam in mei 1943, waarbij de jongetjes weliswaar niet werden ontdekt, maar de toestand werd nu zo spannend, dat mevr. Van Gelder hen naar een veiliger adres moest brengen Uiteindelijk kwamen ze in Ottersum (Noord-Limburg) terecht, waar ze ondergebracht werden op de boerderij van de familie Versteeg (= vader Wilhelmus [Willem[Versteeg [10.8.1888 Vinkeveen en Waverveen-1979] en moeder Adriana [Jaan) Cornelia van Mastwijk [1904 Zevenhoven-1995 Vinkeveen [met hun vijf kinderen. Maar op 20.10.1944 moesten ze met alle inwoners van het dorp uitwijken naar het Westen omdat het front naderbij kwam. Voor het merendeel kwamen Ottersummers in Mijdrecht en Vinkeveen terecht. De twee roodharige jongetjes vielen niet op en vonden op Emmerik 71 in Vinkeveen een veilig onderkomen op de boerderij van de familie Versteeg, waarvan de moeder (Petronella Maria Peters-Terburg (29.4.1882 Maarhees-1973) ter plaatse een café dreef. Ze bleven er tot het eind van de oorlog. Ds. Van Gelder werd – zoals gezegd – in augustus1944 gevangen gezet in het Huis van Bewaring te Arnhem. Op ‘Dolle Dinsdag’ 5.9.1944 verbrandde de Sicherheitspolizei daar echter alle papieren, zodat het niet meer tot een verhoor kwam. De predikant zat vervolgens nog tot 23.12.1944 met andere Arnhemse gevangenen vast in een kamp op Fliegerhorst Deelen bij Arnhem (mogelijk in Kamp ‘Golflinks’ dat in 1940 gebouwd was voor arbeiders van de Organisation Todt, die toen werkten aan de Autobahn A12 van Arnhem naar Duitsland, het zogenaamde ‘Hazenpad’. Maar uiteindelijk werd ds. Van Gelder vrijgelaten bij de komst van een nieuwe commandant, zonder nog verhoord te zijn. Na de oorlog weren er nog Molukkers in kamp ‘Golflinks’ gehuisvest.

Annetje van Gelder-Staat haalde in 1995 bij de vijftigjarige herdenking van de bevrijding van Blankenham herinneringen op aan de tijd van het echtpaar op de pastorie in Blankenham. Blijkbaar was er in het dorp sprake geweest van verraad, maar wellicht speelde ook activiteiten van het verzet waarbij dominee Van Gelder aangesloten was een rol.
Een paar dagen later ging bij ons de bel. Vanuit de slaapkamer had mijn man de groene auto al gezien en was door de tuin het achterland in gevlucht. ‘Grüne Polizei – Oberst Heinemann.’ Hij schoof langs mij heen de kamer in. ‘Wo sind sie – die Judenjungen!‘ Ik zei verontwaardigd: ‘’t Zijn onze neefjes, Van Gelder, hoor!’ De man lachte om zoveel naïviteit. ‘Haal ze.’ Nog zie ik ze op mijn netvlies, armpjes om elkaar heen – een hoopje verdriet en angst. Weer lachte hij. Ik hoefde de broekjes niet uit te doen. ‘Ik zie het zo wel.’ Een verhoor volgde. Ik speelde de onschuldige. ‘Ik zelf zal morgen de jongens naar kantoor in Arnhem brengen.’ En hij stemde toe. Natuurlijk bracht ik ze naar een ander adres. Daar hebben de kinderen voor het laatst hun ouders gezien. God, wat een tijd!

Daar hebben Leo en Max samen via Hanna van der Voort op tien verschillende adressen gewoond in Tienray en omgeving. Hun onderduik moet ietsje makkelijker te realiseren zijn geweest want ze hadden van nature rossig haar. Het was dan ook niet nodig hun haar rood te verven, wat vaak gebeurde bij Joodse onderduikertjes, maar er nooit echt natuurlijk uitzag. De jongetjes kregen hier de onderduiknamen Leo Jansen en Max Jansen. Van Leo is bekend dat hij onder meer verbleef bij het gezin Swinkels (Ooijenseweg te Blitterswijck), de familie Lambert en Leonie van ’t Groenewolt – Freulich (Kerkstraat 7 in Broekhuizenvost) en de weduwe Mien Tijssen-Loonen (Castenrayseweg 22 in Oirlo). Max zat ook een tijdje bij het gezin Swinkels in Blitterswijck. Regelmatig moesten de broertjes in het holst van de nacht weer worden verhuisd als er onraad dreigde. Uiteindelijk belandde het tweetal in Ottersum en daarna dus in Mijdrecht en Vinkeveen.

Leo en Max van Gelder werden na de oorlog opgevoed door hun oom Samuel (Sem) van Gelder (Groningen, 3 mei 1889 – Amsterdam, 12 augustus 1964), slager en worstfabrikant te Amsterdam, en zijn vrouw Regina Blok. Max trouwde met Tineke Mersel en kreeg met zijn echtgenote twee zonen, Benjamin en Rogier. Leo trouwde op 25 augustus 1964 met Lisette van Vlijmen (Kisch), zij kregen twee dochters, Belia en Bianca.

Dit item was geplaatst door Muis.