MISS TENNESSEE’S MAGNETIO ELIXIR, deel 2
In die tijd nam de carrière van beide dames een verrassende wending. Eind 1869 huurden Victoria Woodhull en Tennessee Claflin twee kamers in het chique Hoffman House in New York City. In januari 1870 stuurden ze visitekaartjes uit waarin ze de oprichting van hun makelaarskantoor aankondigden, Woodhull, Claflin & Company. Ze werden daarbij financieel ondersteund door Cornelius Vanderbilt. Ze rekenden $ 25 voor een consult, vooraf te voldoen. Het elegant ingerichte kantoor werd op 14 februari 1870 geopend, waardoor Woodhull en Claflin de eerste vrouwen waren die een makelaarskantoor op Wall Street openden. De zussen werden bij de opening belegerd door zoveel nieuwsgierige bezoekers dat honderd politieagenten moesten worden ingezet om de orde te handhaven. The New York Times stelde in het artikel ‘Wall-Street Aroused’ de competentie van de beide dames ter discussie, niet verwonderlijk gezien hun uitermate karige opleidingsniveau. Overigens niet om die reden en ook niet vanwege het simpele feit dat ze vrouwen waren, maar vanwege hun bedenkelijke reputatie vanwege hun activiteiten binnen het spiritualisme en enkele onorthodoxe standpunten. Harper’s Weekly noemde hen in een cartoon ‘Bewitching Brokers’, terwijl een ander artikel in het tijdschrift in twijfel trok of er wel genoeg vrouwelijke investeerders waren om het bedrijf tot een succes te maken. Nou dat lukte wonderwel, want Victoria en Tennessee hadden een ongebruikte bron van investeringskapitaal gevonden: vrouwen en weduwen, leraren, eigenaren van kleine bedrijven, actrices, dure prostituees en hun madams. Ze vonden hun weg naar Woodhull, Claflin & Company, dat meteen een financieel succes was. De zussen huurden al snel een duur appartement op 38th Street in het exclusieve Murray Hill-gedeelte van Manhattan.
Hun succes in de kapitalistische wereld weerhield Victoria Woodhull er niet van deel te nemen aan de Internationale Arbeiders-Associatie (tegenwoordig bekend als de Eerste Internationale) en in 1871 een optocht te leiden waarin sympathie werd betuigd aan de arbeiders die hadden deelgenomen aan de bloedig neergeslagen Commune van Parijs. Met de winsten van hun makelaardij begonnen de zussen hun eigen radicale krant Woodhull & Claflin’s Weekly, dat verscheen tussen mei 1870 en juni 1876. Het was het eerste blad in de Verenigde Staten die het Manifest van de Communistische Partij publiceerde. In hun blad ondersteunde zij ook de beweging Free Love, die pleitte voor het scheiden van huwelijk en seks. Het was indertijd een uiterst marginale beweging en de openlijke ondersteuning door de succesrijke dames veroorzaakte een grote schok. Hun Myra McPherson zei hierover: ‘Door te betogen dat een vrouw recht had op vrijheid met betrekking tot
haar eigen lichaam, om haar partner te kiezen, om te beslissen wanneer ze seks wilde en er daadwerkelijk van te genieten, waren de zussen hun tijd zo ver vooruit dat ze openlijk prostituees werden genoemd in gedrukte vorm.’ Harper’s Weekly publiceerde op 17 februari 1872 een cartoon van Thomas Nast (1840-1902), met een karikatuur van Victoria Woodhull en de tekst: ‘Get thee behind me, (Mrs.) Satan!’ Wife, carrying heavy burden of children and drunk husband, saying to Mrs. Satan (Victoria Woodhull), ‘I’d rather travel the hardest path of matrimony than follow your footsteps. ’Mrs. Satan holds sign ‘Be saved by free love.’
De zusters hadden hiermee een naam binnen de beweging der suffragettes gevestigd. Dat werd nog versterkt toen ze in 1871 probeerden te mogen stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Ze kregen zoals te verwachten was nul op het rekest. Op 11 augustus 1871 kondigde Tennessee Claflin haar kandidatuur aan voor het Achtste Congresdistrict van New York, dat toen grotendeels Duits-Amerikaans georiënteerd was. Ze kondigde haar kandidatuur aan op Irving Plaza, omringd door Duitse en Amerikaanse vlaggen en hield haar toespraak in het Duits. Toen dat op niets uitliep, solliciteerde ze in de zomer van 1872 naar het kolonelschap van het Negende Regiment van de New York National Guard, een post die sinds de moord van ‘robber baron‘ Jim Fisk in januari 1872 vacant was. Weer veel publiciteit en geen aanstelling, maar het resulteerde er wel in dat Tennessee Claflin dat ze werd benoemd tot kolonel van het nieuw opgerichte Vijfentachtigste Regiment voor zwarte soldaten. Zus Victoria timmerde ook aan de politieke weg en werd op 10 mei 1872 door de nieuw opgerichte Equal Rights Party genomineerd voor het presidentschap van de Verenigde Staten, met Frederick Douglass als haar vice-president. Die was blijkbaar niet gecharmeerd van een vrouwelijke kandidaat en voerde openlijk campagne voor de Republikein Ulysses S. Grant, die werd herkozen als president.
Woodhull & Claflin’s Weekly baarde verder veel opzien doordat men op 2 november 1872 een rapport publiceerde dat zou leidde tot het beroemde overspelproces van de beroemde calvinistische theoloog Henry Ward Beecher. Op dat moment waarschijnlijk de bekendste protestantse predikant in de Verenigde Staten, die het immense salaris van $ 100.000 per jaar verdiende als predikant in de Plymouth Church in Brooklyn. Beecher was beroemd geworden als redenaar namens de anti-slavernijbeweging. Het artikel had de vorm van een interview tussen Victoria Woodhull en een anonieme verslaggever, waarin pikante details werden gegeven van een affaire tussen Beecher en Elizabeth Richards Tilton, de vrouw van Theodore Tilton. Als bronnen gebruikte Woodhull brieven van drie vrouwen en Tennessee dreigde met verdere onthullingen over andere belangrijke mannen door een brief te publiceren van een anonieme madam die beweerde de namen en adressen van haar cliënten te hebben vastgelegd. De oplage van het blad bereikte recordhoogtes; Claflin brachten de daaropvolgende maanden in en uit de gevangenis door op basis van een reeks verzonnen aanklachten wegens obsceniteit, ingediend door de opkomende moraalridder Anthony Comstock. Uiteindelijk werden de zusters van al blaam gezuiverd. Theodore begon in 1874 nog een rechtszaak tegen Henry Ward Beecher wegens ‘criminele intimiteit’ met Tiltons vrouw, maar in juli 1875 besloot de jury geen uitspraak te kunnen doen.

Het makelaarskantoor Woodhull, Claflin & Company ging ten onder tijdens de algemene economische depressie die volgde op de paniek van 1873. Hun blad ging drie jaar later ter ziele. In de nasleep van het Beecher-proces vertrokken de zussen in 1877 naar Londen. De verhuizing werd waarschijnlijk gefinancierd door de erfgenamen van de kort daarvoor overleden Cornelius Vanderbilt, die de zusters weg wilden hebben tijdens een ruzie over de familie-erfenis. Tennessee Claflin leefde de rest van haar leven buiten elke publiciteit. Op 15 oktober 1885 trouwde ze met Francis Cook, de eigenaar van Cook, Son & Co (stoffenhandelaars), die burggraaf was van Monserrate in Sintra aan de Portugese Riviera. Enkele maanden na het huwelijk creëerde koningin Victoria een Cook Baronetcy en als echtgenote van een Engelse baronet werd Claflin daarna dus ‘Lady Cook’ genoemd. In Portugal was ze bovendien burggravin van Monserrate. Het echtpaar woonde afwisselend in Doughty House in Richmond Hill, Surrey en in Monserrate Palace. Na het overlijden van Francis Cook in 1901 richtte Claflin een bank op in de City of London, genaamd Lady Cook & Co, maar deze zou slechts kortstondig bestaan. Lady Tennessee Celeste Claflin, burggravin van Montserrat (26 oktober 1844 – 18 januari 1923) behield wel haar radicale standpunten, maar trad er na de verhuizing naar Groot-Brittannië niet meer mee naar buiten.
Victor
ia Claflin (23 september 1838 – 9 juni 1927) scheidde in oktober 1876 van haar tweede echtgenoot, kolonel Blood. Kort daarop, in augustus 1877, vertrok ze met haar zus naar Engeland. Op 4 december 1877 gaf ze daar haar eerste openbare lezing ‘The Human Body, the Temple of God’, die ze eerder in de Verenigde Staten al haar gegeven. Aanwezig bij een van haar lezingen was de bankier John Biddulph Martin (10 juni 1841-20 maart 1897), met wie ze op 31 oktober 1883 in het huwelijk trad, zeer tegen de zin van Martin’s familie. Vanaf dat moment hield ze de naam Victoria Woodhull Martin aan, waarmee onder meer publiceerde in het tijdschrift The Humanitarian. Daarin waren Free Love, het vrouwenkiesrecht, het recht op abortus en het promoten van eugenetica (op dat moment nog een schijnbare onschuldige, nieuwe wetenschap) vaste onderwerpen. Ze pleitte onder andere voor seksuele voorlichting, ‘goed trouwen’ en prenatale zorg als een manier om gezondere kinderen te krijgen en mentale en fysieke ziekten te voorkomen. Ze was voorstander gedwongen sterilisatie van mensen die ongeschikt zouden zijn om ouders te worden. Zou ze daarbij ooit aan haar vader Buck en moeder Roxanne hebben gedacht? Na 1901 stopte ze met publiceren en trok zich terug op het platteland. Ze vestigde in Norton Park, waar ze met zus Tennessee en dochter Zula een dorpsschool bouwde. Door haar werk op de Bredon’s Norton-school werd ze een voorvechter van onderwijshervorming in Engelse dorpsscholen met de toevoeging van kleutercurriculum. Ze was ook actief in de pioniersjaren van vrouwelijke automobilisten, met de Ladies’ Automobile Club, en was de eerste vrouw die in Hyde Park, Londen en op de Engelse landwegen in een auto reed. Victoria Woodhull Martin stierf op 9 juni 1927 in Norton Park in Bredon’s Norton.
