GEISHA, TAYU, OIRAN EN YUJO
Een geisha is in Japan traditioneel een muze voor artiesten. In het algemeen wordt er een gezelschapsdame mee aangeduid die gekleed is in de typische, streng gestileerde kledij en die met klassieke Japanse muziek, zang en dans de avond van een gezelschap aangenaam opluistert. Letterlijk betekent geisha ‘kunstpersoon’. In de achttiende en negentiende eeuw waren geisha’s de gebruikelijke entourage bij zulke gelegenheden. Kenmerkend voor de geisha zijn de kunstige pruik van donkerzwart haar, het witgemaakte gezicht met de rode lippen en een opvallend versierde kimono of zijden kleed dat op een bepaalde manier om het lichaam geknoopt is. Geisha’s werden beschouwd als toonbeelden van schoonheid en verfijnde cultuur. In de westerse wereld werden geisha’s echter vaak, en bijna altijd ten onrechte, gezien als prostitués. Naast de wereld van de geisha’s was er ook een wereld van courtisanes, waar wel prostitutie (tayu of oiran) in voorkwam.
De oorspronkelijke geisha’s waren mannen, die in het begin van de achttiende eeuw als entertainers in bordelen verschenen. Ze speelden muziek en zongen om mannen bezig te houden die wachtten op de diensten van een oiran. Na verloop van tijd werd het steeds gebruikelijker dat vrouwen geisha werden, maar deze waren absoluut niet betrokken bij de seksbusiness van het bordeel. Het was hen zelfs ten strengste verboden daaraan deel te nemen omdat het de zaken van de oiran zou benadelen. Later ontstond wel een stelsel waarbij tegen grof geld het recht kon worden verkregen om de maagdelijkheid van een geisha te ontnemen, maar ze waren nooit verplicht om seks te hebben met klanten, ook niet met degene die betaalde voor een maagdelijke geisha.
Om geisha te worden kwam een meisje op vroege leeftijd in dienst als maiko en volgde dan enkele jaren een opleiding om zich te bekwamen in de klassieke Japanse muziek, zang en dans (soms met waaier), literatuur, poëzie, kalligrafie, theeceremonie, ikebana (bloemschikken) en het bespelen van de shamisen, shakuhachi en koto (traditionele Japanse instrumenten). Geisha’s worden in Japan dan ook gewaardeerd als de hoeders van de cultuur. Geisha’s waren actief in bepaalde uitgaanswijken van grote steden en waren vaak verbonden aan een bepaald huis waardoor hun standing in de hiërarchie werd bepaald. Ook vandaag zijn er in Japan nog enkele tientallen geisha’s actief, uitsluitend als in de klassieke Japanse kunsten gevormde gezelschapsdames.
Een oiran was een enorm goedbetaalde prostituee, waarbinnen de tayu de hoogste rang binnen de oiran waren. Een nacht met een tayu kostte evenveel als drie nachten met een gewone oiran. De eerste twee nachten werd je gescreend op geschiktheid om met de tayu te slapen. Als je aanvraag succesvol was, kon één nacht het equivalent van een maandsalaris kosten voor een arbeider of een jaarsalaris van een winkelier. De tayu had controle over met wie ze sliep en met wie niet. Dat
week dus geheel af met de positie van de gewone prostituees ( de yujo), die in een etalage-achtige opstelling en achter tralies zaten te wachten op klanten. Ook de oiran waren redelijk opgeleid; ze konden traditionele instrumenten bespelen, tanka-poëzie reciteren en beoefenden kalligrafie. Ze kwamen vaak van het platteland en spraken met een verzonnen accent (kurawa kotoba genaamd) om zo hun geboorteplaatsdialect of plattelandsaccent te verbergen). Deze vrouwen begonnen ook al heel jong met trainen en werden vaak door hun ouders verkocht als prostituee. Ze hadden een gestileerde make-up, droegen een waanzinnige hoeveelheid versieringen in hun haar en droeg extreem sierlijke kleding. Hun kimono was zo versierd en geborduurd en kenden zoveel lagen, dat de kleding wel dertig kilo kon wegen. Oiran konden zichzelf niet aankleden, wat nogal wat hulp vereiste. Daarom bonden ze hun obi (sjerp) aan de voorkant vast, zodat ze hem indien nodig meerdere keren los en vast konden maken. Ze droegen ook koma geta, krankzinnig hoge houten klompachtige instappers. Ze waren zo hoog dat de vrouwen twee mannen nodig hadden om met ze mee te lopen, zodat ze niet zouden vallen. Bovendien moesten ze een acht maken met hun voeten, zonder echt van de grond te komen.
Er zijn zeker veel overeenkomsten tussen geisha’s, tayu en oiran, zodat het begrijpelijk is dat mensen in de Japanse geschiedenis in de war raken over deze vrouwen. Veel foto’s met naakte of halfnaakte geisha’s uit het eind van de negentiende eeuw betroffen zonder uitzondering oiran of nog waarschijnlijker yujo (zie de nummers 17, 18, 33, 34 en 35).

