WANDELING OP SCHOKLAND
Schokland, zaterdag 7 maart 2009
Wie in hemelsnaam op het idee was gekomen in de eerste dagen van maart een wandeling te gaan maken, is niet meer te achterhalen. Dinie zal het niet zijn geweest. Die had nog maar goed een jaar eerder haar intrede in de familie gemaakt en was toen nog een erg bescheiden meid. Ongetwijfeld zullen we bij een van de familiedagen wel enthousiast hebben verteld over onze eerste wandelingen van de Rothaarsteig. Heb ik de anderen enthousiast gemaakt over de schoonheid van het ‘eiland’? Ik was er immers met Thea in de zomer van 2003 al eens geweest? Voldoende reden voor andere wandelfanaten in de familie om voor te stellen eens wat gemeenschappelijks te ondernemen. Maar waarom al begin maart? De winter is dan nog bezig aan haar laatste weken en trouwens, al zou de lente al net zijn aangebroken, een garantie voor lekker wandelweer is het allerminst. En waarom helemaal naar Schokland? Niet bepaald naast de deur voor de twee wandelaars uit het West-Brabantse Roosendaal en evenmin voor het tweetal uit Lobith in de uithoek van Gelderland. Waarschijnlijk heeft het derde stel uit Dronten de doorslag gegeven. Voor hen is Schokland zo’n beetje om de hoek. Het juiste antwoord is echter verdwenen in de mist der tijd.
Op zaterdag 7 maart 2009 treffen we elkaar op een parkeerplaats op Schokland. Het is een behoorlijk zonnige dag, maar toch ook niet bepaald warm. Er waait een zwakke wind met zo af en toe een flinke windstoot. Iets over twaalven komt iedereen aan op Schokland voor een korte wandeling over het voormalige eiland. De auto’s worden geparkeerd bij Museum Schokland, dat we later deze dag nog willen bezoeken. Eerst maar eens profiteren van het feit dat het nog droog is en er genoten kan worden van een aangenaam zonnetje. Dat schrale zonnetje wordt echter met regelmaat weggedrukt door grijze wolken, die weinig goeds beloven. Het museum staat op Middelpunt, een van de twee woonterpen die het eiland vroeger kende. Middelbuurt is de woonterp op het zuidelijke deel Ens, waarvan de mooie Enserkerk bewaard is gebleven. Het museum zelf oogt origineel, maar is in de tachtiger jaren in de karakteristieke Zuiderzeestijl gebouwd. Dat ‘karakteristieke Zuiderzeestijl’ ben ik in allerlei folders tegengekomen, maar nergens staat beschreven waaruit die karakteristiek stijl nu eigenlijk bestaat. In elk geval schijnt een donkergroene kleur te moeten worden gebruikt om de houten huizen te schilderen. En de daken moeten bijna tot aan de grond doorlopen om de huisjes, die vroeger heel wat minder solide zullen zijn geweest dan de moderne imitaties, te beschermen tegen het soms gure weer waarmee de kustplaatsen langs de nu getemde Zuiderzee vaak te maken kregen. Op het aankomstplein voor het museum liggen enkele grote stenen. De eerste gedachte is dat die bij de drooglegging tevoorschijn zijn gekomen. Stille getuigen op de zeebodem van een van de ijstijden, toen vanuit Scandinavië dit soort rotsblokken vooruit werden geschoven. Het is echter een gift uit de zeventiger jaren van de Noorse gemeente Ringerike, waarmee de gemeente Noodoostpolder vriendschapsbanden heeft.
Vanaf het ‘museumplein’, een toch wat te grootse naam voor een parkeerplaats voor een paar auto’s, beginnen we met zijn zessen (twee zussen, twee zwagers, echtgenote Dinie en ik) stevig ingepakt aan onze wandeling, richting de Zuidert, de tweede woonterp op het zuidelijke deel Ens. Van de vroegere bebouwing is niks meer terug te vinden. Er zijn daar een woninkje en waterput herbouwd om enig inzicht te geven dat hier ooit mensen hebben gewoond. Kunnen hebben gewoond eigenlijk, want het hoogteverschil tussen land en water moet angstwekkend gering zijn gewest. Zelfs bij een kalme zee, laat staat bij een storm. En dat was niet echt een onbekend verschijnsel op de oude Zuiderzee. Het kon daar behoorlijk spoken, wat in de verhalen van de tientallen vissersdorpen langs de uitgestrekte kustlijn steeds terugkomt. Dat moet op afgelegen eilandjes als Schokland en Urk nog heel wat enger zijn geweest. Hier in Zuidert moeten ooit veertien gezinnen hebben gewoond en geleefd, tegen de houten dijk aangeplakt. Het vergde toch wel enige fantasie om te bedenken dat we vlak langs de oude kustlijn lopen van het voormalige eiland, dat halverwege de negentiende eeuw door de verpauperde bevolking van vissers moet worden verlaten en pas in 1942 geheel wordt omgeven door het nieuwe land, de Noordoostpolder. Alles zag er nu vreedzaam uit, met tussen het wandelpad en de oude kustlijn enige waterplassen waarin eenden onverstoord hun rondjes zwemmen.
Iets verderop passeren we de restanten van de Ensenerkerk op de meest zuidelijke punt van het eiland. Die kerk is in de veertiende eeuw op een terp gebouwd. De Schokkers gebruiken hiervoor de stenen van een nog oudere kerk die iets zuidelijker had gelegen en door het oprukkende water werd bedreigd. De zee wint de ongelijke strijd. Na enkele overstromingen gaat wat nog rest van die kerk definitief verloren. Maar ook deze nieuwe Ensenerkerk, die voor de schippers en vissers een belangrijk baken is om veilig de kleine haven te kunnen vinden, krijgt te maken met een dreigende zee. De eilandbewoners besluiten daarom in het begin van de achttiende eeuw ook deze kerk te laten voor wat het is en in de Middelbuurt een nieuwe kerk te bouwen. Die staat daar nog steeds trots en mooi te wezen. De Ensenerkerk wordt daarna niet meer gebruikt, raakt in verval en wordt door de bevolking vakkundig ontdaan van wat van enige nut kan zijn. Er zal wel het een en ander in de kerk in Middelbuurt zijn gebruikt. De restanten van de Ensenerkerk, de afgelopen decennia mooi gerestaureerd, zien er in het zonnetje dat op dat moment overvloedig schijnt, indrukwekkend uit.
Nadat de wandeling naar het noorden is ingezet, verdwijnt dat zonnetje echter een tijdje. Reden genoeg om er even stevig de pas in te zetten. De mannen geven het tempo aan, de dames worden geacht maar te kunnen volgen. Eerst passeren we een monument ter herinnering aan het vuurbaken dat er heeft gestaan nadat de Ensenerkerk was gesloopt. De constructie roept vooral associaties op met de uitkijktorens die in de oorlog in Westerbork en andere Duitse kampen werden gebouwd. Het kan zijn dat de inmiddels een beetje onheilspellende donkere lucht daarbij een niet onbelangrijke rol speelt. Maar gelukkig, de zon probeert toch weer door de donkere wolken te breken. Er komt hier en daar een oranje gloed door de wijkende wolken. Op de achtergrond is ook weer wat lichtblauw te zien. Verder noordwaarts staat een uitkijktoren met wenteltrap tegen een nog steeds dreigende achtergrond.
Tegen de tijd dat de zon weer echt is doorgebroken, wordt de voormalige haven van Schokland bereikt, bijna op de meest noordelijke punt van het eiland. Dat droeg vroeger de naam Emmeloord. Een vreemd zicht, midden op het land aan de linkerzijde een grote houten steiger, ter afscherming van de haven. Aan de rechterzijde moet eenzelfde soort steiger hebben gelegen, maar daar is in het groene landschap slechts de suggestie van zichtbaar. Hierachter eenzelfde soort lichtbaken als eerder bij de Ensenerkerk te zien was. Hier in de zon ziet dat er stukken minder onheilspellend uit. Op de kade probeert een groot koor manhaftig boven de niet eens zo harde wind uit te komen. De dirigent in zijn rood-wit gestreepte boerenkiel staat driftig te zwaaien om de koorleden zover te krijgen dat ze allemaal tegelijkertijd hetzelfde zingen. De accordeoniste schijnt ook te spelen maar dat geluid gaat helemaal verloren. Het maakt allemaal ook niet de indruk dat het repertoire uit oorspronkelijke Schoklandse zeemansliederen bestaat, maar dat hier een verdwaalde carnavalsgroep staat. Verdwaald in zowel de locatie en de tijd, want in maart is het carnaval al enkele weken eerder geëindigd. Maar gezellig is het wel op de kade.
Iets later zijn we weer terug op het ‘museumplein’. Snel een bezoekje aan het museum en daarna een bak koffie om weer wat op te warmen. ‘Nu maar weer snel naar huis’, zegt Dinie. Ze heeft gelijk, want de dagen zijn nog kort, het wordt al snel donker, de temperatuur begint te dalen en het dreigt nu toch echt te gaan regenen. In de auto is het lekker warm en we zijn ruim voorzien van pepermuntjes en drop. De radio staat zachtjes op een zender die vooral de popmuziek uit de tachtiger jaren draait. Dat zijn Dinie’s jeugdjaren, dus de meeste deuntjes kent ze wel. Soms zingt-neuriet ze zachtjes wat mee en kijkt me dan glimlachend aan. Het is helemaal niet erg dat de terugreis een tijdje duurt.
Zie de fotos van de wandeling op Schokland, Schokland, 7 maart 2009, © Frans van den Muijsenberg
