DE VERDWIJNING VAN OTO ISKANDAR DI NATA
Oto Iskandar di Nata (31 maart 1897 – 20 december 1945) was een Indonesische politicus en nationale held, die in Nederland totaal vergeten is. Voor de onafhankelijkheid van Indonesië was hij in de periode 1921-1924 vicevoorzitter van de afdeling Bandung en na 1924 als vicevoorzitter van de afdeling Pekalongan van Budi Utomo, de eerste inheemse georganiseerde beweging in Nederlands-Indië. Hij zou er ook lid van de gemeenteraad van Pekalongan zijn geweest. Over die periode werd de volgende anekdote opgetekend: ‘Otto Iskandar di Nata en de Nederlandse spion. Er is iets fascinerends aan het lidmaatschap van de gemeenteraad in Pekalongan. Oto Iskandar di Nata staat bekend als iemand die de waarheid durft te verdedigen. Daarom behoorden hij en twee van zijn vrienden van BU, Darmosoegito en Kartosoebroto, samen met Fadhol van de Indonesische Islamitische Uniepartij, tot degenen die werden geblokkeerd door de Nederlands-Indische regering. Dat wil zeggen, als er op een dag iets gebeurt in Pekalongan, dan moeten ze ter verantwoording worden geroepen. De vier mensen werden als gevaarlijk beschouwd, dus wanneer ze een vergadering hielden, werden ze constant bespioneerd door de PID (Politieke Inlichtingen Dienst) of de toenmalige Nederlands-Indische geheime politie. Ooit hadden Oto Iskandar di Nata en zijn drie vrienden een vergadering onder toezicht van een PID-lid. Vervolgens werden alle PID-leden uitgenodigd om deel te nemen. Zoals bleek, had hij net gerealiseerd dat de bijeenkomst die Oto Iskandar in Nata en zijn vrienden hielden, de belangen van de gemeenschap besprak, geen persoonlijke belangen, laat staan het volk ophitsen zoals gewoonlijk wordt beweerd. En sindsdien heeft het PID-lid zijn baan opgezegd en is hij bij BU gaan werken’.
Een van de oprichters van Budi Utomo was dr. Wahidin Soedirohoesodo (1852–1917), een gepensioneerde arts van de koloniale overheid. Wahidin had vooral een Javaanse adellijke afkomst (Priyayi), maar ook van Daeng Kraeng Nobo, een aristocraat uit Makassar die naar Java was vertrokken toen het sultanaat Mataram door de Nederlanders werd veroverd. In zijn jeugd studeerde Wahidin In Yogyakarta aan de Tweede Europesche Lager School en daarna aan de School tot Opleiding van Inlandsche Artsen (STOVIA) in Batavia. Na zijn afstuderen als arts moet hij tien jaar als overheidsarts werken. In deze tijd werd hij bekend om zijn inspanningen om de gezondheid van het gewone Javaanse volk te verbeteren. Na zijn pensionering als arts zette Wahidin zich in voor het verbeteren van de onderwijsmogelijkheden voor de elite van de Javaanse jeugd. Hij was geen radicale antikolonialist, maar geloofde dat de Javaanse cultuur naar een hoger niveau kon worden getild met toegang tot onderwijs in Europese stijl. Zijn streven sloot goed aan bij het toenmalige Nederlandse beleid, de Ethische Politiek, dat erop gericht was om het onderwijs voor de Indonesische elite te verbeteren. Bij een tournee om geld in te zamelen voor de die onderwijsdoelen bezocht hij ook STOVIA, waar studenten werd bijgebracht kritisch te blijven denken. De school had hierdoor in de loop der jaren de reputatie gekregen een broedplaats te zijn voor nationalistische ideeën en radicale zienswijzen. Op deze school ontstond de onafhankelijkheidsdro
om om los van Nederlandse bemoeienis te zijn. Wahidin ontmoette er onder meer dr. Raden Soetomo (1888-1938), toen nog een jonge student, met wie hij in mei 1908 Budi Utomo oprichtte, waarvan Wahidin de eerste voorzitter werd. Na korte tijd stapte hij op om jongere leiders de leiding over de organisatie te laten nemen. In Bandung was Oto Iskandar di Nata een van die jongere leiders. Het doel van de vereniging was aanvankelijk niet politiek. De vereniging werd daarom al snel erkend door de koloniale regering en kreeg vertegenwoordigers in de Volksraad (“volksraad”) en in regionale raden op Java. De organisatie zou in 1935 fuseren met de Indonesian National Union (Perserikatan Bangsa Indonesia) en verder gaan onder de naam Parindra, met Soetomo als eerste voorzitter.
Oto was ook actief in Sundanese culturele organisaties genaamd Paguyuban Pasundan. Hij werd in 1928 secretaris van de Raad van Bestuur en was tussen 1929 en 1942 voorzitter. De organisatie hield zich bezig met onderwijs, sociaal-culturele, politieke, economische, jeugd- en vrouwenemancipatie. Van 1930 tot 194 was Oto ook lid van de Volksraad van Nederlands-Indië, die vanaf 1918 werkzaam was. De macht van de Volksraad was beperkt, omdat hij alleen het adviesrecht bezat. De leden van de Raad werden deels gekozen door het beperkte deel van de bevolking dat kiesrecht had en deels aangesteld door de gouverneur-generaal van het koloniaal bestuur. De Volksraad teld
e zestig leden: dertig leden uit verschillende Inheemse bevolkingsgroepen, vijfentwintig Nederlanders en vijf uit Chinese en andere bevolkingsgroepen.
Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië werd Oto Iskandar di Nata hoofd van de krant Tjahaja en benoemd tot de Centrale Adviesraad, de naam die in 1943 door de Japanse militaire bestuur werd gegeven aan instanties op Java en Sumatra en die als doel had om Indonesiërs te vertegenwoordigen in het algemeen belang. Een voortzetting als het ware van de Nederlandse Volksraad, maar nog minder machtig omdat kritiek op de regering nu streng verboden was. Toen de Japanse bezettingsmacht zich realiseerde dat men de oorlog aan het verliezen was, beloofde premier Kuniaki Koiso op 7 september 1944 in een zitting van het Japanse parlement ‘ergens in de toekomst’ de onafhankelijkheid van (Nederlands) ‘Oost-Indië’. In maart 1945 werd door de Japanners het Onderzoekscomité voor Voorbereidend Werk voor de Onafhankelijkheid (BPUPK) opgericht als eerste fase van de toekomstige ‘onafhankelijkheid’, maar wel onder controle van het Japanse 16e Leger . De BPUPK hield in de periode 28 mei – 17 juli 1945 twee plenaire vergaderingen. Het BPUPK stelde een grondwet voor de nieuwe republiek op, die werd goedgekeurd op 18 augustus 1945, de dag na de onafhankelijkheidsverklaring door Soekarno. Vanaf dat moment hield het Voorbereidend Comité voor de Indonesische Onafhankelijkheid (PPKI) zich bezig met de overdracht van de autoriteit van de Japanse bezet
ter van Nederlands-Indië aan het onafhankelijke Indonesië. Op 29 augustus 1945 werd de PPKI door Soekarno opgeheven en het Centraal Indonesisch Nationaal Comité (KNIP) opgericht. Oto Iskandar di Nata was lid van zowel het BPUPK als het PPKI. In de nieuwe regering van de republiek Indonesië onder leiding van Soekarno werd Oto Iskandar di Nata benoemd tot minister van Staat. Oto Iskandar in Nata stelde ook de kreet ‘Merdeka’ voor als nationale groet, het Indonesische woord voor vrijheid of onafhankelijkheid. Het voorstel werd door Soekarno goedgekeurd en op 31 augustus 1945 in een regeringsproclamatie aan het volk meegedeeld.
Op 19 december 1945 verdween Oto Iskandar di Nata van de aardbodem. Op basis van getuigenverklaringen wordt aangenomen dat hij werd vermoord op een strand in het district Mauk, regentschap Tangerang in Banten (voorheen West-Java ). Hij werd ontvoerd door een groep Laskar Hitam (‘The Black Troop’), die hem vermoordde en zijn lijk in zee dumpte. Zijn lichaam werd nooit gevonden. Hij liet twaalf kinderen na. In 1959 werd een politieagent voorde moord voor de rechtbank gebracht en veroordeeld. Het verzoek van de officier van justitie om onderzoek te verrichten naar de politieke doelstellingen en de leden van de Laskar Hitam werd niet ingewilligd, zodat de precieze omstandigheden van zijn moord en de reden voor de politieke moord altijd onduidelijk zijn gebleven. Op 21 december 1952 werd hij bij verstek begraven. Zijn lichaam werd vervangen door zand en water van het strand en begraven op een begraafplaats in Lembang (het regentschap West-Bandung). Hij werd op 6 november 1973 uitgeroepen tot nationale held van Indonesië, waarmee hij wettelijk per 20 december dood werd verklaard, aangezien de titel alleen postuum wordt toegekend. Zijn afbeelding verscheen in 2004 op de bankbiljetten van 20.000 roepia. In diverse steden zijn straten naar hem genoemd. Niet in Nederland, daar is hij compleet vergeten.

