DE GROTE ZUIVERING / BEELDEN UIT DE HEL – 03

Deel 3 – Felix Dzerzjinski

Feliks Edmoendovitsj Dzerzjinski (Kojdanów, 11 september 1877 – Moskou 20 juli 1926), met de alleszeggende bijnaam ‘IJzeren Felix’ was een van de leiders van het Revolutionaire Militaire Comité van Petrograd (RMCP), dat in 1917 slechts 53 dagen actief was, maar wel de grondslag legde voor de vervolging van iedereen die werd geclassificeerd als ‘vijand van het volk’. Uit deze kwam op 20 december 1917 de Tsjeka, de eerste bolsjewistische geheime dienst, voort. Felix Dzerzjinski was tot zijn dood in 1926 de leider van de eerste twee Sovjet-geheime politieorganisaties, de Tsjeka en de OGPU. Hij was daarmee een belangrijke architect van de Rode Terreur en de-Kossackisering.

Zijn afkomst en jeugdjaren deden niet vermoeden, dat hij in de jaren twintig in een brief aan zijn zus zou schrijven: ‘Voor velen is er geen vreselijkere naam dan de mijne.’. Hij werd geboren uit etnisch Poolse ouders van adellijke afkomst, op het landgoed van de familie Dzerzhinovo, ongeveer 15 kilometer van het stadje Ivyanets in het gouvernement Minsk in het huidige Wit-Rusland. In het Russische Rijk behoorde zijn familie tot de oeradel, maar ze hadden niet de privileges die de nieuwe adel zich had toegeëigend. Zijn zus Wanda stierf op twaalfjarige leeftijd op het landgoed toen ze per ongeluk met een jachtgeweer werd neergeschoten door een van haar broers, waarvoor of Felix of zijn broer Stanislaw verantwoordelijk werd gehouden. Nog meer tragedie op het landgoed: ook twee broers van Felix zouden er een gewelddadige dood sterven. Stanislaw werd in juli 1917 door Russische soldaten neergeschoten, waarschijnlijk omdat hij van het front was gedeserteerd. Kazimierz werd in augustus 1943 door de Duitsers geëxecuteerd vanwege zijn deelname aan het verzet. Als vergelding voor dat verzetswerk werd bovendien het woonhuis in brand gestoken.

Vader Edmund-Rufin Dzerzjinski studeerde in 1863 af aan de Staatsuniversiteit van Sint-Petersburg en verhuisde naar Vilnius, waar hij werkte voor een professor Januszewski van de Universiteit van Sint-Petersburg genaamd. Hij trouwde later met de dochter van de professor. Hij werkte later op verschillende gymnasia als leraar natuurkunde en wiskunde. Toen hij in 1875 vanwege gezondheidsproblemen vervroegd Feliks Dzerzjinski 2met pensioen ging, verhuisde het gezin naar het landgoed. Hij stierf er in 1882 aan tuberculose. Felix was toen twaalfd jaar oud. De kleine Felix was erg godsdienstig en wilde toen graag priester worden. De kleine katholieke jongen zou echter uitgroeien tot een meedogenloze atheïstische revolutionair, een beul voor vele tienduizenden mensen.

Als jongeling werd Dzerzjinski de Poolse, Russische, Duitse en Latijnse taal bijgebracht. Van 1887 tot 1895 bezocht hij het gymnasium van Vilnius. Een van de oudere leerlingen van dit gymnasium was zijn toekomstige aartsvijand, Jozef Pilsudski die de stichter zou worden van de Tweede Poolse Republiek (1921-1939). Pilsudski herinnerde hem later ‘als student onderscheidde hij zich met fijngevoeligheid en bescheidenheid. Hij was vrij lang, dun en ingetogen, en maakte de indruk van een asceet met het gezicht van een icoon… Gekweld of niet, dit is een kwestie die de geschiedenis zal verduidelijken; in ieder geval wist deze persoon niet hoe hij moest liegen.’ Schooldocumenten tonen aan dat Dzerzjinski zijn eerste jaar op school moest overdoen en dat hij zijn achtste jaar niet afmaakte. Op zijn schooldiploma stond: ‘Dzerzjinski Felix, die 18 jaar oud is, van het katholieke geloof, toonde samen met een bevredigende aandacht en bevredigende ijver de volgende successen in de wetenschappen, namelijk: Goddelijke wet – “goed”; Logica, Latijn, Algebra, Geometrie, Wiskundige aardrijkskunde, Natuurkunde, Geschiedenis (van Rusland), Frans – “voldoende”; Russisch en Grieks – “onvoldoende”. ‘

Twee maanden voordat hij zou afstuderen, werd Dzerzjinski door het gymnasium weggestuurd vanwege ‘revolutionaire activiteiten’ en het ophangen van borden met socialistische leuzen op school. Hij had zich in 1895 aangesloten bij een marxistische groep, de Social Democracy of the Kingdom of Poland (SDKP). Eind april 1896 was de zesentwintigjarige Feliks Dzerzjinski een van de vijftien afgevaardigden op het eerste congres van de Litouwse Sociaaldemocratische Partij (LSDP). In 1897 woonde hij het tweede congres van de LSDP bij, waar de Poolse onafhankelijkheid werd afgewezen. Op 18 maart 1897 werd hij naar Kaunas gestuurd om te profiteren van de arrestatie van de afdeling van de Poolse Socialistische Partij (PPS), werkte er in een boekbinderij en richtte een illegale drukkerij op. Als organisator van een schoenmakersstaking werd Dzerzjinski gearresteerd wegens ‘criminele agitatie onder de arbeiders van Kaunas’. De politiedossiers uit die tijd vermelden in zijn dossier de profetische woorden: ‘Felix Dzerzjinski zal, gezien zijn opvattingen, overtuigingen en persoonlijke karakter, in de toekomst zeer gevaarlijk zijn, in staat tot elke misdaad.’ Dzerzjinski voorzag een fusie van de LSDP met de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (RSDLP) en nam hetzelfde standpunt in als de invloedrijke sociaaldemocrate Rosa Luxemburg over wat in eigentijdse geschriften werd aangeduid als “De nationale kwestie”, dat wil zeggen het recht van naties op zelfbeschikking. Hij zat vervolgens bijna een jaar in de gevangenis in Kaunas.

In 1898 werd hij voor drie jaar verbannen naar het gouvernement Vjatka (stad Nolinsk), waar hij werkte in een plaatselijke tabaksfabriek. Daar werd hij opnieuw gearresteerd, ditmaal wegens agitatie voor revolutionaire activiteiten en werd ongeveer vijfhonderd kilometer noordwaarts gestuurd, naar het dorp Kaigorod. In augustus 1899 keerde hij terug naar Vilnius. Dzerzjinski werd vervolgens een van de oprichters van de sociaaldemocratie van het koninkrijk Polen en Litouwen (SDKPiL), in 1899. Een voortzetting van de SDKP. In februari 1900 werd hij opnieuw gearresteerd en bracht zijn straf eerst door in de Alexander Citadel in Warschau en later in de gevangenis van Siedlce. In 1902 werd Dzerzjinski voor de komende vijf jaar diep in Siberië gestuurd naar de afgelegen stad Viljoejsk, terwijl hij onderweg tijdelijk werd vastgehouden in een gevangenis bij Irkoetsk. Tijdens zijn ballingschap ontsnapte hij per boot en vluchtte naar Duitsland. Op een SDKPiL-conferentie in Berlijn werd hij gekozen tot secretaris van het partijcomité in het buitenland en ontmoette hier verschillende prominente leiders van de Poolse sociaaldemocratische beweging, waaronder Rosa Luxemburg en Leo Jogiches. Ze kregen de controle over de partijorganisatie door de oprichting van een comité genaamd Komitet Zagraniczny (KZ), dat zich bezighield met de buitenlandse betrekkingen van de partij. Als secretaris van de KZ was Dzerzjinski in staat om de SDKPiL te domineren. In Berlijn organiseerde hij de publicatie van de krant Czerwony Sztandar (“Rode Banier”) en het transport van illegale literatuur van Krakau naar Congres-Polen. In 1903 werd Dzerzjinski gekozen als lid van het Algemeen Bestuur van SDKPiL.

In 1904 bezocht Dzerzjinski zijn verloofde Julia Goldman, die in Zwitserland werd behandeld voor tuberculose. Ze stierf in zijn armen op 4 juni 1904. Een tijdlang maakte haar dood hem depressief en levensmoe. Dat veranderde met de Russische Revolutie van 1905, toen Dzerzjinski weer betrokken raakte bij het werk. Toen de revolutie mislukte, werd hij in juli 1905 opnieuw gevangengezet, ditmaal door de Ochrana, de geheime politie van het late Russische Rijk. Door een amnestieregeling kwam hij in oktober 1905 al weer vrij. In september 1906 werd hij op het 4e Congres van de SDKPiL in Stockholm benoemd tot lid van het centrale orgaan van de partij. Van juli tot september 1906 woonde hij in Sint-Petersburg en keerde daarna terug naar Warschau, waar hij in december 1906 opnieuw werd gearresteerd. In juni 1907 werd Dzerzjinski op borgtocht vrijgelaten. Op het 5e SDKPiL-congres in Londen in mei-juni 1907 werd hij bij verstek verkozen tot lid van het Centraal Comité van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij, waar na de scheuring van 1903 de bolsjewistische fractie de leiding had. In april 1908 werd Dzerzjinski voor de zoveelste keer gearresteerd in Warschau en opnieuw naar Siberië verbannen. En voor de zoveelste keer wist Dzerzjinski in november 1909 te ontsnappen. In 1910 bereikte hij Italië, waar hij de schrijver Maxim Gorki ontmoette op Capri.

Daarna keerde hij weer snel terug naar Krakau waar hij nog in 1910 trouwde met RSDLP-partijlid Zofia Muszkat, die op dat moment al zwanger was. Een maand later werd ze gearresteerd. In de Pawiak-gevangenis beviel ze van hun zoon Janek. In 1911 werd Zofia veroordeeld tot permanente Siberische ballingschap en liet hun zoontje bij haar vader achter. Dzerzjinski zag zijn zoon voor het eerst in maart 1912 in Warschau. Bij dit soort bezoeken liet Dzerzjinski constant het risico te worden gearresteerd. Bij één gelegenheid ontsnapte Dzerzjinski ternauwernood aan een hinderlaag die de politie had voorbereid in het appartement van zijn schoonvader. Zijn vrijheid beschouwde hij als ‘slechts een spelletje van de Ochrana’. Voor de Ochrana was het echter allesbehalve een spelletje. Dzerzjinski was een meester in samenzweringstechnieken en daarom extreem moeilijk te vinden. Een politiedossier uit die tijd zegt: ‘Dzerzjinski bleef de Sociaaldemocratische Partij leiden en leidde tegelijkertijd partijwerk in Warschau, leidde stakingen, publiceerde oproepen aan arbeiders en reisde voor partijzaken naar Łódź en Kraków.’ Pas eind 1912 kon de politie hem arresteren toen ze het appartement vonden waar hij onder de naam Wladysław Ptasinski woonde.

De volgende 4,5 jaar bracht Dzerzjinski door in de gevangenis, eerst in het beruchte Tiende Paviljoen van de Citadel van Warschau. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 werden alle politieke gevangenen overgebracht naar Rusland. Dzerzjinski kwam terecht in de gevangenis van Oryol. Hij maakte zich grote zorgen over het lot van zijn vrouw en zoon, met wie hij geen contact had. Bovendien sloegen de Russische bewakers Dzerzjinski regelmatig, wat leidde tot permanente misvorming van zijn kaak en mond. In 1916 werd hij overgebracht Feliks Dzerzjinski 3naar Butyrka, de gevangenis van Moskou. Hij werd al snel opgenomen in het ziekenhuis omdat de kettingen die hij moest dragen ernstige krampen in zijn benen veroorzaakten. Ondanks de vooruitzichten op amputatie herstelde Dzerzjinski en werd hij aan het werk gezet om militaire uniformen te naaien.

Na de Februarirevolutie van 1917 werd hij bevrijd uit Butyrka. Kort na zijn vrijlating was het Dzerzjinski’s doel om Poolse vluchtelingen in Rusland te organiseren, daarna terug te keren naar Polen en daar te vechten voor de revolutie. Hij bleef hierna in Moskou, waar hij zich aansloot bij de bolsjewistische partij en schreef aan zijn kameraden dat ‘de bolsjewistische partijorganisatie de enige sociaaldemocratische organisatie van het proletariaat is, en als we erbuiten zouden blijven, dan zouden we onszelf buiten de proletarische revolutionaire strijd bevinden.’ In april 1917 trad hij toe tot het Moskouse Comité van de bolsjewieken en kort daarna werd hij gekozen tot het uitvoerend comité van de Moskouse Sovjet. Hij onderschreef de Aprilstellingen van Vladimir Lenin en eiste een compromisloze oppositie tegen de nieuwe Russische voorlopige regering, de overdracht van alle politieke macht aan de Sovjets en de onmiddellijke terugtrekking van Rusland uit de oorlog. Eind juli 1917 werd Dzerzjinski op het Zesde Partijcongres verkozen tot het bolsjewistische Centraal Comité. Hij verhuisde vervolgens van Moskou naar Petrograd om zijn nieuwe verantwoordelijkheden te beginnen. In Petrograd nam Dzerzjinski deel aan de cruciale sessie van het Centraal Comité in oktober en hij steunde Lenins eisen voor de onmiddellijke voorbereiding van een staatsgreep, waarna hij een actieve rol speelde bij het Militaire Revolutionaire Comité tijdens de Oktoberrevolutie. Met de machtsovername door de bolsjewieken nam Dzerzjinski gretig de verantwoordelijkheid op zich om veiligheidsregelingen te treffen bij het Smolny Instituut waar de bolsjewieken hun hoofdkwartier hadden.

Lenin beschouwde Felix Dzerzjinski als een revolutionaire held en stelde hem aan om een strijdmacht te organiseren om interne bedreigingen te bestrijden. Op 20 december 1917 richtte de Raad van Volkscommissarissen de Buitengewone Commissie voor de Strijd tegen Contrarevolutie en Sabotage op, die bekend staat als de Tsjeka. Dat was de opvolger van het Revolutionaire Militaire Comité van Petrograd (RMCP), dat van kort voor de Oktoberrevolutie een tijdlang de gewapende arm van de dictatuur van het proletariaat was. Dzerzjinski werd de directeur en kreeg uitgebreide middelen. Hij werd berucht om het meedogenloos vervolgen van alle vermeende contrarevolutionaire elementen. Naarmate de Russische Burgeroorlog zich uitbreidde, begon Dzerzjinski ook interne veiligheidstroepen te organiseren om het gezag van de Tsjeka te handhaven. Over de Tsjeka in een volgend blog wat meer.

De Tsjeka was gevestigd in de Loebjanka in Moskou, het voormalig hoofdkwartier van de Nationale Verzekeringsmaatschappij, dat door hen in 1918 was geconfisqueerd. De kelders werden omgebouwd tot een gevangenis waar vele ‘vijanden van het volk’ werden opgesloten en gemarteld en waar ook talloze executies plaatsvonden. Dzerzjinski liet hier in 1919 in zijn kantoor op een van de hoogste verdiepingen een poFeliks Dzerzjinski 4rtret van zijn Poolse mede-revolutionaire Rosa Luxemburg (1871-1919), die tijdens de Spartacus-opstand om het leven werd gebracht. Naast zijn leiderschap van de geheime politie vervulde Dzerzjinski ook veel andere rollen; hij leidde de strijd tegen tyfus in 1918, was voorzitter van het Commissariaat voor Binnenlandse Zaken van 1919 tot 1923, initieerde een grootschalig programma voor de bouw van weeshuizen, was voorzitter van het Transportcommissariaat, organiseerde de balseming van Lenins lichaam in 1924 en was voorzitter van de Vereniging van Vrienden van de Sovjetcinema.

Dzerzjinski stierf op 20 juli 1926 in Moskou aan een hartaanval, onmiddellijk na een twee uur durende toespraak tot het bolsjewistische Centraal Comité, waarin hij zichtbaar ziek heftig de Verenigde Oppositie onder leiding van Leon Trotski, Grigory Zinovjev en Lev Kamenev veroordeelde. Deze Verenigde Oppositie had zware kritiek op Stalin en eiste onder meer een andere economische politiek en meer vrijheid van meningsuiting. Toen Stalin van zijn dood hoorde, prees hij Dzerzjinski als ‘een toegewijde ridder van het proletariaat’. Dzerzjinski werd begraven in de Necropolis van de Kremlinmuur. Tegenwoordig is zijn graf een van de twaalf individuele graven die zich tussen het Lenin-mausoleum en de Kremlinmuur bevinden. Tijdens het communistische tijdperk werd zijn naam in de Sovjet-Unie, Polen en Wit-Ruisland verbonden aan diverse plaatsen en regio’s en werd hij alom gevierd als een held van de socialistische revolutie. Overal verschenen van hem standbeelden, zijn beeltenis stond op postzegels en werden boeken over hem gepubliceerd. Tot 1991 stond er een zwaar ijzeren standbeeld van hem voor het hoofdkwartier van de veiligheidsdienst KGB in het Loekjanka-gebouw in Moskou. Na het mislukken van de staatsgreep tegen Gorbatsjov in augustus 1991, werd dit standbeeld door een woedende menigte met behulp van een kraan omvergehaald en overgebracht naar het kerkhof voor gevallen sovjetmonumenten bij het Centrale Huis voor Kunstenaars. In 2002 werd tevergeefs voorgesteld om het beeld weer op zijn oude plaats terug te zetten, maar door grote tegenstand onder de liberalen en het Kremlin werd dit niet ten uitvoer gebracht. Dzerzjinski was immers voor een groot deel van de Russische samenleving het ultieme symbool van repressie, wreedheid en massamoord geworden. Maar in november 2005 werd een kleinere buste van Dzerzjinski geplaatst op de binnenplaats van het hoofdkantoor van politie in Moskou en in september 2023 werd een kopie van het monument opnieuw opgericht, ditmaal voor het hoofdkwartier van de Russische Buitenlandse Inlichtingendienst. Ook elders in Rusland staan nog steeds monumenten ter ere van deze Sovjetheld. Ook in Wit-Rusland staan nog standbeelden van hem fier overeind, in Polen werden ze in 1989 zo snel als maar kon omvergehaald.

Dit item was geplaatst door Muis.