ELSJE CHRISTIAENS EN JAN NIEUWKERK – 2

Op de tekening van Jan van Borssom staat naast Elsje een paal met daarbovenop een horizontaal rad of wagenwiel, waarop een gebogen man zit, die zo te zien net als Elsje al en tijdje dood is. Zo te zien is hij terechtgesteld door hem te radbraken. Boven hem hangt een pistool, een aanduiding wat voor soort moord hij had gepleegd. Rembrandt had voor hem geen oog, terwijl deze moordenaar in april-mei 1664 juist heel veel aandacht kreeg.  De schrijver Frans Thuijs dood, net als Van Eeghen decennia eerder, in de archieven. Niet alleen in de Amsterdamse Confessieboeken, maar ook in de kroniek van Daniel de Barrios, de geschiedschrijver van de Portugees-Joodse gemeenschap in Amsterdam, en van Casparus Commelin, ook een schrijver over de Amsterdamse stadsgeschiedenis.

Thuijs achterhaalde dat het ging om Jan Nieuwkerk, die net als Elsje uit Denemarken kwam. In processtukken werden buitenlandse namen veelvuldig verhollandst, zodat zijn echte naam verloren is gegaan. Hij was in Denemarken soldaat gewest, maar in Amsterdam een arme sjouwer zonder vaste betrekking. Op zondag 9 maart 1664 vroeg de Portugese koopman Jacob Nabarro (50) aan zijn schoonmaakster Trijntje Paulus (40) of hij haar man Jan Nieuwkerk (36) even kon spreken. Nabarro woonde aan de oostelijke stadsrand in de Jodenbreestraat ‘achter het Leprozenhuis’.  Trijntje en Jan woonden dichtbij, op de Verversgracht (nu Zwanenburgwal). Uit geldnood deelden Jan en Trijntje hun huurkamer met ene Engeltje, een ‘vrouwmens’ (hoer?). Nabarro vroeg Jan of hij in één klap tweehonderd guldens wilde verdienen. Dat was voor Jan twee complete jaarlonen, dus zo goed als ‘an offer you can’t refuse’. Hij hoefde alleen maar Benjamin Dias Pato, een vijand van Nabarro, dood te schieten. Pato was een van oorsprong Spaanse leraar in het jongensweeshuis en de godsdienstschool van het in 1648 opgerichte genootschap Aby Jethomim in de Jodenbreestraat, tegenover Nabarro. Pato was een prominent lid van de Portugees-Joodse gemeente. Met motief voor Nabarro is altijd onduidelijk gebleven. Nieuwkerk verklaarde later dat Nabarro vond dat Pato hem diep had beledigd (‘een groot affront hadde gedaan’. Dat kan een opmerking zijn geweest op de extravagante levensstijl van Nabarro.

amsterdam1538 VolewijkJan Nieuwkerk kocht een pistool en samen oefenden ze een paar avonden op de stadswal. Na een paar dagen vergeefs wachten op een goede gelegenheid zagen ze ’s avonds op 17 maart rond acht uur dat Pato het weeshuis verliet om haar huis te gaan. Nieuwkerk aarzelde toen om tot actie over te gaan, waarna Nabarro hem een paar slokken brandewijn te drinken gaf. Toen ook dat niet hielp, zei Nabarro het maar zelf te doen, wat wel betekende dat Jan naar zijn geld kon fluiten. Daarna liep Jan naar Pato toe en schoot hem in de rug. Pato stierf ter plekke, het tweetal vluchtte. Bij de Blauwbrug gooide Nabarro het pistool in de Amstel.

Het stadsbestuur liet per plakkaat weten dat degene die de dader aanwees een beloning kreeg van vierhonderd zilveren dukaten. Die hield zich wijselijk schuil. Volgens kroniekschrijver Barrios liet Nabarro zich intussen overal zien. Op 27 maart werd Jan Nieuwkerk echter opgepakt, misschien omdat kamergenoot Engeltje zijn nerveuze gedrag had gezien en had geklikt. Jan bekende als snel de moord in opdracht van Nabarro te hebben gepleegd. De stad liet direct een opsporingsbericht uitgaan voor Nabarro, een man van een tamelijke lengte, met vrij lang haar en met ‘groote swarte knevels’, die goed Spaans, maar ‘qualijk Neerlands’ sprak. Nabarro was echter al gevlucht, waarschijnlijk naar buitenland. De media smulden van de moord: ‘Grouwelijke moordt van d’een Jode aan d’ander gedaan.’ Zowel de opdrachtgever en het slachtoffer van de huurmoord waren namelijk prominente Joodse Amsterdammers. Iedereen snapte dat Jan door armoe gedreven zo’n moord had kunnen plegen, maar dat betekende niet dat hij op enige clementie ten aanzien van het vonnis hoefde te rekenen. Hij werd veroordeeld om ‘’ op ’t schavot voor den rathuijse deser stede geleijt te worden op een houte kruise, en nae dat hij ten dele sal geworcht sijn door den scherprechter geradbraakt en met een ijsere bout sijn leden en hoofd aen stucken geslagen datter de doot nae volgt’. Zachtzinnig ging het er indertijd niet bepaald aan toe. Het vonnis werd op 5 april voltrokken. Daarna werd het lijk naar de Volewijk gevaren en daar op een rad gezet. Het moordenaarswapen bungelde boven zijn hoofd.

Galgenveld Volewijk

Dit item was geplaatst door Muis.