DE KANDELAAR EN HET SERVET
22 juni 2007 – Sauerland 4
De eerste dag in Sauerland was voorbijgevlogen. Begin van de middag waren we aangekomen, hadden eerst een wedstrijdje kersenpitspuwen gedaan, daarna snel ingeboekt en de kapel bij het hotel bekeken en vervolgens een kort bezoekje gebracht aan Olsberg en haar Pfarrkirche St. Nikolaus. Het werd tijd om terug te gaan naar Hotel Schinkenwirt, tijd voor een stevige maaltijd. We bleken echter nog net iets te vroeg te zijn voor het diner. De kok was blijkbaar nog maar net gearriveerd en inderdaad, het was nog opvallend rustig in het restaurant, terwijl we zeker wisten dat het hotel volgeboekt was. Dus zat er niets anders op dan eerst maar wat te drinken. In dit geval een glas rode wijn. Gudrun, de bediende die de rest van de week overal opdook, bij de receptie, bij het opmaken van de bedden en dus ook in het restaurant, kwam met haar gebruikelijke glimlach de bestelling opnemen. Het was trouwens een behoorlijk stevige tante, die Gudrun. Je hoorde haar van verre over de houten vloer aankomen. We hadden er daarom direct omgedoopt in ‘Gedreun’, wat we ook rustig tegen haar konden gebruiken. Ze bleef onverstoord mooi glimlachen en zal ongetwijfeld hebben gedacht dat ‘die blöde Holländer’ niet eens haar naam keurig konden uitspreken. Wist zij veel van ons binnenpretje.
Na een paar minuten kwam ze terug met onze bestelling. We schoven alvast de twee opstaande servetten die voor ons stonden wat naar de ene kant van het tafeltje. De glazen werden voor ons weggezet en de kaars die ongeveer midden op tafel stond werd aangestoken. Ze proefde ongetwijfeld de broeierige romantische sfeer bij dat stel uit Nederland. Wij zaten ondertussen gewoon met elkaar verder te praten, slechts onderbroken door een zacht ‘Danke schön’ en een klein knikje naar ‘Gedreun”. We hadden de handen naar elkaar uitgestoken en keken elkaar constant diep in de ogen. Dinie had schitterende donkerbruine ogen, met een groen randje. Ik weet al lang niet meer waar we het in hemelsnaam over hebben gehad, maar we verloren elkaar in elk geval geen seconde uit het oog. Al pratend en elkaar aanstarend, had ik de kandelaar wat naar rechts geschoven. Mooi hoor, zo’n kaars voor je neus om ons verlangen nog wat aan te wakkeren, maar na een tijdje werd dat flikkerende vlammetje vlak voor me toch wel een beetje hinderlijk. Een minuutje later merkte Dinie, me nog steeds strak aankijkend, op dat er blijkbaar in de keuken van het hotel iets stond aan te branden. Een seconden of tien later zagen we dat de kaars tegen de servetten was aangeschoven en dat die in lichterlaaie stonden. Gudrun zag het gelukkig ook en kwam vliegensvlug-dreunend aangesneld om het beginnende vuurtje te doven. Vanaf dat moment stond op ons tafeltje nooit meer een kaars, waar Gudrun ons elke avond met een stralende lach fijntjes op wees. Dat vonden we alle drie erg leuk.


