AUSSENKAMP 9 – BRAUNSCHWEIG BÜSSING-NAG
Büssing-NAG Vereinigte Nutzkraftwagen AG, gevestigd in de Schillstrasse in Braunschweig, bekleedde een belangrijke positie in de wapenproductie. Het bedrijf was in 1903 opgericht door Heinrich Büssing, ontwikkelde zich tot een van Duitslands belangrijkste fabrikanten van vrachtwagens en bussen en ging vanaf 1933 steeds nauwer samenwerken met het Duitse leger, waardoor Büssing-NAG voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog een belangrijke voertuigleverancier voor de Duitse strijdkrachten werd. In 1944 vroeg het bedrijf aan de leiding van het concentratiekamp Neuengamme om arbeidskrachten om in het bedrijf te komen werken bij de productie van vrachtwagens. Voor de Wehrmacht. Vlak bij de hoofdfabriek werden vijf barakken gebouwd voor een buitenkamp aan de Wörthstraße (tegenwoordig Schillstraße). Het bedrijf zette ook het extra extern subkamp Vechelde op om de productie uit het stadsgebied te kunnen verplaatsen. Vanaf september tot november 1944 kwamen drie transporten met 1.200 gevangenen, die oorspronkelijk waren geselecteerd voor werk in het concentratiekamp Auschwitz, aan in Braunschweig. Achthonderd man ging naar het subkamp aan de Schillstrasse in Braunschweig, de resterende vierhonderd man gingen naar de voormalige spinnerij in Vechelde, ongeveer tien kilometer verderop.
Tot 26 maart 1945 produceerde de ongeveer achthonderd concentratiekampgevangenen in Braunschweig onderdelen voor motorvoertuigen voor het Büssing-NAG. De gevangenen waren overwegend Poolse Joden uit het getto van Litzmannstadt (Lódz). Zij waren gedeporteerd naar het concentratiekamp Auschwitz en daar door vertegenwoordigers van het Büssing-NAG geselecteerd voor arbeidsinzet in Braunschweig. Een bouwploeg bestaande uit 126 voornamelijk Franse gevangenen was reeds vanuit het hoofdkamp Neuengamme aangekomen. De sterfte in het kamp was buitengewoon hoog; Eind 1944 waren ongeveer 300 gevangenen het slachtoffer geworden van honger, ziektes en mishandeling. Nadat begin 1945 een groot aantal “arbeidsongeschikte” gevangenen naar de ziekenzaal van het subkamp Salzgitter-Watenstedt/Leinde was overgebracht, daalde het aantal sterfgevallen. Op 20 maart 1945 had het uitvaartcentrum Pietät echter al 80 lichamen overgebracht naar het gemeentelijk crematorium in Braunschweig.
Uiterlijk vanaf oktober 1944 was SS-Hauptscharführer Max Kirstein de kampcommandant van het subkamp Büssing-NAG. Eind maart 1945 liet de SS het subkamp ontruimen. Eerst moesten de gevangenen naar het subkamp Salzgitter-Watenstedt/Leinde marcheren en werden vervolgens op 7 april, samen met de gevangenen van dit subkamp, in een daglange treintransporten naar het concentratiekamp Ravensbrück gebracht, waar ze op 14 april aankwamen. Toen het concentratiekamp Ravensbrück eind april werd ontruimd, werden de mannen te voet weggevoerd. Een groot aantal van hen werd overgebracht naar het opvangkamp Wöbbelin, waar de overlevenden op 2 mei door Amerikaanse troepen werden bevrijd.
Het KZ-Aussenlager Schillstrasse bevond zich in de directe nabijheid van een monument dat in 1837 was opgericht ter nagedachtenis aan de soldaten van het Freikorps van majoor Ferdinand von Schill. In 1809 kwamen Von Schill en het Huzarenregiment zonder koninklijke toestemming in opstand tegen de Franse bezetting. Sinds 1955 dient het Schillmonument als gedenkplaats voor traditionele militaire verenigingen voor de gevallen soldaten van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Er was echter geen enkele herinnering aan het satellietkamp. Sinds het begin van de jaren negentig werd een publieke discussie opgestart over het ontwerp van een gedenkplaats. Antifascistische initiatieven protesteerden luidkeels tegen de kransleggingen bij het Schillmonument, die plaatsvonden onder nationale rouw, maar waarbij de slachtoffers van het concentratiekamp werden verzwegen. Pas in 1995 besloot de stad Braunschweig, onder langdurige druk van maatschappelijke groeperingen, een kunstwedstrijd uit te schrijven voor het ontwerpen van een monument voor de slachtoffers van het concentratiekamp. Het monument, ontworpen door de kunstenaar Sigrid Sigurdsson, werd in november 1997 geopend. Een bijzonder kenmerk van dit monument zijn de tweehonderd metalen platen langs een muur langs het voormalige kampterrein en die geleidelijk worden voorzien van teksten uit een ‘open archief’. In het voormalige “Invalidenhaus”, eveneens gelegen op de locatie van het Schillmonument, werd in 2000 een documentatiecentrum geopend, waar de collectie van het “open archief” kan worden bekeken. Het omvat documenten en privédocumenten over de geschiedenis van de stad en de regionale nazi-geschiedenis, die door talrijke instellingen uit Braunschweig (partijen, vakbonden, autoriteiten, scholen, initiatieven, enz.) werden samengesteld als onderdeel van het project Braunschweig – een stad in Duitsland herinnert zich, een overzicht is online en als pdf-file beschikbaar.
Vanaf 5 mei as. een week lang een uitgebreide reportage over de beide subkampen voor Büssing-NAG in Braunschweig en Vechelde.

