EVERETT RUESS deel 1
Met grote regelmaat verdwijnen mensen spoorloos van de aardbodem. In Nederland worden jaarlijks tussen de 16.000 en de 20.000 mensen als vermist opgegeven bij de politie. De grote meerderheid is binnen maximaal drie weken weer terecht, maar elk jaar blijven ongeveer 20 personen langer dan een jaar onvindbaar, waarvan er 15 nooit meer terugkomen. Er is in de loop der jaren een lange lijst ontstaan van vermiste personen. In de Verenigde Staten zijn de aantallen schrikbarend veel hoger. Ook daar zullen wel soortgelijke lijsten bestaan als in Nederland, vol namen van anonieme landgenoten waar buiten een kleine kring familieleden en vrienden nooit meer iemand acht op slaat. Maar soms verdwijnt er weleens een bekend iemand of krijgt een bepaalde vermissing veel aandacht en blijft zo decennialang onder de aandacht. Dat gold in de Verenigde Staten voor de verdwijning van Everett Ruess.
Everett Ruess (Oakland, 28 maart 1914 – Escalante, eind november 1934) was een Amerikaanse kunstenaar, dichter en schrijver die in 1934 op twintigjarige leeftijd verdween tijdens een reis door een afgelegen gebied in Utah. Hij was de jongste van de twee zonen van Stella en Christopher Ruess. Zijn oudere broer Waldo werd geboren in 1909. Zijn vader was een unitarische predikant en moest om de paar jaar verhuizen om elders als predikant te gaan werken. Zo woonde het gezin in 1920 in Brookline (Massachusetts) en in 1930 in Los Angeles. Everett begon al op zeer jonge leeftijd met houtsnijden, boetseren in klei en schetsen. Op twaalfjarige leeftijd schreef hij essays en gedichten en begon hij aan een literair dagboek dat uiteindelijk zou uitgroeien tot boekdelen, met pagina’s waarin hij schreef over zijn reizen, gedachten en werken. Everett volgde in Los Angeles een cursus creatief schrijven en won later een poëzieprijs toen het gezin in de staat Indiana woonde. Op de Hollywood High School in Los Angeles was hij secretaris-
penningmeester van de Tabard Folk, de literaire club van de school. In 1930 publiceerde de zestienjarige Everett het gedicht Lonesome in het jaarboek. In 1931 was hij vicevoorzitter van de burgerclub van de school.
De jongeman leek een opleiding aan de universiteit en mooie carrière in het vooruitzicht te hebben, maar hij had compleet andere plannen. Vanaf 1931, amper zeventien jaar oud, reisde Ruess te paard en ezel door Arizona, New Mexico, Utah en Colorado, waarbij hij de hoge woestijn van het Coloradoplateau verkende. Hij reed op broncos, brandmerkte kalveren en onderzocht klifwoningen. Ruess verkende Sequoia National Park en Yosemite National Park, evenals de Sierra Nevada in de zomers van 1930 en 1933. In 1934 werkte hij met archeologen van de Universiteit van Californië in de buurt van Kayenta, een nederzetting van de Navajo-indianen. Daar leerde hij de Navajo-taal spreken en nam hij deel aan een religieuze ceremonie van de Hopi. Ruess voorzag in zijn onderhoud door de verkoop van zijn prenten en aquarellen, maar was dat moest behoorlijk worden aangevuld door bijdragen van zijn ouders.
Op 20 november 1934 trok Ruess alleen de woestijn van Utah in, met twee ezels als lastdieren. Hij werd nooit meer gezien. Voor hij vertrok had hij zou ouders laten weten dat ze erop moesten rekenen e eerste twee maanden niets van hem te horen. Ongeveer drie maanden na zijn laatste brief, kwamen de brieven van de ouders als niet-te-bezorgen post weer terug. Op 7 februari 1935 schreven een brief naar het postkantoor van Escalante (Utah), een onbetekenend dorpje van een paar honderd inwoners. H. Jennings Allen, de commissaris van Garfield County en toevallig ook de echtgenoot van de beheerster van het postkantoor van Escalante, zag de brief en formeerde direct een zoekteam. De ezels van Ruess werden al snel gevonden bij de noordkant van Davis Gulch, een kloof van de Escalante River. Het enige spoor van Ruess zelf was een omheining die hij had gemaakt bij zijn kampeerplaats in Davis Gulch, plus de inscriptie ‘NEMO 1934’ die het zoekteam in de buurt vond. Op 8 maart 1935 meldde Allen de ontdekking van de ezels en het opschrift aan de ouders van Ruess. Op 15 maart 1935, na een laatste vruchteloze poging om Ruess te vinden op het Kaiparowits Plateau, ook zo’n onherbergzaam gebied, deelde Allen aan de ouders mee dat voorlopig alle zoekpogingen werden gestaakt. In mei en juni 1935 werden nieuwe pogingen ondernomen Everett Ruess te vinden door luchtopnames vanaf een hoogte van 3.700 meter, waarbij het gebied van Lee’s Ferry tot Escalante werd bestreken. Op de grond sloot een groep van negen ruiters zich aan bij de zoektocht, maar ze staakte na een weekje vergeefs zoeken hun inspanningen. Er werd direct vermoed dat Ruess van een klif moest zijn gevallen of was verdronken in een plotselinge overstroming. Anderen vermoedden echter dat hij was vermoord nadat in de buurt van het stadje Bluff (Utah) een graf werd gevonden op Comb Ridge. Een oudere Navajo beweerde dat Ruess was vermoord door twee Ute-indianen die zijn ezels wilden. De botten en tanden die in het graf werden gevonden, zouden overeenkomen met Ruess’ ras, leeftijd, grootte en gelaatstrekken. Het bleef een mysterie want er werd nooit een spoor van Ruess gevonden.
In april 2009 werden die botten en tanden onderworpen aan een DNA-onderzoek en vergeleken met gegevens van nichten en een neef van Everett Ruess. Na twee maanden concludeerde de onderzoekers dat er geen match was, aangezien tandheelkundige gegevens uit de jaren dertig niet overeenkwamen met die op gepubliceerde foto’s van het lichaam. Op 21 oktober 2009 meldde de Associated Press dat DNA-tests uitgevoerd door het Armed Forces Institute of Pathology tot de conclusie kwamen dat de resten niet van Ruess waren en waarschijnlijk afkomstig van inheemse Amerikanen.

