CHARLES DOMERY, DE MAN DIE ALLES AT
Charles Domery was een Poolse militair, bekend om zijn gigantische eetlust, vergelijkbaar met de veelvraat Tarrare waarover hier al is bericht. Als geboortejaar en -plaats staat steevast aangegeven dat hij omstreeks 1778 in Benche werd geboren. Zijn exacte geboortedatum is niet bekend, wel dat hij in 1799 21 jaar oud was. Er geen plaats bekend met de naam Benche; er is hier waarschijnlijk sprake geweest van een schrijffout. Zelfs bij zijn naam kunnen vraagtekens worden gezet. Het is niet bepaald een Poolse naam, eerder een Engels voornaam en Franse achternaam en het waarom daarvan laat zich makkelijk raden. Vanaf zijn dertiende had Domery een ongewoon grote eetlust. Hij was een van de negen broers, die volgens Domery allemaal aan dezelfde aandoening leden. Hij herinnerde zich dat ook zijn vader een stevige eter was en zijn vlees over het algemeen halfgekookt at, maar hij kon zich de hoeveelheid niet herinneren. De enige ziekte die hij zich kon herinneren was een uitbraak van pokken in zijn jeugd, die door de hele familie werd overleefd. In 1791, op dertienjarige leeftijd, meldde Domery zich aan bij het Pruisische leger en maakte hij deel uit van een leger dat Thionville belegerde tijdens de Eerste Coalitieoorlog. Het Pruisische leger leed onder voedseltekorten die Domery ondraaglijk vond. Hij ging de stad binnen en gaf zich over aan de Franse commandant, die hem beloonde met een grote meloen. Domery at die onmiddellijk op, inclusief schil. Vervolgens kreeg hij van de Franse generaal een grote verscheidenheid aan andere etenswaren, die hij ook allemaal meteen opat.
Domery meldde zich vervolgens aan bij het Franse Revolutionaire Leger, waar hij zijn nieuwe kameraden verbaasd deed staan met zijn vraatzuchtige eetlust. Hoewel hij dubbele rantsoenen kreeg en zijn hele loon gebruikte om zo vaak mogelijk extra voedsel te kopen, had hij desondanks extreme honger. Terwijl hij gelegerd was in een legerkamp nabij Parijs, at Domery in één jaar 174 katten, waarbij hij alleen de huiden en botten overliet, en at hij 1,8 tot 2,3 kg gras per dag als ander voedsel niet beschikbaar was. Hij gaf altijd de voorkeur aan rauw vlees boven gekookt vlees; hoewel zijn lievelingsgerecht een rauwe ossenlever was, at hij elk beschikbaar vlees. Tijdens zijn dienst aan boord van het Franse fregat Hoche werd het been van een zeeman door kanonvuur afgeschoten en Domery greep het afgehakte ledemaat en begon h
et op te eten totdat een bemanningslid het van hem afrukte en in zee gooide. Over zijn slaapritme werd opgemerkt dat Domery onmiddellijk na het naar bed gaan rond 20.00 uur hevig begon te zweten. Pas als hij zo’n twee uur flink zwetend wakker had gelegen, viel hij in slaap maar werd rond één uur ’s nachts weer wakker van de honger. Dan at hij al het voedsel dat hij te pakken kon krijgen of rookte tabak om de resterende honger te stillen. Een uurtje later viel hij dan weer in slaap, maar tussen vijf en zes uur in de ochtend werd hij weer wakker, hevig zwetend. Zodra hij uit bed kwam, hield het zweten op en begon het weer telkens wanneer hij at.
De Hoche was betrokken bij Battle of Tory Island, die op 12 oktober 1789 werd uitgevochten tussen de Franse en Engelse marine. De complete Franse bemanning werd daarbij gevangen genomen en overgebracht naar een gevangenis in Liverpool. De bewakers waren al snel erg verontrust door de schrikbarende eetlust van Domery. Het gemiddelde dagelijkse dieet van een gevangene bestond toen uit 760 gram brood, 230 gram groenten en 57 gram boter of 170 gram kaas. Ondanks dat hij tien keer zoveel rantsoenen kreeg als normaal, at hij de gevangeniskat, minstens twintig ratten en vaak at hij alle gevangeniskaarsen. Verder dronk hij niet-verwarmd en niet-gesteriliseerd drinkwater, in een tijd dat hierdoor allerlei ziekten welig tierden.
Deze onstilbare eetlust werd doorgegeven aan de Sick and Hurt Commissioners, de instantie die de medische zorg voor de Royal Navy verzorgde. Dr. J. Johnston en Dr. Cochrane besloten een experiment op mensen uit te voeren om te zien hoe ver zijn ongebreidelde hyperfagie zou gaan. Om 4.00 uur ’s ochtends werd Domery wakker gemaakt en gedwongen om 1,8 kg rauwe koeienuier te eten, die hij zonder aarzelen doorslikte. Vervolgens, om 9.30 uur ’s ochtends, smulde de man van 2,3 kg rauw rundvlees en twintig kaarsen met een totaalgewicht van 453 gram en een fles porterbier. Om 13.00 uur werd de voedselconsumptie verhoogd met meer vlees, kaarsen en bier. Tijdens het experiment vertoonde Domery geen enkele aandrang om te poepen, te urineren of te braken en er waren ook geen veranderingen in zijn hartslag of huidskleur. Het experiment eindigde om 18.15 uur. Domery was opgetogen en om dat te vieren, danste hij, rookte een pijp en dronk nog een fles porterbier.
Ondanks zijn ongewone dieet had de jongen een gemiddelde bouw en was hij vrij lang voor zijn leeftijd (1,91 m). Hij had lang bruin haar, grijze ogen en een zeer gladde huid. Artsen merkten op dat Domery niet aan een psychische aandoening leed en, hoewel hij analfabeet was, een gemiddelde intelligentie had. Zijn hartslag was regelmatig (ongeveer 84 slagen per minuut), evenals zijn lichaamstemperatuur; zijn ogen waren levendig en zijn tong was schoon. De oorzaken van zijn hyperfagie zijn nog steeds onbekend. De man leed mogelijk aan hyperthyreoïdie, een endocriene aandoening die zweten, gewichtsverlies en een extreme eetlust veroorzaakt. Misschien had hij schade aan de amygdala of de ventromediale nucleus, wat vaak resulteert in vergelijkbare symptomen.
Alles over het verdere leven van Domery en zijn medegevangenen van de Hoche is verloren gegaan. Het is niet bekend of ze ooit naar Frankrijk of Polen zijn teruggekeerd of dat ze in de cellen van Liverpool zijn gestorven. Het wonderlijke verhaal van Charles Domery zou compleet verloren zijn gegaan. Er wordt vaak opgemerkt dat het Charles Dickens was die ervoor zorgde dat Domery voor altijd in de herinnering zou blijven. Op 21 augustus 1852 vermelde Dickens Domery en zijn de hyperfagie in zijn artikel ‘A Great Idea’ (Household Words. 5 (126)): ‘Now, it is my opinion, that a man like this, dining in public on the stage of Drury Lane, would draw much better than a mere tragedian, who chews unsubstantial words instead of wholesome beef’ ofwel Domery zou beter voor de dag komen dan zo’n tragediedichter die inhoudsloze woorden kauwt in plaats van gezond rundvlees’. Eigenlijk meer om allerlei dichters te bekritiseren dan om Charles Domery aan de vergetelheid ter ontrukken, maar dat was wel het toevallige resultaat.
Helemaal klopt het niet. Er waren drie publicaties die uitgebreid over het geval Charles Domery handelden: J. Johnston schreef in maart 1800 het artikel ‘Account of a Man who lives upon large Quantities of raw Flesh’ (Medical and Physical Journal. 3 (13). London: 209–14); in 1807 publiceerde G.H. Wilson ‘Charles Domery’ (The Eccentric Mirror. 2 (16). London: James Cundee: 24-36.) en in 1818 had William Nicholson een en ander over Domery opgenomen in The British Encyclopedia, or, Dictionary of arts and sciences. Vol. 3 (2 ed.). Philadelphia: Mitchell, Ames and White. Dickens had genoeg bekende bronnen en waarschijnlijk was het verhaal binnen redelijk kring in Engeland bekend.

