GERRIT JACOBUS KRUIJD

Al voor de oorlog moesten communisten in Nederland vaak in het geheim opereren. Het was ambtenaren verboden lid te zijn van de Communistische Partij Nederland (CPN) of de Revolutionair–Socialistische Arbeiderspartij (RSAP), respectievelijk de leninistisch-marxistische en de stalinistische tak van de politieke stroming. Duitse communisten die vanaf 1933 naar Duitsland waren gevlucht, liepen het risico terug in de armen van de nationaalsocialisten te worden gedreven. Die werden daar door de Gestapo doorgestuurd naar de concentratiekampen die in nazi-Duitsland verrezen, voorzien van een rode driehoek die aangaf dat het politieke gevangenen betrof. De nazi’s beschouweden het communistische bolsjewisme als onderdeel van de ‘Joodse samenzwering’ en communisten werden dan ook beschouwd als staatsgevaarlijk. Daar werd in Nederland slechts in beperkte mate gematigder over gedacht. Nadat de Duitsers Nederland waren binnengevallen, werden de communistische partijen en organisaties verboden. Omdat de communisten al grotendeels in het geheim moesten opereren, was het slechts een kleine stap in verzet te gaan. Vanuit de illegaliteit ondernamen communistische strijders gewapende acties, pleegden sabotage en hielpen onderduikers. Terwijl van de Nederlandse bevolking slechts kleine groepjes na de Duitse inval in het verzet actief werden, stapten vanuit de communistische beweging de leden massaal over naar de illegaliteit. Na mei 1940 had de illegale CPN al snel duizenden verzetsleden, waarvan velen al waardevolle ervaring hadden met illegaal werk. Zo werd de verzetskrant De Waarheid in 1940 landelijk verspreid en het communistisch verzet stond aan de basis van de Februaristaking van 25-26 februari 1941.  De Gestapo was echter in het voordeel omdat ze in de dertiger jaren hadden samengewerkt met de Nederlandse inlichtingendienst. Ze hadden daardoor veel informatie over de Nederlandse communisten en gebruikte dat om de Nederlandse communisten fanatiek te vervolgen. Daar werd pas echt fanatiek mee begonnen nadat Duitsland in juni 1941 Rusland had aangevallen (Operatie Barbarossa). In de nacht van 24 op 25 juni 1941 pakte de Duitsers onder de naam ‘CPN-Aktion’ meer dan vierhonderd vooraanstaande communisten op en in de maanden daarop nog eens 175 personen.

Een van de honderden communisten die werden opgepakt was de Schiedammer Gerrit Jacobus Kruijd. Ook een van de velen die zijn verzet met zijn leven moest betalen en na de oorlog razendsnel in de vergetelheid raakte. Dat gold voor veel mensen uit het verzet, maar voor de communistische verzetsstrijders aanzienlijk meer, omdat al snel na de oorlog e Koude Oorlog uitbrak en de communisten d nieuwe staatsvijanden waren geworden.

Gerrit Jacobus Kruijd ( Rotterdam, 29 juni 1908 – Bremen, 3 december 1942) was matroos (dekknecht) op de binnenvaart en had om die reden een aantal jaren geen vaste woon- en verblijfplaats. Wel verbleef hij als hij weer een tijdje ‘thuis’ was regelmatig in het café Rijnvaarthuis aan de Stationweg in Rotterdam-Zuid. Op 5 mei 1937 trouwde hij met Maria Justina (Stien) Jacobse (Rotterdam, 21 maart 1905), die op 7 maart 1934 in Rotterdam al was getrouwd met Marinus Dane, een 43-jarige weduwnaar uit Sliedrecht, die uit dat huwelijk al vier kinderen had. Stien was toen 28 jaar, maar zeven jaar ouder dan de oudste dochter van Dane. Dane zou op 4 mei 1940, een week voor de Duitse inval op 49-jarige leeftijd in Amersfoort overlijden. Het huwelijk van Stien Jacobse en Marijn Dane heeft maar zeer kort geduurd, want in 1937 trad Stien dus in het huwelijk met Gerrit Kruijd. Op 31 januari 1938 werd in Rotterdam Maria Justina (Marietje) Kruijd geboren, het enige kind dat het echtpaar zou krijgen. Bij het uitbreken van de oorlog woonde het gezin aan de West Kruiskade 67c in Rotterdam.

Al snel na het uitbreken van de oorlog werd Gerrit Kruijd actief lid van het verzet. Hij verspreidde illegale bladen (o.a. De Waarheid), plakte pamfletten aan en zamelde steungelden in voor het solidariteitsfonds van de CPN. Vanaf juni 1941 waren de Sicherheitsdienst, daarbij geholpen door de Nederlandse Binnenlandse Veiligheidsdienst onder leiding van Johann Gottlieb Crabbendam, erg actief in het opsporen van communistische leden van het verzet. Op 2 september 1941 werd Herman Holstege (1903-1941) in het Oranjehotel doodgemarteld door Ernst Knorr (1899-1945) en Otto Lange van de Sicherheitsdienst, daarbij geholpen door Johannes Hubertus Veefkind van de Inlichtingendienst. Holstege zou bij de zware verhoren valse namen als verzetsmensen hebben genoemd, maar Otto Lange wist er toch twee echte namen uit te traceren, eentje die al bij hen bekend was en eentje uit Schiedam die op 4 september 1940 kon worden gearresteerd. Door verder onderzoek konden nog meer dan honderd mensen in de regio Rotterdam door Otto Lange, Jan Veefkind en politiespion Johannes Hubertus van Soolingen worden gearresteerd. Een van hen was Gerrit Kruijd, die op 7 oktober 1941 werd opgepakt.

Gerrit werd eerst overgebracht naar de gevangenissen in Haagsche Veer en werd toen overgebracht naar Kamp Amersfoort. Er wordt ook ergens vermeld dat hij vanuit Haagsche Veer ook nog zou hebben verbleven in Hillegersberg, het Oranjehotel en een tijdje in een gevangenis in Amsterdam, maar daar zijn verder geen sporen van. Hij staat in elk geval niet in het namenregister van het Oranjehotel. Waarschijnlijk is hij dus rechtstreeks vanuit Haagsche Veer naar Kamp Amersfoort overgebracht. Daar bleef hij bijna een jaar en werd op 29 oktober 1942 op transport gezet naar concentratiekamp Neuengamme. Vanuit dat kamp kwam hij, geregistreerd onder kampnummer 11762, als enige Nederlander terecht in een van de vele buitenkampen van Neuengamme, de II. SS-Baubrigade in Bremen. Daar overleed hij goed vijf weken na aankomst, op 3 december 1942. Aan echtgenote Stien werd meegedeeld dat hij was overleden aan een hartziekte, maar aan deze mededeling kan getwijfeld worden. Het is goed mogelijk dat hij om het leven is gekomen bij een van de vele geallieerde bombardementen op Bremen, maar het kan ook komen door honger en uitputting, de meest voorkomende doodsoorzaak onder de dwangarbeiders. Hij is begraven in een massagraf op Friedhof Bremen Riensburg, vak CC/1877.

Dit item was geplaatst door Muis.