NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 01

Napoleon Dodenmasker 2.
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN

DOOR DR. A. ALETRINO
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

VOORREDE (1e deel)

Meer en meer begint er in verschillende landen een Napoleon literatuur op te komen, waarvan de stroom door één persoon niet is bij te houden. Niet alleen in Frankrijk, maar ook in Engeland, in Duitschland en in Rusland, waar – bij gelegenheid van de viering van het eeuwfeest van 1812 – de Staatsarchieven een catalogus hebben uitgegeven, alléén van de stukken, op die periode betrekking hebbend, en wier aantal 15.000 bedraagt!

Meer en meer dan ook komt de figuur van den grooten Keizer in een zuiverder, helderder en veel meer waar licht te staan, dan tot nog toe het geval was, en krijgt men een anderen blik op zijn persoonlijkheid en een ander oordeel over zijn daden, dan men tot voor betrekkelijk korten tijd had. Men ziet er uit, dat hij niet – zooals hij nog altijd door een menigte personen, vooral in ons land, genoemd wordt – een “geweldenaar,” “een overweldiger” een “dwingeland,” een “onderdrukker,” ja zelfs een “bloedhond” was, “die s ‘lands zonen ter slachtbank voerde,” maar dat de meeste oorlogen, die hij heeft gevoerd, hem zijn opgedragen of opgedwongen en dat hij eigenlijk meer een vredes- dan een oorlogs-vorst was. Een neutrale en zooveel mogelijk eerlijke geschiedenis van de oorlogen, die hij als Keizer met de Europeesche landen heeft gevoerd, is nog niet geschreven en er is nog niet uitgemaakt in hoeverre en welke oorlogen van Frankrijk aan de schuld van de andere mogendheden of aan zijn schuld moeten worden geweten. Napoleon zelf zegt, sprekend over zijn daden, zoolang hij Keizer is geweest volgens Las Cases in zijn Memorial : ‘Zal iemand mij ervan beschuldigen dat ik te veel van oorlog hield? Maar hij (een Franse historicus) zal aantonen dat ik altijd werd aangevallen!’ Zelfs de wandaad, die men hem altijd verwijt en waarmee men altijd en steeds weer komt aandragen, de oplichting en terechtstelling van den Duc d’ Enghien (heel veel vorstelijke wandaden heeft hij blijkbaar niet op zijn kerfstok; men zou anders niet eeuwig deze eene noemen; men vergelijke daarmee de terechtstellingen en moorden op bevel van den koning bij Gods genade, op bevel van Lodewijk den achttienden en de slachting door de Terreur blanche onder diens regeering gepleegd,) verschijnt meer en meer in een ander licht. Behalve nog de verontschuldiging, die Napoleon zelf van zijn gedrag in deze kwestie geeft,terwijl hij het voorstelt, dat alles op zijn bevel is geschied en de volle verantwoordelijkheid daarvan op zich neemt, zooals door Las Cases in zijn Mémorial is opgeteekend, en waaruit blijkt, dNapoleons terugkeeer van Elba 3at hij niet anders dan uit wettig zelfverweer zou hebben gehandeld, indien de te snelle terechtstelling inderdaad op zijn bevel zou zijn geschied, is er door de openbaring van verschillende stukken in den laatsten tijd aan het licht gekomen, dat niet hij de schuld van den terechtstelling van den laatsten Condé draagt, maar dat de schuld daarvan aan anderen moet worden geweten!

En ook leert men meer en meer, dat de haat, waarmee de vorsten van Europa tegen hem waren bezield, voorna-melijk daaruit voortkwam, dat hij de democratische idee voorstond ; dat hij de medezeggingschap van het Volk in de regeering op den voorgrond stelde, een idee, waarvan de autocraten het grootste gevaar voor hun troon en voor de willekeur van hun regeering zagen.

In ons land bestaat geen noemenswaardige Napoleonliteratuur en een goede, eerlijke beredeneering van zijn invloed op ons land ontbreekt nog geheel. Het is op lange na nog niet uitgemaakt, of zijn invloed in ons land niet van dien aard is geweest, dat hij ons evenveel nut als nadeel heeft gedaan en men vraagt zich onwillekeurig af, of de ramp zóó groot zou zijn (wanneer men van een ramp zou mogen spreken,) indien Nederland bij Frankrijk ware ingelijfd gebleven of als een vasalstaat van Frankrijk had voortgeleefd of bij Frankrijk had blijven behooren. Het is met de volken als met planten en dieren, die beter gedijen en zich forscher ontwikkelen, wanneer zij in de volle aarde zijn geplant of in een ruim water leven, dan wanneer zij in een bloempot moeten blijven voortbestaan of in een goudvisschenkom moeten blijven rondzwemmen. En ook is het de vraag of het niet beter ware geweest, indien het stuk of wat opgewonden aristocraten, toen men er zeker van was, dat de Franschen weg waren en dat er geen gevaar meer bestond, dat zij zouden terugkeeren, den “beminden Oranjevorst” (heel verlangend was deze niet, om aan hun drang gehoor te geven) maar liever hadden gelaten waar hij was! Trouwens, de onverschilligheid van de Nederlandsche bevolking voor de verandering wordt bewezen, door het weinige enthousiasme. Later werd het gejuich een beetje grooter ; veel was het echter niet, al wil men het ook voorstellen alsof heel Nederland meejuichte) – een paar honderd Scheveningsche visschers stonden hem op te wachten – dat er bij zijn komst heerschte. Men vergelijke dit enthousiasme eens bij de opgewondenheid en de vreugde, toen Napoleon van Elba terugkwam!

Opmerkelijk is het, dat met Napoleon het omgekeerde is geschied van wat men bijna altijd met andere vorstelijke personen ziet gebeuren. Van deze laatsten toch verneemt men onmiddellijk na hun dood het meest ; dadelijk na hun sterven worden er lange artikelen en brochures en zelfs boeken aan hun goede eigenschappen, aan hun geestelijke en ziele-eigenaardigheden gewijd, terwijl zij na een minimum van tijd geheel vergeten zijn en er niets meer van hen overblijft dan een vage naam-klank en men zich niet dan met moeite kan herinneren, dat zij hebben bestaan. Met Napoleon is het omgekeerde het geval! Zijn dood is, behalve in Engeland, om zoo te zeggen, onopgemerkt voorbijgegaan. En ware het niet, dat het doodsbericht daar het eerst bekend was geworden, ten gevolge waarvan een plotselinge stijging der beurswaarden heeft plaats gehad, waardoor men vooral op zijn sterven opmerkzaam werd gemaakt, het groote publiek in het Britsche rijk zou er waarschijnlijk al even weinig aandacht aan hebben geschonken als dat in Frankrijk, of dat “in overig Europa.

In “Le Temps” van den 7en September 1912, schrijft Albéric Cahuet, onder den titel: “La nouvelle en Europe de la mort de “Napoléon,” het volgende: ‘Het is moeilijk voor te stellen dat met de huidige excessieve informatie, de eisen aan verslaggeving, de mogelijkheden alles te illustreren en de behoeften aan filmbeelden waarmee de kleinste feiten van het sociale leven het belang worden gegeven van sensationele gebeurtenissen,  er een bijna algemene onverschilligheid was waarmee het nieuws van de dood van Napoleon op Sint-Helena werd in juli 1821 in Europa ontvangen. De dood van de keizer werd officieel aangekondigd in Longwood op 5 mei 1821, om half zes ’s middags. Het Engelse ministerie moest precies drie maanden wachten voordat het, bij de aankomst van de eerste boot van Sint-Helena in Portsmouth, op de ochtend van 6 juli, op de hoogte was van deze definitieve en bevrijdende ontsnapping van de gevangene van Hudson Lowe. Dezelfde dag werd het nieuws getelegrafeerd naar het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken, waar het ’s avonds bekend werd en onmiddellijk door baron Pasquier doorgegeven aan de leden van het corps diplomatique die in Parijs woonden. De volgende dag was het historische bericht in de hoofdstad bekend. Het veroorzaakte daar geen sensatie. Er waren zes jaar verstreken sinds Waterloo. De gevangene van Sint-Helena was zojuist in de verte overleden, op een verloren eiland, bijna donker. De toegewijden aan zijn nagedachtenis, die nog steeds hoop en geloof in zijn wonderbaarlijke terugkeer behielden, bleven slechts in kleine aantallen over, verloren, verdronken in de veelheid van onderdanen – trouwe en verenigde gelovigen  – van de herstelde monarchie, of zelfs van de ontevreden, professionele machtswellustelingen, die hun belangen niet langer associeerden met de mogelijkheid van een imperialistisch herstel. Napoleon werd in Frankrijk grotendeels vergeten toen hij definitief van het wereldtoneel verdween. We hebben geen tekort aan getuigenissen over dit onderwerp. Zijn natuurlijke dood, zo lezen we in de krant “La Foudre” (gericht op literatuur, amusement en kunst, nr. van 20 juli 1821), was gewoon een nieuwtje. We praatten er twee of drie dagen over, zoals over een dag met regen of met zonneschijn. Tegenwoordig denken we er niet meer over na.’

Napoleons terugkeeer van Elba 4De gravin De Boigne teekent in haar Mémoires aan: ‘Ik hoorde straatventers roepen: ‘de dood van Napoleon Bonaparte voor twee sols’; ‘zijn toespraak tot generaal Bertrand’ voor twee sols, zonder dat dit op straat meer effect had dan de aankondiging van ‘een verloren hond.’ In zij besproken er bij: “Ik herinner me nog hoe getroffen we waren, een paar mensen die wat reflectiever waren, door deze bijzondere onverschilligheid.’

Het Journal du Commerce, een bonapartistisch orgaan, schreef op den datum van den 14en Juli: “Het is niet altijd de dood die het leven van grote mannen beëindigt, en lang vóór 5 mei 1821 was het lot van Napoleon geëindigd op de vlakten van Waterloo. Maar de vergetelheid was nog niet voor hem gekomen, en we betwijfelen zelfs of op dit moment het uur van gerechtigheid was aangebroken.’

‘Rond Lodewijk XVIII, bij de Tuilerieën,’ vervolgt Cahuet, ‘had de gebeurtenis ook niet voor veel opwinding gezorgd. Er wordt echter gezegd dat generaal Rapp, die adjudant van de keizer was geweest en dezelfde functies bekleedde als de regerende soeverein, destijds een kleine schok niet kon verbergen. Lodewijk XVIII koesterde geen wrok tegen hem. Anderzijds lijkt de diplomatieke correspondentie uit die tijd erop te wijzen dat in Engeland de dood van de gevangene op Hudson Lowe een diepere indruk heeft gemaakt. De overheidsgelden stegen snel en baron Pasquier, onze minister van Buitenlandse Zaken, kon op 12 juli 1821 aan onze ambassadeur bij koning George, de graaf van Caraman, schrijven: ‘We zien uit de Engelse kranten dat deze gebeurtenis in Engeland meer sensatie teweeg bracht dan in Frankrijk. Toen hij zijn politieke carrière beëindigde, anticipeerde de Fransen met hun levendige fantasie over het tijdperk na zijn dood, en het nieuws veroorzaakte geen sensatie. En in feite werden er vanaf 7 juli in Londen mededelingen op straat geplaatst die “al diegenen die er de moed voor hadden uitnodigden om te rouwen om de voortijdige dood van Napoleon. Verschillende vooraanstaande Engelsen, in de eerste plaats Sir Robert Wilson, evenals ‘een paar obscure Fransen’ die in Londen woonden, waren de eersten die aan deze uitnodiging gehoor gaven. En de graaf van Caraman merkte in een lange brief aan baron Pasquier op dat ‘het soort belangstelling dat aan buitengewone gebeurtenissen kleeft opnieuw leek te ontwaken bij het zekere nieuws van de dood van Napoleon. De meest constante en meest verklaarde vijanden werden er door getroffen als een opmerkelijke gebeurtenis en degenen die pretendeerden zichzelf de aanhangers ervan te noemen, hadden hun spijt niet verborgen door te proberen de regering de afschuwelijke beschuldigingen op de hals te halen die ook het type van zijn ziekte afweerden en de omstandigheden die zijn einde hadden begeleid en gevolgd. The Morning Chronicle wijdde een lang artikel aan Napoleon. Overal werd dagenlang gesproken over deze pijn en dit einde. Details van het overlijden en de begrafenis, gerapporteerd vanuit Sint-Helena door een reiziger, waren lange tijd het onderwerp van gesprek geweest bij de Royal Society, in India House, toen de president de vergadering op de hoogte bracht van het overlijden, nam een ​​zekere Lowndes de vrijheid om te zeggen: ” dus, meneer de president, laten we onszelf feliciteren.’ Maar het afkeurende gemompel van zijn collega’s liet al snel de omslag zien dat hij verstandiger zou hebben gehandeld door te zwijgen en zelfs in een genereuze beweging van opstand vond een lid van het gezelschap het nodig om op te staan ​​en deze verklaring af te leggen: “Het is weinig menselijk en genereus om je te verheugen over de dood van een man die al lange tijd geen politieke rol meer heeft gespeeld.”

Zelfs op de ex-keizerin Marie Louise maakte het bericht van zijn dood weinig indruk: ‘De weduwe van Napoleon, Marie Louise, soeverein van Parma”, verhaalt Cahuet verder, “vernam uit het Piemontese staatsblad over de dood van de keizer, wat haar pas op 20 juli werd bevestigd door een officiële brief van baron De Vincent, ambassadeur van ‘Oostenrijk in Parijs’. ‘Ik geef toe’, schreef ze, ‘aan Madame de Crenneville dat ik er enorm door getroffen was. Hoewel ik nooit enige sterke gevoelens voor hem heb gehad, kan ik niet vergeten dat hij de vader van mijn zoon is, en zo verre van door mij slecht te behandelen, zoals de wereld gelooft, toonde hij mij altijd alle overwegingen, het enige wat men in een politiek huwelijk zou kunnen wensen, dus ik was erg van streek en hoewel we blij moeten zijn dat hij zijn ongelukkige bestaan ​​op een christelijke manier beëindigde, ik zou hem nog veel meer jaren van geluk en leven hebben gewenst – op voorwaarde dat het ver van mij verwijderd was.” Het hof van Parma rouwde drie maanden, van 25 juli tot 24 october. ‘Als gevolg daarvan, zo staat in het overlijdensbericht geschreven door Neippergvervolgt Cahuet, ‘en dat op 24 juli zonder omlijning in het zwart verscheen in de Parma Gazette, van de dood van de serene echtgenoot van onze verheven soeverein – aankomst op het eiland Sint-Helena op 5 mei – Zijne Majesteit, de ridders en dames die deel uitmaken van de binnenlandse dienst van het hof, het personeel van de hertogelijke huishouding en de livrei, zullen drie maanden in rouw gaan, vanaf morgen de 25e, tot 4 oktober 4’. Marie Louise bestelde duizend missen in Parma, zoals velen in Wenen. In de kapel van haar villa de la Sala woonde ze met haar hele hofhouding een dienst bij ter nagedachtenis aan Napoleon. Op de sarcofaag was geen teken van keizerlijke waardigheid te vinden, geen nummer kon de overledene identificeren. Op de soevereine galerij volgde Marie Louise afwezig de ceremonie, terwijl de sluier van de weduwe handig haar zwangerschap verborg. Negen dagen later beviel ze in Solagrande van een zoon van de graaf van Neipperg, de toekomstige prins van Montenuovo, de tweede van de drie kinderen die uit deze geheime en tot dan toe overspelige verbintenis werden geboren.

Dit item was geplaatst door Muis.