NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 04

Napoleon Dodenmasker 11.
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN

DOOR DR. A. ALETRINO
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

EERSTE HOOFDSTUK (2e deel)

Napoleon verliet Malmaison niet door den hoofd-uitgang, waar de rijtuigen gereed stonden en waar zich een groote volksmenigte verzameld had, om van zijn vertrek getuige te zijn, maar langs een achterweg, waar een postwagen, met vier paarden bespannen, hem wachte. Terwijl zijn gevolg, bestaande uit Las Cases en zijn zoon, de Montholon, Planat en Résigny, met de dienst- en bagage-voertuigen over Orléans reist, gaat hij, incognito, vergezeld van drie of vier personen, over Rambouillet, Tours, Poitiers en Niort en komt den 3den Juli, des morgens om acht uur, te Rochefort. Overal – behalve te Saint-Maixent – wordt hij met gejuich en gejubel, met geroep van “Vive l’Empereur” ontvangen. Te Saint-Maixent was de bevolking, met de garde nationale aan het hoofd – onrustig en in de war gebracht door de roezige gebeurtenissen en de verwarde berichten, die kort te voren waren verspreid – toen het rijtuig van Napoleon aankwam, op de Place de l’Hotel-de-Ville verzameld. Zij omringden zijn rijtuig, dat zonder escorte reisde, en deden alle moeite om er achter te komen, wie de reizigers waren. Deze echter antwoordden niet op hun vragen en weigerden hun paspoorten te toonen, behalve aan een der leden van het gemeentebestuur. Een officier van de garde nationale bood zich aan, de paspoorten – die van de gewone afweken en eigenlijk alleen een vrijgeleide waren – aan den gemeenteraad te overhandigen. Terwijl de raad vergaderde en besprekingen hield – wijl het officieele papier alleen sprak van generaal Beker en een bediende – of en welke maatregelen er genomen moesten worden, waar – behalve de bediende, die op den bok zat, zich nog vier personen in het rijtuig bevonden, – werd de menigte, die zich steeds om het rijtuig hield en voortdurend aangroeide, opdringender en nieuwsgieriger, waardoor de reizigers zich begonnen ongerust te maken. Generaal Beker herkende onder de menigte een gendarme-officier, dien hij vroeger had ontmoet en verzocht dezen – op zóó luide toon, dat de omstanders het konden hooren – voor hem naar den burgemeester te willen gaan en dien mee te deelen, dat hij, generaal Beker, met een dringende zending door de regeering was belast en te willen verzekeren, dat hij hem als generaal Beker kende. Deze officier voldeed aan dit verzoek en niet alleen kregen de reizigers hun paspoorten terug, doch tevens een brief van vrijgeleide, door den burgemeester onderteekend. Zij konden dus veilig vertrekken. Een bepaald gevaar, zooals verschillende geschiedschrijvers van dit incident hebben gemaakt, heeft Napoleon echter niet geloopen en de bevolking was volstrekt niet vijandig gezind. Trouwens, niemand wist, dat de Keizer een der reizigers was.

Waarschijnlijk is men in de war gebracht door het incident, dat zijn gevolg te Saïntes overkwam, waar de oproerige bevolking – in de meening, dat Napoleon zich onder de reizigers bevond – dreigde tot handtastelijkheden over te gaan. Las Cases schrijft daarover in zijn Mémorial: ‘We arriveren in Orléans op de 30e in de ochtend en rond middernacht in Châtellerault. We steken Limoges over op 1 juli, rond vier uur in de avond. We dineren in La Rochefoucauld op de 2e en komen om zeven uur in de avond aan in Jarnac, waar we slapen, de slechte wil van de postmeester dwingt ons daar de nacht door te brengen. We kunnen pas om vijf uur ’s ochtends weer op pad. De slechtheid van de postmeester, die, niet tevreden met het feit dat hij ons de afgelopen nacht moest vasthouden, dwong ons gebruik maakte van geheime middelen om ons stil te houden en wee lopend naar Cognac moesten gaan, waar een andere postmeester en de toeschouwers ons heel andere gevoelens lieten zien. Het was gemakkelijk voor ons om te beoordelen wat onze passage teweegbracht. Veel onrust in verschillende richtingen. Toen we rond elf uur ’s ochtends Saintes bereikten, werden we bijna het slachtoffer van een volksopstand en werden we door de bevolking tegengehouden. Onze veiligheid werd gegarandeerd door de nationale garde, maar wel werden we gevangen genomen in een herberg. We namen, zo werd gezegd, de schat van de staat weg, we waren schurken voor wie alleen de dood gerechtigheid kon brengen.
Degenen die beweerden de vooraanstaande klasse van de stad te zijn, vooral de vrouwen, waren vuriger vóór onze marteling. Ze kwamen achtereenvolgens langs aangrenzende ramen paraderen om ons ongeluk nader te beledigen. Ze waren woedend, zou je het geloven? Tot het punt dat met hun tanden knarsetandde bij het zien van onze kalmte, en toch was dit de hoogste klasse, de vooraanstaande vrouwen van de stad…
Prins Joseph, die zonder ons medeweten door de stad trok, kwam ons avontuur nog ingewikkelder maken. Hij werd gearresteerd, naar de prefectuur gebracht, maar zeer gerespecteerd.
Onze herberg keek uit op een plein dat vol bleef staan met een zeer opgewonden en vijandige menigte; ze overweldigde ons met bedreigingen en beledigingen. Ik merkte dat ik bekend was bij de onderprefect, wat waarborgde wie we waren. Ons voertuig werd geïnspecteerd en we werden op veilige afstand gehouden. Rond vier uur lukte het mij om naar prins Joseph te gaan.
Op weg naar de prefectuur, en weliswaar onder bewaking van een onderofficier; verschillende personen benaderden mij, sommigen gaven mij in het geheim kaartjes, anderen fluisterden een paar woorden in mijn oor; iedereen kwam samen om mij te verzekeren dat we heel vredig moesten zijn, dat de echte Fransen naar ons keken.
Tegen de avond mochten we vertrekken, maar toen was alles veranderd. Onder luid gejuich verlieten wij onze herberg. Gewone vrouwen pakten in tranen onze handen en kusten ze. Van alle kanten bood iedereen aan ons te volgen, om, zo zeiden ze, een val te vermijden die de vijanden van de keizer op enige afstand van de stad voor ons hadden opgezet. Deze bijzondere verandering van gedachten kwam voort uit het feit dat veel mensen van het platteland en een groot aantal federaties de stad waren binnengekomen en voortaan de opinie bepaalden. Op korte afstand van Rochefort kwamen we de gendarmerie tegen die, toen ze van ons ongeluk hoorden, naar ons toe was gestuurd.
We kwamen om twee uur in de ochtend aan in Rochefort; De keizer was daar al sinds de dag ervoor. Prins Jozef arriveerde daar dezelfde avond…”

Onderweg verneemt de Keizer dat de regeering aan de bevelhebbers van de fregatten in de haven van Rochefort verboden heeft zich met de Engelsche kruisers in verbinding te stellen, waardoor hem de gelegenheid wordt ontnomen zoowel zich aan boord van een der Engelsche schepen te begeven, als van dezen iets naders omtrent de plannen van Engeland’s regeering over het zenden van een vrijgeleide te vernemen. Wijl hij echter door de ontvangst van het volk, waar hij komt, en ook te Rochefort, ziet hoe populair hij nog is en welken invloed zijn persoon nog heeft, (men biedt zich immers van alle kanten aan om, onder zijn aanvoering, de strijd tegen de geallieerden aan te binden), hernieuwt hij zijn voorstel aan de regeering om zich aan het hoofd van het leger te plaatsen en de geallieerden te bevechten, maar Napoleon aan boord van de Bellerophonverzoekt tevens om opheffing van het verbod, aan de bevelhebbers der fregatten gegeven en dringt daarop te meer aan, wijl Beker er hem voor waarschuwt, dat de Bourbons hem óf reeds agenten hebben achterna gezonden om zich van hem meester te maken, óf dat hij kans loopt, dat zij dat zullen doen. In dat geval wil hij vrijwillig een schuilplaats aan boord van een der Engelsche kruisers zoeken: alles beter dan in de handen der royalisten te vallen. Op nieuw echter wordt zijn voorstel door de regeering afgewezen.

Zoodra hij te Rochefort is aangekomen, houdt hij krijgsraad met de opper-officieren, die zich geleidelijk bij hem hebben gevoegd, met zijn gevolg en met verschillende oud-zeevaarders om te bespreken, wat hem het beste onder de gegeven omstandigheden te doen staat. Zij komen allen eenstemmig tot het besluit, dat het voor het oogenblik onmogelijk is uit Rochefort over zee te ontkomen. Intusschen gaat het geknoei en gekonkel met allerlei tegenstrijdige bevelen, van den kant der Fransche regeering, steeds voort. Plotseling wordt het verbod aan de bevelhebbers der fregatten gegeven, opgeheven, maar wordt daartegenover het verbod gesteld, op straffe van hoogverraad, Napoleon ergens, waar dan ook, naar het vasteland over te brengen. Waarschijnlijk heeft de Fransche regeering van Engelsche zijde het bericht ontvangen, dat elk vrijgeleide zal worden geweigerd en kan zei dus veilig toestaan dat Napoleon het aan Engeland verzoekt. Daardoor vervalt dan ook het plan, dat geopperd wordt, om te Verdon, in de Gironde een fregat gereed te maken en te gelijkertijd te la Rochelle een brik uit te rusten, opdat Napoleon – naar gelang het gunstige oogenblik zich zou voordoen, dat een der geblokkeerde streken onbewaakt zou worden gelaten – zich op een dezer schepen zou begeven, dat naar Amerika zou trachten te ontsnappen, terwijl het andere de aandacht der overige Engelsche kruisers zou beproeven af te leiden. Deze manoeuvre wordt te gevaarlijk, te gewaagd en te onzeker geacht, evenals de andere, die van verschillende kanten aan de hand worden gedaan. Zoowel het plan om te Bordeaux een corvet te bemannen, dat Napoleon aan boord zal nemen, als het voorstel van den kapitein van een Amerikaansch schip, die aanbiedt hem als passagier te ontvangen en te trachten, als behoorend tot een neutrale natie, door de blokkade-linie heen te breken; zoowel het vraagstuk van den bevelhebber van een klein Deensch vaartuig, wiens scheepspapieren in orde zijn en die hem tusschen zijn lading van spiritualiën wil verbergen en op die manier uit Rochefort wegvoeren, als de voorstellen der bevelhebbers van de Meduse en van de Saaie, om tegen alle verbod in, de strijd tegen de Engelsche kruisers aan te binden, waarbij de een zich zou opofferen om den andere gelegenheid te geven te ontsnappen, worden afgeslagen, wijl zij onder de bestaande omstandigheden te gevaarlijk zijn.

Napoleon gaat intusschen naar het eilandje Aix, maar verandert onderweg van gedachte en begeeft zich onmiddellijk aan boord van de SaaIe. Misschien gelooft hij dat men – wijl er een krachtige wind waait – s’ nachts het anker zal kunnen lichten en zal kunnen ontsnappen! Den volgenden dag echter gaat de wind weer liggen. Voor zonsopgang is hij reeds op de commando-brug, informeert naar den wind, staart naar de Engelsche kruisers, maar zegt niets van wat er in zijn gedachten omgaat. Gegeven nu aan een kant de onmogelijkheid om over land te ontsnappen, aan den anderen kant om over zee te ontkomen, hoe en met welke schepen dan ook, gegeven het gevaar om door de handlangers van de Bourbons te worden gevangen genomen, rest Napoleon slechts een stap te doen: zijn lot in handen van de Engelsche regeering te leggen, zich uit eigen beweging aan Engeland over te geven en een vrijgeleide te vragen om zich of naar Amerika te begeven of om zich ergens in Engeland te mogen vestigen.

De mogelijkheid, dat twee invloeden op het nemen van dit besluit hebben meegewerkt, is niet uitgesloten. Ten eerste Napoleons bijgeloof 1) en vervolgens de hooge opvatting, die hij bijna zijn geheele leven – voordat hij op St. Helena de overtuiging van het tegendeel kreeg – omtrent de chevalereskheid der Engelsche natie en die van het Engelsche leger heeft gekoesterd.

Wat de invloed van zijn bijgeloof in deze kwestie betreft, verhaald Gourgaud in zijn journal, dat – terwijl hij met Napoleon zat te praten en te bespreken wat hem het beste onder de gegeven omstandigheden te doen stond – een vogeltje door het venster naar binnen kwam vliegen. Gourgaud riep uit, dat dit een gelukkig voorteeken was en ving het diertje in zijn handen. Maar Napoleon zei hem het zijn vrijheid te hergeven, er bij voegend: “il y a assez de malheureux” en vervolgde, toen Gourgaud het had los gelaten: “laat ons zien wat de voorteekenen uitwijzen.” Het vogeltje nu vloog naar rechts en Gourgoud riep uit: “Sire, het beestje wijst den weg naar den Engelschen kruiser!” En wat zijn hooge opvatting omtrent de chevalereskheid van het Engelsche leger en van de Engelsche natie aangaat blijkt deze – tenminste, wanneer men op dit punt de aanteekeningen van Montholon mag vertrouwen – onder anderen uit wat Napoleon op een avond te St. Helena zou hebben gezegd, namelijk dat: ‘De Engelsen zijn echt mensen van een superieur kaliber dan het onze… Als ik een Engels leger had gehad, zou ik de wereld hebben veroverd; ik zou ermee aan de slag zijn gegaan zonder dat het gedemoraliseerd zou worden. Als ik de keuze was geweest van de Engelsen, zoals ik in 1815 door de Fransen werd uitgekozen, had ik tien veldslagen bij Waterloo kunnen verliezen voordat ik een stem in uw wetgevende macht had verloren, een zekerheid in mijn gelederen. Uiteindelijk zou ik het spel hebben gewonnen’.2

1) Dat Napoleon bijgeloovig was en aan de meest verschillende voorteekens … en tamelijk groot gewicht hechtte, is bekend. Er waren bijvoorbeeld letters, zooals de M, waaraan hij een bepaalden invloed op zijn leven toeschreef. Het kan niet worden ontkend, dat vele namen van plaatsen, waar groote gebeurtenissen, zoowel van gunstige als van ongunstige beteekenis voor zijn bestaan, zijn geschied evenals vele namen van menschen, die van een gunstigen of van een ongunstigen invloed in zijn leven zijn geweest. met die letter begonnen. Ook is het een bekend feit dat hij meestal, om zoo te zeggen, onbewust – een kruis sloeg bij het vernemen van een slechte tijding, bij het hooren van een godslasterlijk woord en dergelijk meer. Men leze wat over dat bijgeloof door Cabanès in zijn “cabinet secret de I’histoire,” Vol. 2 in een opstel. getiteld “Les superstitions de Napoléon wordt meegedeeld.
2) Basil Jackson vermeldt dit gezegde _ hem onmiddellijk (na het gesprek tusschen Napoleon en Montholon gehouden. waaruit Montholon het heeft opgeschreven) door dezen laatste meegedeeld – met precies dezelfde woorden in ” Waterloo et Sainte Heléne” door Brouwet uit het Engelsch vertaald. (Uitg. Pion· Nourril et Cie. Paris, 1912 bladz. 183).

Dit item was geplaatst door Muis.