NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 06

Napoleon Dodenmasker 11.
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN

DOOR DR. A. ALETRINO
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

EERSTE HOOFDSTUK (4e deel)

Was het, wijl men niet nauwkeurig wist, welke plannen de Engelsche regeering omtrent de houding had, die zij tegenover Napoleon zou innemen; deed men het om te voorkomen, dat Napoleon eenigen argwaan zou gaan koesteren of eenig vermoeden zou kunnen krijgen van wat hem te wachten stond ; of was het een verfijnde wreedheid, opdat hij te erger zijn val zou voelen, wanneer hij plotseling zou vernemen, dat hij niet meer als Keizer werd beschouwd, waardoor men hem – zoo wel gedurende zijn verblijf aan boord van de Bellerophon, als den volgenden dag aan boord bij admiraal Hotham – die intusschen met zijn admiraalschip de “Superb” voor Rochefort was aangekomen – en nog eenigen tijd daarna, als Keizer bleef behandelen? Immers, zoo wel aan boord van de Bellerophon als aan boord van de Superb bleef hij de Keizer.

Eerst door kapitein Maitland en daarna door generaal Bertrand uitgenoodigd om aan boord van de Bellerophon te blijven dineeren, wordt admiraal Hotham door Napoleon als gastheer ontvangen: hij betaalt de onkosten; het zijn zijn lakeien, die bedienen. Hij neemt de eerste plaats in, wijl hij zich nog steeds als keizer beschouwt en door de anderen nog steeds als Keizer wordt behandeld. Wanneer hij zich den volgenden dag, den 16den Juli, aan boord van de “Superb” begeeft, door admiraal Hotham uitgenoodigd om te komen dejeuneeren, wordt hij met de eerbewijzen ontvangen, die alleen aan de hoogstgeplaatsten worden bewezen: niet alleen aan boord van de Superb is de geheele équipage in het tuig opgesteld, maar ook op alle andere oorlogschepen, die voor de haven van Rochefort voor anker lagen, paradeert – naar bevel van den admiraal – de manschap en overal zijn de soldaten onder de wapens. Alleen de kanonschoten ontbreken!

Des middags om een uur is Napoleon met zijn gevolg aan boord van de Bellerophon terug en men gaat onmiddellijk onder zeil naar Torbay, vergezeld van de “Myrmidon“, waarop zich die personen uit Napoleons gevolg bevonden, voor wie men geen plaats op de Bellerophon had kunnen maken. Zoo was Napoleon overtuigd of naar Amerika te zullen gaan of in Engeland te kunnen blijven, dat hij zich, gedurende de overtocht, voortdurend en waar het maar even kon, op de hoogte stelde van de zeden en gebruiken, van de wetten van Engeland, opdat hij zich daarnaar zou gedragen en voegen, “wijl hij hoogstwaarschijnlijk zijn dagen te midden der Engelsche natie zou eindigen.” De overtocht duurde nog al vrij lang en men kwam eerst den 24sten te Torbay, van waar kapitein Maitland onmiddellijk bericht van zijn aankomst aan zijn opper-admiraal Lord Keith zond, die te Plymouth verblijf hield, en verdere instructie van dezen vroeg. Al dadelijk echter vond hij een bevel, niemand aan boord toe te laten, die niet voorzien zou zijn van een verlof, door Lord Keith zelf of door een der leden van de admiraliteit onderteekend.

Intusschen komt Gourgaud aan boord terug. Het verslag, dat hij van zijn tocht met de “Slaney” geeft, is niet zeer geruststellend. Niet alleen heeft men hem geweigerd naar Londen te mogen gaan, maar men heeft hem zelfs niet toegestaan zich aan land te begeven. De “Slaney” moest dadelijk weer onder zeil naar Torbay en daar verdere bevelen afwachten. Den brief aan den Prins-Regent had Gourgaud niet kunnen overhandigen. Inmiddels ontvangt kapitein Maitland het bevel onmiddellijk naar Plymouth te vertrekken, waar het fregat de “Lifley” aan bakboord van de Bellerophon het anker laat vallen; ’s nachts doet een ander fregat de “Eurotas” hetzelfde aan stuurboord.

De Engelsche regeering begon zich ongerust te maken! Niet zoodra toch was het aan wal bekend geworden, dat Napoleon zich aan boord van de Bellerophon bevond, of van alle kanten, zoowel aan land als op zee, begonnen zich menschen te verzamelen, nieuwsgierig om hem te zien te krijgen; de haven was, om zoo te zeggen, bedekt met allerlei soort vaartuigen, beladen met een opgewonden menigte, die duidelijk van haar sympathie en bewondering voor Napoleon blijken gaf. Dit ging niet alleen zoo de volgende dagen voort, maar de belangstellenden vermeerderden steeds, zoodanig zelfs dat men zich niet ontzag om s’avonds en s’nachts – uit vrees, dat de vaartuigen te dicht bij de Bellerophon zouden komen – op hen te schieten. Hoewel de Engelsche dagbladen voortdurend trachten stemming tegen Napoleon te maken, voelde de regeering zeer goed, dat er zoowel in Londen als in geheel Engeland een beweging ten gunste van Napoleon aan het opkomen was, die haar in een moeilijken en gevaarlijken toestand kon brengen (vooral met het oog op een mogelijke botsing tegen de wetten die in Engeland van kracht waren,) wanneer men Napoleon gevangen hield en er van de grooter groeiende sympathie en bewondering der bevolking zou worden gebruik gemaakt om die wetten te doen uitvoeren. Het was dus zaak het nog steeds niet – al was hij het ook inderdaad – te doen voorkomen en hem te behandelen alsof hij gevangen was en toch tevens te beletten, dat men gelegenheid kreeg zich op de Wet te beroepen, waardoor het onmogelijk zou worden hem later openlijk gevangen te nemen. Daarom werd onmiddellijk het bevel uitgevaardigd niemand te veroorloven zich aan wal te begeven en ook niemand aan boord toe te laten. Daardoor toch werd het ondoenlijk een wettelijke kennisgeving, uit de Habeas Corpus Act waarop het in dezen aankwam, volgens alle regelen en in de vorm door een rechtsgeleerde opgemaakt, waarin vermeld werd, en was vastgesteld, dat Napoleon – wijl hij zich op Engelschen bodem bevond – dezelfde rechten had als ieder Engelsch onderdaan en dus niet zonder andere en verdere gegevens, waarop men zich kan beroepen en waarop men zou kunnen steunen, mocht worden gevangen gehouden, aan hem onder wier bewaring hij op dit tijdstip was, – en dit was vooral noodzakelijk – te overhandigen. Intusschen begon het gerucht zich te verspreiden, dat men Napoleon of in den Tower te Londen wilde gevangen zetten of hem naar St.-Helena overbrengen, waarvan al sprake was geweest indertijd toen hij op Elba was. Tevergeefsch trachtte Napoleon Lord Keith te spreken te krijgen – die zich achter de verontschuldiging verschool, dat hij nog geen instructies van het ministerie had ontvangen – om hem te vragen, welke plannen men omtrent hem koesterde. Den 27ste Juli komt het bevel, dat alle personen uit het gevolg van Napoleon beneden den rang van generaal van de Bellerophon moesten worden verwijderd en op de “Lifley” en de “Mirmydon” zouden worden overgebracht en dat – waar hij tot dusver als Keizer was behandeld en toegesproken – dit van dezen dag zou moeten Napoleon aankomst St Helenaophouden en dat hij in het vervolg den titel van generaal zou dragen en als generaal moest worden beschouwd. Eindelijk, den 29ste Juli, komt Lord Keith aan boord. vergezeld van den onder-staats-secretaris Banbury, om Napoleon den inhoud van een ministrieel schrijven, door Lord Keith ontvangen, mee te deelen, waarin vermeld stond, dat de Engelsche regeering besloten had hem St.-Helena als verblijfplaats aan te wijzen:

“Waar het voor generaal Bonaparte van belang kon zijn, zonder langer uitstel, te weten, welke plannen de Engelsche regeering ten zijnen opzichte koestert, verzoekt zij Uw Edelheid hem het volgende te willen mededeelen:

Het zou weinig met de plichten stroken, die wij tegenover ons land en tegenover de verbondenen van Zijne Majesteit hebben, wanneer wij generaal Bonaparte de middelen of de gelegenheid zouden laten, om opnieuw den vrede van Europa te verstoren; om die redenen is het bepaald noodzakelijk, dat hij in zijn persoonlijke vrijheid zoodanig wordt beperkt, als dit eerste belangrijke punt het eischt. Het eiland St. Helena is voor zijn toekomstige verblijfplaats gekozen: het klimaat is er gezond en de ligging veroorlooft, dat men hem er met veel meer toegevendheid dan elders kan behandelen, met het oog op de noodzakelijke voorzorgs-maatregelen, die er moeten genomen worden om zich van zijn persoon te verzekeren. Het is generaal Bonaparte veroorloofd, uit de personen, die hem naar Engeland hebben vergezeld, drie officieren – de generaals Savary en Lallemand uitgezonderd – te kiezen, die, met zijn heelmeester, verlof hebben hem naar St. Helena te vergezellen, doch die het eiland niet zonder verlof van de Engelsche regeering zullen mogen verlaten. Vice admiraal Sir George Cockburn, die tot gouverneur van Kaap de Goede Hoop en van de omliggende wateren is benoemd zal generaal Bonaparte en zijn gevolg naar St. Helena begeleiden en zal de nauwkeurige bevelen ontvangen, aangaande de uitvoering van dezen dienst. Waarschijnlijk zal Sir George Cockburn binnen weinige dagen gereed zijn om te kunnen vertrekken, redenen waarom het wenschelijk is, dat generaal Bonaparte zonder uitstel zijn keuze zal doen uit de personen, die hem zullen vergezellen.”

Zonder iets tegenover Lord Keith en Banbury te laten blijken van de gevoelens, die er in hem omgingen, onderging de Keizer den schok! Maar in het volgend, krachtig protesteerend schrijven kwam hij tegen de willekeur van de Engelsche regeering op en verzocht Kapitein Maitland – wijl men geweigerd had Las Cases aan wal te laten gaan – dien brief aan Lord Keith te laten brengen, opdat deze hem den Prins-Regent zou doen ter hand stellen. Wat tot aan Lord Keith geschiedde! Of de brief ooit in handen van den Prins-Regent is gekomen, wordt niet vermeld! In dit Protest zeide de Keizer: ‘“Ik protesteer hier plechtig, in het aangezicht van de hemel en de mensen, tegen het geweld dat mij is aangedaan, tegen de schending van mijn meest heilige rechten, door met geweld afstand te doen van mijn persoon en mijn vrijheid. Ik ben niet de gevangene, ik ben de gast van Engeland. Ik kwam daar op instigatie van de kapitein, die zei dat hij orders had gekregen van de regering om mij te ontvangen en mij met mijn gevolg naar Engeland te brengen, als dat goedkeurde Ik bood mezelf te goeder trouw aan om mezelf onder de bescherming van de wetten van Engeland te stellen, zodra ik aan boord van de Bellerophon zat, door bevelen te geven aan de kapitein van de Bellerophon wilde mij en mijn gevolg alleen maar in een hinderlaag lokken, het heeft zijn eer verspeeld en zijn vlag aangetast. Als deze daad zou worden voltrokken, zou het voor de Engelsen tevergeefs zijn om voortaan te willen spreken over hun loyaliteit, hun wetten en hun vrijheid; het Britse geloof zal verloren gaan in de gastvrijheid van Bellerophon. Ik doe een beroep op de geschiedenis: die zal zeggen dat een vijand, die twintig jaar lang oorlog heeft gevoerd tegen het Engelse volk, in zijn tegenslag vrijelijk asiel kwam zoeken onder de wetten van het Engelse volk: wat is een treffender bewijs? Zou hij zijn achting en zijn vertrouwen kunnen geven? Maar hoe werd in Engeland op deze grootmoedigheid gereageerd? Ze deden alsof ze deze vijand gastvrij de hand reikten, en toen hij zich te goeder trouw had overgegeven, zetten ze hem vast.’

Niemand heeft op dezen brief geantwoord! Het eenige antwoord, dat er op kwam, was het bevel, dat de Bellerophon, vergezeld van een paar oorlogsschepen, zou blijven kruisen, totdat de Northumberland, die Napoleon naar St.-Helena zou overbrengen – de Bellerophon was voor zulk een lange reis niet geschikt – genoegzaam uitgerust en van proviand voorzien zou zijn, om die reis te kunnen ondernemen en dat de Bellerophon geen enkele haven zou aandoen, doch in zee de reizigers zou overbrengen. Immers, al was het aantal menschen, dat kwam om Napoleon te zien, verminderd sinds de sloepen der oorlogsschepen een schuit in den grond hadden geboord, waardoor iemand verdronken was, toch was de toeloop in de haven nog zóó groot, dat de regeering op alles bedacht en voorbereid wilde zijn. Het was de kwestie, nog enkele dagen te rekken, totdat de Engelsche regeering met de andere mogendheden het verdrag zou hebben afgesloten, waardoor zij gedekt zou zijn, wanneer zij Napoleon zoogenaamd onder haar hoede, of liever gevangen nam!

Dit item was geplaatst door Muis.