SLAG AAN DE SOMME I

ierse-fuseliers-bij-de-slag-aan-de-somme-t8974De Slag aan de Somme was een grote slag tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarbij meer dan een miljoen slachtoffers vielen. Het slagveld bevindt zich ruwweg in de driehoek gevormd door de Franse steden Albert, Bapaume en Péronne. In dit gebied zijn heden ten dage vele herinneringen aan de slag te vinden. Er zijn vele tientallen (zeer goed onderhouden) begraafplaatsen, met herinneringen aan honderdduizenden soldaten van alle betrokken nationaliteiten. Nog regelmatig worden voorwerpen van de slag gevonden, waaronder onontplofte en dus levensgevaarlijke granaten.

Na de eerste snelle opmars van het Duitse leger in augustus en september 1914 was de strijd tegen de winter vastgelopen in een loopgravenoorlog of stellingenoorlog. Om een uitweg te forceren uit deze afschuwelijke patstelling probeerden de gezamenlijke Franse en Britse legers een doorbraak te forceren. Als plaats van handeling werd gekozen voor de glooiende hoogvlakte ten noorden van de rivier de Somme, goed 100 km ten noorden van de buitenwijken van Parijs. Al voordat de geallieerde leiding eind 1915 had besloten tot deze actie was in het Verenigd Koninkrijk een organisatie op poten gezet waarbij een geheel nieuw leger van vrijwilligers werd opgebouwd. De opbouw van dit leger was al eind 1914 in gang gezet door minister van oorlog, veldmaarschalk Kitchener. Het werd dan ook Kitchener’s army (Kitcheners leger) genoemd, ook wel aangeduid als The New Armies.

De Duitsers probeerden ondertussen uit alle macht een doorbraak te forceren door bij Verdun het Franse leger te laten doodbloeden. De Franse legers leden hier zware verliezen en stonden op het punt te worden verslagen. De Franse legerleiding hoopte dan ook dat de langverwachte Britse tegenaanval het Franse leger wat ademruimte zou geven. De Britten wilden meer voorbereidingstijd hebben en vroegen om uitstel, maar de Fransen stonden er op dat de afgesproken datum bleef gehandhaafd, hoewel hun eigen bijdrage slechts gering zou zijn. De Britse aanval kreeg dus het karakter van een ontlastend offensief om te voorkomen dat het Franse leger in elkaar zou storten.

Op 25 juni 1916 begon een vrijwel onafgebroken bombardement op de Duitse linies door 1.437 kanonnen, houwitsers en mortieren. In totaal werden meer dan 1.500.000 granaten afgeschoten. Op 1 juli 1916, om exact 07.30 uur, werd het sein gegeven voor de aanval. Enige minuten daarvoor werden ondertunnelde Duitse posities met mijnen van 23 ton opgeblazen. Deze tunnels waren in de maanden voorafgaand hieraan onder moeilijke omstandigheden uitgegraven door speciaal daarvoor opgerichte eenheden. Over een breedte van dertig kilometer klommen 140.000 geallieerde soldaten uit hun loopgraven en liepen in de richting van de Duitse loopgraven. Veertien divisies van het Vierde Leger onder generaal Henry Rawlinson en twee van het Derde Leger bevonden zich tegenover drie Duitse divisies. Aan de rechterflank nam een Frans korps deel aan de aanval. De Duitsers hadden drie grote loopgraafsystemen achter elkaar aangelegd. Het doel was de eerste dag het eerste systeem te nemen.

Het lange bombardement was bedoeld om de Duitse loopgraven te vernietigen en het prikkeldraad in het tussenliggende niemandsland te vernielen. Het bleek echter om vele redenen een grote vergissing. Zo kwam men tot de ontdekking dat de Duitsers zich beter en dieper hadden ingegraven dan verwacht. De Britten hadden slechts 34 zware houwitsers die in staat waren de harde kalkgrond te doorboren. Ook waren veel granaten blindgangers en wat wel werkte, was overwegend op de tweede Duitse loopgraaf gericht. Ook veel mijnen explodeerden te vroeg, zodat de Duitsers gewaarschuwd werden, of te laat, zodat de eigen troepen de volle laag kregen. De Britten maakte ook wat strategische blunders door het bombardement enkele minuten voor aanvang van de aanval te stoppen, wat de Duitsers de gelegenheid gaf weer direct de eigen stellingen in te nemen. Verder was het niet erg slim de aanval niet te laten beginnen bij ochtendschemering, maar in vol daglicht de aanval te openen. Verder gingen de Britse soldaten wandelend en in gesloten formatie in de ‘aanval’, men verwachten weinig weerstand, en dat met 30 kilo aan wapens en bepakking, door een kapot gebombardeerd terrein dat bovendien bezaaid was met ongeschonden prikkeldraad.

Het resultaat was een slachting. Op de eerste dag verloren de geallieerden 60.000 soldaten aan doden en gewonden, waarvan 30.000 in het eerste uur van de aanval. Op de meeste plaatsen lukte het niet eens om het niemandsland over te steken. Voor de Britten zijn de exacte verliescijfers van de eerste dag bekend: 19.240 doden, 35.493 gewonden, 2.152 vermisten en 585 krijgsgevangenen, in totaal 57.470 man. Het Britse leger verloor op deze dag meer soldaten dan in welke andere veldslag in zijn geschiedenis. De Duitsers die, qua manschappen vele malen zwakker waren, hadden maar een zevende van die verliezen: 8.000 man. De Britse legerleiding weigerde het falen van de actie in te zien en de strijd ging nog drie maanden door. Tegen het invallen van de winter was slechts een honderdtal vierkante kilometers veroverd ten koste van onnoemelijk vele mensenlevens. Pas op 18 november 1916 staakte de geallieerde legerleiding de aanval. De tol was hoog: Het Verenigd Koninkrijk verloor 420.000 manschappen, Frankrijk 200.000 en Duitsland 450.000.

8fce10a0c1533f343352dbcd6e45e1c1

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Dit item was geplaatst door Muis.

4 thoughts on “SLAG AAN DE SOMME I

  1. Pingback: SLAG AAN DE SOMME II | MUIZENEST

  2. Pingback: SLAG AAN DE SOMME III | MUIZENEST

  3. Pingback: JAC.VAN LOOY – HET VERHAAL VAN DEN PROVINCIAAL | MUIZENEST

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: