OORLOGSKERKHOF
Ik ben nogal veel bezig met de Tweede Wereldoorlog. Nu had ik daar altijd al behoorlijk wat belangstelling voor, maar het is een beetje uit de hand gelopen toen ik een jaar of zeven geleden bij de redactie van de website www.go2war2.nl aanbood om een serie artikelen te gaan schrijven over ‘Nijmegen in oorlogstijd’. Ik woonde indertijd in Nijmegen, fotografeerde er zo ongeveer elke straat en monument en was dus zoals gezegd geïnteresseerd in de oorlog. Een prima combinatie dus.
Met de geplande serie ben ik ook snel van start gegaan. Er verschenen artikelen over Titus Brandsma en over de manier waarop het dagblad De Gelderlander in oorlogstijd is vergaan. Via die beide artikelen kwam ik in aanraking met een nieuw onderwerp, namelijk de werking van de Kultuurkamer en de stelselmatige beknotting van de persvrijheid. Dat leidde tot een artikel over Tobie Goedewaagen, die in de oorlogsjaren de grote man vanuit de NSB was achter deze operatie. Was wel even kicken dat binnen de uitermate goed geïnformeerde redactie van de organisatie deze Goedewaagen een geheel onbekend persoon was. Toevallig bleek enkele jaren later dat op hetzelfde moment iemand in Amsterdam bezig was met haar proefschrift over Goedewaagen, een boek dat ik uiteraard mocht recenseren.
Dat recenseren was namelijk in de tussentijd wel mijn hoofdactiviteit geworden. Dat begon na dat derde artikel (over Goedewaagen dus) met de vraag of ik eens een recensie wilde schrijven en wellicht zo af en toe ook een schrijver interviewen. Dat wilde ik wel, vond en vind ik ook heel plezierig, maar er kleefde wel het nadeel aan dat de hoeveelheid boeken die nu mijn kant op kwam zo talrijk werd dat het schrijven van een artikel er bijna geheel bij inschoot.
Natuurlijk sluiten de boeken die ik recenseer aan bij mijn persoonlijke belangstelling. Ik ben totaal niet geïnteresseerd in allerlei informatie over wapens, tanks, vliegtuigen en andere technische zaken. Boekwerken over legeronderdelen, sterkte van de troepen, legertactieken en soortgelijk: laat maar. Ook boekwerken die tot in detail ingaan op veldslagen zijn niet echt aan me besteed. Niet meer, moet ik er eerlijkheidshalve bij zeggen, want dit is natuurlijk wel waar mijn belangstelling ooit begon.
De wezenlijke vraag bij boeken over de Eerste en Tweede Wereldoorlog is voor mij hoe het zover is kunnen komen dat beschaafde landen in Europa elkaar op zo’n vernietigende manier te lijf gaan, hoe het mogelijk is dat de Joodse bevolking in dit werelddeel gedecimeerd is en ook andere bevolkingsgroepen (Roma, homo’s, politiek links georiënteerden) zwaar vervolgd werden. Welke duistere wereld zit daar achter? Hoe organiseer je dergelijke massale organisatorische massamoorden en achtervolgingen? Hoe werkt het soort mechanisme waarmee een 42-jarige die in 1936 in Hamburg nog als arbeider in een fabriek werkt, een gezin met twee opgroeiende kinderen heeft en zich stiekem nog steeds verbonden voelt met de inmiddels verboden communistische partij, dat dezelfde persoon drie jaar later als lid van een zogenaamd politiebataljon achter de legertroepen mee Polen intrekt en actief deelneemt aan het uitmoorden van Poolse dorpen waar overwegend Joden wonen? Waarom buigt de een mee met de wind en wordt lid van de NSDAP of geestverwante partijen buiten Duitsland, zoals de Nederlandse NSB, en blijft zijn broer, vriend of collega wel recht overeind staan en gaat in het verzet? Kortom: de vast terugkerende thema’s zijn de Holocaust, verzet en collaboratie en biografieën van de duistere hoofdpersonen in dit drama (Hitler, Himmler, Heidrich, Seyss-Inquart).
Bij al die boekwerken die ik daarover de laatste jaren lees, viel me iets op: Er is een gigantische hoeveelheid literatuur over de Holocaust met nog steeds nieuwe publicaties van Joodse overlevenden en van de tweede generatie. Er is ook gigantisch veel over alle schurken, althans de kopstukken onder hen. Het hierboven genoemde rijtje en anderen in dezelfde rangorde. Er is verrassend weinig bekend over het lagere, individuele niveau, over de genoemde 42-jarige fabrieksarbeider en de andere miljoenen die uiteindelijk via hun gedrag het ontstaan van de beweging en moordmachine mogelijk maakten. Er is ook verbluffend weinig geschreven over het verzet en de dappere individuen die daar deel van uitmaakte. Al lijkt het dat er sprake is van een kleine inhaalslag. Vanuit deze motivatie ben ik juist afgelopen week begonnen de 94 gehonoreerden voor het Nederlandse Verzetskruis-1940-1945 weer in de schijnwerpers te zetten. Vorige week begonnen met een kleine inleiding en een eerste artikel, over Jan Jozua Barendsen. De komende maanden zal de rest de revue passeren en ik sluit niet uit dat er daarna op een of andere manier een vervolg op komt.
In 2001 publiceerde de historicus Chris van der Heijden een baanbrekend werk: Grijs verleden. Het boek wordt vaak omschreven als een welkome afrekening met het beeld van de Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog, zoals de historici als Lou de Jong dat sinds 1945 uitvoerig omschreef, namelijk vanuit een duidelijke tweedeling tussen ‘goede’ en ‘foute’ Nederlanders, en weinig aandacht dus voor de grote, grijze middenmoot. Van der Heijden laat zien dat het alledaagse leven van de Nederlanders juist vaak gekenmerkt werd door volgzaamheid en zich schikken in het lot. Hij laat zien dat vooral in de eerste helft van de bezetting iedereen probeert het gewone leven door te laten gaan, hoewel het duidelijk is dat dit leven beheerst wordt door wanorde, onzekerheid, gedraai en opportunisme. De auteur draaft een beetje door in zijn streven het ‘held versus schurk-verhaal’ te relativeren en nuanceren, maar had natuurlijk in essentie het grootste gelijk van de wereld.
Duitse begraafplaats Mont de Huisnes en bovenaan Duitse begraafplaats La Cambre, beiden in Normandië
Dat vonden natuurlijk meer mensen maar in de tussentijd is dat relativeren en nuanceren zo ver doorgeschoten dat het misschien wel tijd wordt om te pleiten voor een wedergeboorte van het good-old zwart-wit denken van de eerste naoorlogse jaren. Met regelmaat kom ik opmerkingen tegen in artikelen die me echt tegen de borst stuiten. Dan schrijft een aankomend historicus een artikel over een monument in een van de Baltische staten ter ere van degenen die tegen Russen hebben gestreden, waarmee niet in hoofdzaak maar toch ook de Duitse agressor en hun hulptroepen uit andere landen bedoeld worden. Nu is de gemoedstoestand in de Baltische staten tegen Rusland historisch goed te begrijpen, maar om daarmee de Duitse oorlogs- en vernietigingsmachine tegelijkertijd ook maar een compliment te geven, gaat toch echt een paar bruggen te ver. De schrijver noemt ook de Nederlandse Oostfrontstrijders even en deelt achteloos het compliment uit dat die toch ook gesneuveld zijn terwijl ze hun plicht deden voor volk en vaderland. Pardon? Ons volk en ons vaderland? En wat voor plicht? In een ander artikel worden twee collega’s genoemd, waarvan de ene in 1940 bij het verzet ging en de andere bij de NSB. Beiden kregen hiervoor door de auteur positieve credits, want zij maakte in elk geval een ideologische keuze. Dat was iets wat van de grijze, grauwe middenmoot niet gezegd kon worden. Alsof het niet uitmaakt welke keuze je maakt! En of het in deze geval niet te verkiezen is geen keuze te maken dan een foute keuze, dat wil zeggen: voor de Duitse agressor. Recent heb ik om een soortgelijke reden een tamelijk negatieve recensie geschreven over een jeugdboek, waarin de keuze van een jongen uit een NSB-gezin voor een opleidingstraject binnen de nationaal-socialistische beweging wordt goedgepraat. De schrijfster van ‘Elke dag een druppel gif’ had met haar boek overigens de beste bedoelingen, maar naar mijn mening pakt dit soort vergoelijkingen telkens desastreus uit.
Waarom schrijf ik dat allemaal? Ik stuitte op een blog met een schitterende foto én een gedicht dat me in het verkeerde keelgat schoot. Voor de goede orde, ik ben niet anti-Duits, integendeel zelfs. Ik kom er bijna dagelijks (geen verdienste, ik woon op een kilometer van de grens) en ga er vaak op vakantie. Ook dit jaar weer. Ik bezoek ook met regelmaat oorlogskerkhoven van allerlei nationaliteiten. In Normandië en de streek rond Ieper vind ik bijna zonder uitzondering de Duitse kerkhoven het meest indrukwekkend, het meest sfeervol. Ook ik zie natuurlijk die leeftijden op de zerken, soms verbazingwekkend oud en dan weer treurig jong. Maar ik kan het toch ook niet helpen tussen het sombere mijmeren over zoveel zinloze doden me af te vragen of ik nu naar het graf sta te kijken van een ‘witte’, een ‘zwarte’ of een ‘grijze’. Ik veronderstel altijd maar dat het vooral ‘grijzen’ zijn, bij de oude soldaten trouwens wat sneller dan bij de jonkies. Mensen die eigenlijk geen bal om politiek geven, die helemaal niks hadden met dat verdomde nationaal-socialistische gedachtegoed, die ook helemaal geen hekel hadden aan hun Joodse buurman of socialistische collega, die ook helemaal niet de wens hadden andere landen te gaan veroveren. Mensen die echter gewoon volgzaam zijn en zich schikken in hun lot. Wat inhield dat ze hun legerdienst vervulden.
Het zijn de gedachten die de schrijfster van onderstaand gedicht ook wilde uitdrukken. Hoop ik. Mensen dus die helemaal niet vochten voor volk en vaderland, maar te angstig waren om ‘nee’ te zeggen. Die helemaal niet vochten, omdat ze dachten daarmee een beter leven te krijgen. Rare gedachte in het gedicht trouwens. Het is dus okay om als je hoopt op een beter leven voor volk en vaderland oorlog te gaan voeren? Ook vreemd dat je dat dan doet voor volk en vaderland, niet voor jezelf? Weet de schrijfster dat ‘volk en vaderland’ kernbegrippen zijn uit het nationaal-socialistische gedachtegoed? Weet ze ook dat juist om die reden in de jaren 1933-1945 het weekblad van de NSB de fraaie titel ‘Volk en Vaderland’ had? Binnen deze context schrijft ze dus dat ze oorlog voerden voor de nationaal-socialistische beweging om voor zichzelf een beter leven te scheppen. Nog zo’n dubieus tussenzinnetje: “maar ook zij hadden idealen’. Het is dus al duidelijk wat die idealen waren, maar de zinsconstructie klinkt wel erg vergoelijkend. Dat het moorddadige idealen waren is een klein detail, ze hadden in elk geval idealen! Welnu, als ze vielen voor die idealen, ben ik blij dat ze hier liggen.
Ik geloof dat de schrijfster een mooi, neutraal gedicht heeft willen schrijven, maar door ongelukkige formuleringen is het een pleidooi geworden voor het nationaalsocialistische gedachtegoed en om de verhalen van hen die daarvoor sneuvelden toch vooral niet te vergeten.
de andere kant
de namen, vergeten
de gezichten, vervaagd
wie rouwt nog om gisteren
is er iemand, bij wie het nog knaagt?
jonge mannen, zonen, vaders
die voor hun volk en vaderland vochten
hopend op een beter leven
maar nooit de vrijheid vonden, die ze zochten
zij waren de vijand
maar ook zij hadden idealen
een oorlog kent vele gezichten
en dus ook vele verhalen….
Locatie: Duits soldatenkerkhof, Bos Paardekop, Ysselsteyn
Website: Buitenbeelden
Mooi verhaal Frans.
LikeLike