HERMAN VAN DEN REECK

Herman Van den Reeck (Borgerhout, 21 april 1901 – Antwerpen, 12 juli 1920) was een Vlaams student die tijdens een betoging door de politie werd neergeschoten.  Hij was al op zeer jeugdige leeftijd bedrijvig in de Vlaamse Beweging en engageerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Activisme, de benaming voor het deel van de Vlaamse Beweging dat via de collaboratie met Duitsland een aantal Vlaamse grieven en zelfs Vlaamse onafhankelijkheid hoopte te verwezenlijken. Ze noemden zichzelf ‘Maximalisten’ en spraken ietwat denigrerend over dat deel van de Vlaamse beweging dat samenwerking met de bezetter afwezen (‘Passivisten’ of ‘Minimalisten’) Het Activisme begon met de oprichting van de groep Jong-Vlaanderen in oktober 1914 te Gent, onder leiding van dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard. De oprichting werd flink ondersteunt door de zgn. Flamenpolitik van de Duitse bezettende macht, waarvan gouverneur-generaal Moritz von Bissing de grote architect was. Het doel was tweedracht in België te zaaien door allerlei vooroorlogse Vlaamse eisen in te willigen en via de activisten België te kunnen controleren. Zo werd onder andere in oktober 1916 de Universiteit Gent geheel vernederlandst, waarna ze door velen smalend de Von Bissing-universiteit werd genoemd. In februari 1917 richtte de Duitse regering een marionettenregering op, de Raad van Vlaanderen, om het activisme internationale legitimiteit te verschaffen. Deze Raad ging in maart 1917 op bezoek bij de Duitse regering in Berlijn. In maart 1917 zou dezelfde Von Bissing België opdelen in twee afzonderlijke taalgebieden. De Raad van Vlaanderen vergaloppeerde zich door in december 1917 deze scheiding aan te grijpen om de onafhankelijkheid van Vlaanderen af te kondigen, maar dar werd door de Duitsers snel afgezwakt tot ‘autonomie’. Het Activisme werd ook sterk beïnvloed doordat er in andere landen sterke verzetsbewegingen actief waren, zoals in Polen, Tsjechoslowakije en Ierland, en vooral de opstand van de Zuid-Afrikaanse Boeren tegen de Britten vanaf het najaar van 1914. Sociaal-economisch leunde de beweging sterk aan het gedachtengoed van Adolf Daens, een geestelijke en politicus uit Aalst, die een vooruitstrevend  christendemocratische politieke beweging voorstond (het daenisme). Louis Paul Boon publiceerde in 1971 de documentaire roman Pieter Daens, waarin Pieter Daens, de broer van Adolf, de vertelfiguur is. Door de repressieve maatregelen (opeisingen, voedselrantsoenering, dwangarbeid) die de Duitse bezetter aan de bevolking oplegde, konden de activisten toch maar op weinig sympathie rekenen bij de Vlaamse bevolking. Met het einde van de oorlog kwam ook direct een eind aan de activistische Vlaamse Beweging. Al op 11 november 1918 werden te Gent huizen van activisten geplunderd. Het Studentenhuis aan de Sint-Pietersnieuwstraat werd bijna in brand gestoken door een woedende menigte. De leiders werden gearresteerd of gingen in ballingschap. Deze laatsten werden meestal bij verstek ter dood veroordeeld. De Vlaamse Beweging zou zich hierna vooral ontwikkelen als het Vlaamsche Front, een voortzetting van de frontbeweging. Deze beweging ontstond tijdens de oorlog aan het IJzerfront en verzette zich vooral tegen het Franstalige taalbeleid van het Belgisch leger. Het Vlaamsche Front was een nationalistische partij, die in latere jaren nog al wat nationaalsocialistische sympathieën zou ontwikkelen. In 1933 werd de partij omgevormd tot het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Duitsers zou collaboreren.

Terug naar de jeugdige Van den Reeck. Die schreef zich na de bevrijding in aan de Université Libre de Bruxelles en ging er Natuurwetenschappen studeren. Door zijn flamingantisme kwam hij er in de problemen. Hij gaf voordrachten over Transvaal en Zuid-Afrikaanse letterkunde voor de Vlaamsche Bond. Ook na de oorlog behield hij zijn Vlaams-maximalistisch standpunt, dat hij koppelde aan een sterk sociaal engagement. In 1918 trad Van den Reeck toe tot de Activistische Schoolbond. Hij schreef in het pro-activistische blad Staatsgevaarlijk en in het in 1919 heropgerichte jongerentijdschrift De Goedendag. Ook was hij een bezielend lid van de Jeugdgemeente, een naar cultuurautonomie strevende vereniging van jonge intellectuelen die in 1918 door Lode Craeybeckx was opgericht. Van den Reeck had een grote afkeer van de Franstalige bourgeoisie, wat zich vertaalde in sterke Vlaamsgezindheid en links radicalisme. De politieke en culturele ontvoogding van Vlaanderen waren voor hem onlosmakelijk verbonden met de ‘bevrijding van het proletariaat’. Hij was pacifist en sloot zich aan bij de “Internationale van de Gedachte”-beweging van de Franse marxist Henri Barbusse, vooral bekend van de antimilitaristische, communistische vredesbeweging Clarté-beweging. Van den Reeck schreef artikelen voor het Antwerpse magazine De Nieuwe Wereldorde van Clarté. en voor Opstanding, een ‘algemeen Vlaams’ Clarté-tijdschrift. De grondgedachte van de Clarté-groep was dat de e onderdrukking van het Vlaamsche Volk slechts een onderdeel was van de internationale overheersching van de groote klasse der bezitlozen ten behoeve van de grootkapitalisten en imperialisten. Hij werd ook secretaris van de Vlaamse afdeling van de ‘Internationale Anti-Militaristische Vereeniging’, die in 1904 door de Nederlandse anarchosocialist Ferdinand Domela Nieuwenhuis was opgericht.

Op 11 juli 1920 wilde de Vlaamse Beweging een eerste zgn. Guldensporenviering organiseren, maar de opstelling van de beweging gedurende de oorlog werd hen nog steeds erg kwalijk genomen. De stad Antwerpen verbood dan ook de organisatie van de viering, waarna de viering verplaatst werd naar Borgerhout. Daarna trok de menigte echter toch naar Antwerpen en daar liep het toen fout. Ondanks een officieel verbod van de liberale burgemeester Jan De Vos kwamen op 11 juli 1920 ongeveer 30.000 Vlamingen samen in Borgerhout voor de Guldensporenviering. Na de manifestatie begaven een drieduizendtal van hen zich naar het stadhuis op de Grote Markt van Antwerpen. Daar kwam het tot schermutselingen met de politie die op bevel van schepen Louis Straus overging tot chargeren en trachtte de ontrolde leeuwenvlaggen van de manifestanten in beslag te nemen. Toen Herman van den Reeck probeerde te beletten dat de vlag van een groep meisjes afhandig werd gemaakt, werd hij van op korte afstand door een politieman neergeschoten. De kogel drong binnen via de bovenarm en doorboorde beide longen. Na drie kwartier in het politiebureau gelegen te hebben, werd hij naar het ziekenhuis overgebracht, maar pas nadat de levensgevaarlijk gewonde Van den Reeck onder dwang een schuldbekentenis had ondertekend. De volgende dag bezweek hij aan zijn verwondingen.

De begrafenis en rouwstoet van Herman van den Reeck op 17 juli 1920 op het Kiel werd massaal bijgewoond door flaminganten van uiteenlopende strekkingen die hem beschouwden als een martelaar voor de Vlaamse zaak. Verscheidene Vlaamse dichters, waaronder Marnix Gijsen, Wies Moens en Paul Van Ostaijen, schreven een hommage aan hem. In 1928 werd in Antwerpen de ‘Volksuniversiteit Herman Van den Reeck’ opgericht, een Vlaams-nationalistisch studiecentrum dat zich tot doel stelde het Vlaamse volk cultureel te verheffen. Stichtende leden waren onder meer Jan Timmermans en Herman Vos. In 1966 werd hij bijgezet in een romantisch grafmonument op de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof naast Hendrik Conscience.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: