IMAN JACOB VAN DEN BOSCH (43)

Iman Jacob van den Bosch (Groningen, 30 mei 1891 – Kamp Westerbork, 28 oktober 1944) was een Nederlandse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was een zoon van de militair Isaac van den Bosch. Voor de oorlog was Van den Bosch was werkzaam bij de Koninklijke Marine. Hij begon in 1909 zijn opleiding tot marineofficier aan het Koninklijk Instituut voor de Marine. In 1919 verliet hij de marine als luitenant ter zee der tweede klasse. Hij werd in 1940 aangesteld als procuratieouder-afdelingshoofd van de buitenlandse expeditiedienst van de Philipsfabriek te Eindhoven. Hij was gehuwd, had drie kinderen en was aangesloten bij de Nederlands Hervormde kerk. In december 1940 stichtte hij de verzetsgroep Tromp en het daaraan gelieerde Trompfonds, dat onder meer geld inzamelde voor de gezinnen van marinemensen die in geallieerde dienst voeren. Op last van de Duitse bezetter worden deze transacties in april 1941 stopgezet. Hierna ontstaan verschillende initiatieven van verzetslieden en –groepen om alsnog financiële steun te bieden aan zeemansgezinnen. Samen met bankier en oud-koopvaardijofficier Walraven van Hall richt Iman Jacob begin 1942 het Nationaal Steun Fonds (NSF) op, waarin al deze verschillende initiatieven worden verenigd. De doelgroep wordt dan ook verbreed; ook ondergedoken joden en gezinnen van ondergedoken beroepsofficieren komen in aanmerking voor financiële steun. Later ontvangen ook de gezinnen van onderduikers van de Arbeitseinsatz steun van het NSF. Na 17 september 1944 vormt de spoorwegstaking van dertigduizend personeelsleden een extra belasting voor het NSF. De voortzetting van de staking is een grote verdienste geweest van het fonds. Van de ruim tweeduizend medewerkers van het NSF werden er 84 door de Duitsers gefusilleerd, waaronder de beide voormannen: Walraven van Hall en Iman Jacob van den Bosch.

In de herfst van 1942 was de SD het spionagewerk van Van den Bosch op het spoor gekomen, waardoor hij in Groningen moest onderduiken. Samen met Walraven van Hall bleef hij echter een van de voormannen van het NSF. Begin 1943 was hij de districtsvertegenwoordiger voor heel Oost-Nederland. Daarbij had hij veel contact met andere vooraanstaande verzetsleden zoals Denis Mesritz en Gerrit Jan van der Veen. Toen het militaire verzet moest worden gebundeld, was Van den Bosch de aangewezen persoon om de organisaties Ordedienst (OD), Landelijke Knok Ploegen (LKP) en Raad van Verzet (RVV) bij elkaar te brengen. Op 18 oktober ging hij voor een bespreking met afgevaardigden van de diverse organisaties naar de vergaderlocatie, een woning aan de Parklaan in Groningen. Door verraad waren de Duitsers van deze bijeenkomst op de hoogte en stonden geduldig de deelnemers op te wachten.In het pand waren Frederik Legger (commandant van de KP), verzetsman H. Ridder, koerierster T. van de Munnik en de secretaresse van Van den Bosch, M. de Wilde, al door de Sicherheitspolizei gearresteerd. Terwijl Van den Bosch op het huis afliep, kon hij door zijn koerierster vanuit het pand worden gewaarschuwd. Hij maakte zich uit de voeten, maar werd daarbij door een SD’er dwars door een raam beschoten en in zijn schouder getroffen. Hij strompelde een fietsenzaak binnen, ontdeed zich daar van de bezwarende papieren die hij bij zich had en werd vervolgens gearresteerd en samen met de andere gearresteerden opgesloten in het Scholtenhuis, het hoofdkwartier van de SD in de stad. Een poging van het verzet om hem voor 100.000 gulden vrij te kopen liep op niets uit. De SD had geen bewijzen tegen hem en wisten niet dat hij de gezochte verzetsman Van den Berg was. Van den Bosch had een op eigen naam gesteld persoonsbewijs bij zich, zodat de SD het verdere verband niet legde. Men wees hem vervolgens aan tot Todeskandidat. Op 28 oktober 1944 werd hij, samen met H. Ridder en H. Rots, overgebracht naar kamp Westerbork en daar samen met vijf andere verzetsstrijders gefusilleerd. Tijdens zijn executie zag hij, door zich om te draaien, kans het gebruikelijke nekschot te ontlopen en riep hij ‘Leve de Koningin’. Bij zijn terechtstelling waren onder anderen de Nederlandse broers en oorlogsmisdadigers Pieter en Klaas-Carel Faber betrokken, die hij ongetwijfeld in het Scholtenhuis al was tegengekomen. Van den Bosch’ stoffelijk overschot werd verbrand in het crematorium van kamp Westerbork. Door een Joodse kampbewoner werd zijn as in een urn verzameld.

Op 2 november 1945 is deze urn geplaatst in het verzetsmonument op het Esserveld Algemene Begraafplaats in Groningen, waar Van den Bosch’ naam wordt vermeld op een gedenksteen van het oorlogsmonument. Datzelfde jaar werd hem postuum het Verzetskruis toegekend. Eveneens postuum ontving hij op 8 april 1953 te Den Haag van de Amerikaanse regering de Medal of Freedom with Silver Palm. In verschillende plaatsen zijn straten naar hem genoemd.

De naam Walraven van Hall is al enige malen gepasseerd, de tweede man die een belangrijke rol speelde in het NSF. Wie de film Bankier van het verzet heeft gezien weet niet beter dan dat het een getrouwe kopie is van de werkelijke situatie. Een waar gebeurd verhaal immers, verklaarden de regisseur en hoofdrolspelers steeds weer. Nu was de werkelijkheid ingewikkeld en is het niet onlogisch dat de scenarioschrijver aanpassingen moest doen. Er is hier echter gigantisch veel weggelaten en erbij verzonnen om een smeuïg verhaal te krijgen. Iman Jacob van den Bosch heeft speelt een marginaal bijrolletje in de rol, wordt eigenlijk zo goed als weggeschreven en ook de rol van broer Gijs van Haal, de latere burgemeester van Amsterdam, was vele malen groter. Rost van Tonningen werd ineens veel sluwer, er werden schietpartijen, romantische affaires en historisch verzinsels opgevoerd. Vrij Nederland en Menno Woudt gaven er een lezenswaardige opsomming van.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: