JACOB BEEKMAN (47)
Jacobus Andreas Beekman (Delft, 17 augustus 1912 – Dordrecht, 8 juni 1945) was een Nederlandse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Beekman was rooms-katholiek, gehuwd, vader van vier kinderen en woonachtig in de Van Baerlestraat in Dordrecht. In die plaats werkte als ingenieur bij de Meterfabriek (voluit: Maatschappij ter vervaardiging van gasmeters en toestellen voor gasfabrieken; deze uitgebreide bedrijfsnaam werd in de praktijk nooit gebruikt). De Meterfabriek was een metaalbewerkingsbedrijf dat vanaf 1858 in Dordrecht was gevestigd en zich na de opkomst van de lichtgasfabricage in het midden van de 19e eeuw bezighield met de reparatie van onderdelen zoals gasmeters. De Meterfabriek had een vooraanstaande positie binnen de Nederlandse gasbedrijven: zo’n 80% van de (munt)gasmeters kwam uit de Dordtse fabriek. Beekman was reserve-tweede-luitenant der Genie en tijdens de meidagen 1940 ingedeeld bij de Eerste Zoeklichtafdeling tegen luchtdoelen in de luchtverdedigingskring Amsterdam.In de loop van de oorlog raakte hij betrokken bij het verzet in zijn woonplaats. Zijn huis ging dienen als verzamelplaats van zijn Dordtse verzetsgroep.
Op 5 september 1944 werden plannen gesmeed om te komen tot de oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten als bundeling van de tot dan toe weinig samenwerkende eigenlijke verzetsgroepen in Nederland. Vooruitlopend daarop was in Dordrecht al een bundeling van de verzetsgroepen gerealiseerd. In de Wilhelminakerk werd in juni 1944 de oprichtingsvergadering gehouden van een nieuwe verzetsgroep. Deze verzetsgroep Paul was de bundeling van de diverse kleine clubjes die tot dan hun eigen koers voeren. Alle leden van die clubjes die te kennen gaven bereid te zijn oer te gaan tot gewapend verzet werden op papier overgeheveld naar de verzetsgroep Paul. Het clubje waarvan Beekman deel uitmaakte was er één van. Beekman werd ondercommandant van de nieuwe verzetsgroep, waarvan Pieter Leendert Kooiman (Vlaardingen, 22 november 1913 – 2 april 1990) de leider was. Naar eigen zeggen was Kooiman (die bedrijfsleider was van de Verenigde Bedrijven Tankfabriek-Kooiman NV, een bedrijf in zuurbestendige apparaten in Papendrecht, waarvan zijn vader de eigenaar was) pas eind 1943 actief geworden in het verzet. Toen in september 1944 de Binnenlandse Strijdkrachten officieel werden opgericht ging het ledenbestand van verzetsgroep Paul in zijn geheel over naar het strijdend deel van de Binnenlandse Strijdkrachten. Als lid van de Binnenlandse Strijdkrachten was Beekman commandant van de Eerste Compagnie van het Eerste Bataljon Strijdend Gedeelte (BS-SG). In een later blog zal worden ingegaan op de tweedeling na de oorlog binnen de oud-leden van het verzet in Dordrecht over de politieman Harry Evers gedurende de oorlog had (oorlogsmisdadiger of verzetsman) en over het optreden van verzetsgroep Paul bij de arrestatie en dood van verzetsman Sytze Roelof Beinema. Pieter Kooiman had namelijk bij herhaling beweerd dat verzetsgroep Paul ruim 1.500 weerbare mannen telden, maar anderen vanuit het verzet wijzen er op dat geen enkele van die 1.500 man ook maar een vinger had uitgestoken om Beinema te redden. De vraag werd door hen opgeworpen of verzetsgroep Paul wel meer dan enkele leden telden en of de groep misschien wel betrokken was bij de arrestatie van en moord op Beinema.
Jacob Beekman voor een BS-peloton, mei 1945
Jacob Beekman, die onder de namens André en Michiel in het verzet opereerde, had de leiding van de overval die vroeg in de ochtend van 8 januari 1945 werd uitgevoerd op de gevangenis in de Doelstraat te Dordrecht, waardoor de koerierster Lenie Dicke kon worden bevrijd. Lenie Dicke was de jongste dochter van elf kinderen (negen jongens en twee meisjes) van Carel Dicke, die jarenlang wethouder van Financiën in Dordrecht was. Ze was onder de codenaam Lize actief voor de Beinema-groep. Op 3 januari 1945 werd zij opgepakt en daarna niet zachtzinnig verhoord door Gestapo-commandant Carol Neuman. Beekman had gepland om in de nacht van vrijdag 5 januari op zaterdag 6 januari 1945 een overval op de gevangenis te plegen, maar in die nacht meldden zich enkele Duitse militairen bij de toegangspoort en deze werden binnengelaten. Omdat gevreesd werd dat de bewaking gealarmeerd en dus versterkt was, gelastte Beekman de operatie af. In de nacht van 7 op 8 januari ondernam hij een nieuwe poging. In de zeer vroege ochtend belde hij aan, vergezeld door vijf man, één in het uniform van de Marechaussee, twee verkleed als Duitse militairen en twee in de rol van gearresteerde burgers. De portier kreeg te horen kreeg dat een Duitse patrouille voor de deur stond om twee arrestanten af te leveren en opende nietsvermoedend de deur. Binnen werd de bewaking onder schot genomen en maakte men zich meester van de sleutels. Daarna was het mogelijk de cellen te openen en de koerierster te bevrijden. Ook andere gevangenen kregen de kans te ontsnappen. In haar ondergoed en met een jas over zich heen kon Lenie Dicke achterop een fiets ontsnappen. Bij de overval kwam één Duitser om het leven, twee anderen raakten gewond. Als represaille werd door de Duitsers het woonhuis van de familie Dicke in brand gestoken. Bovendien bepaalde de Ortskommandant Graf von Solms dat de Dordtse bevolking zich gedurende een periode van enkele weken na 18.00 uur niet meer op straat mocht bevinden. In februari 1945 pleegde Beekman en zijn mannen een aanslag op Carol Neumann, waarbij het gebouw van de Sicherheitsdienst door de explosie zwaar werd beschadigd, maar Neumann er ongedeerd vanaf kwam. In dit geval nam de Ortskommandant geen represaillemaatregelen.
Op 8 juni 1945 kwam Beekman op 32-jarige leeftijd om bij het onschadelijk maken van een Panzerfaust. Een Dordtenaar had het projectiel bij hem ingeleverd, maar bij het demonteren ging iets mis waardoor Beekman en twee van zijn collega’s (Cornelis Gerritse en Klaas van de Wiel) om het leven kwamen. Beekman werd begraven op het Ereveld van de Algemene Begraafplaats te Dordrecht (vak N, rij 4, nummer 9). Hij werd bij Koninklijk Besluit op 16 december 1952 postuum onderscheiden met het Verzetskruis 1940-1945. Op 23 januari 1953 werden door koningin Juliana aan de nabestaanden van dertien verzetsstrijders, waaronder aan Colette Beekman, de onderscheidingen uitgereikt. Eerder werd hem door Generaal Dwight D. Eisenhower een ‘Certificate of Commandation’ toegekend.