ST. STEVENSKERKHOF, KERKBOOG EN ST. STEVENSTOREN
De St. Stevenskerkhof is in de loop der jaren vele keren van naam veranderd. In de 17e eeuw werd het gebied rond de St. Stevenskerk aangeduid als Achterste Kerkhof, Hooge Kerkhof of Groote Kerkhof. In de 17e en 18e eeuw werd een deel van het kerkhofdoor een hek afgesloten, dat vervolgens de naam Binnen ’t Hekken kreeg. In 1812 heette het gebied Kerkhof, vanaf 1822 Het Kerkhof of Om het Kerkhof. In 1882 werd het kerkhof afgegraven, waarna tien jaar later de naam werd gewijzigd in st. stevenskerkhof. In 1924 werden de hoofdletters ingevoerd en kreeg het gebied zijn huidige naam: St. Stevenskerkhof. Op maandagen wordt al zeer lang hier een markt gehouden waar allerlei gebruikte artikelen te koop worden aangeboden. Het St. Stevenskerkhof wordt daarom in de volksmond vaak ‘de Luizenmarkt’ genoemd.
De Kerkboog (eerder De Kerk Boog, sinds 1924 Kerkboog) verbindt het St. Stevenskerkhof met de Grote Markt. De poort bestond al in 148, werd in 1545 herbouwd en in 1606 voorzien van een bovenbouw. In de middeleeuwen kon de Stevenskerk alleen worden bereikt via een kleine doorgang in de lakenhal, die uit 1382 stamt. Nijmegen had toen een bloeiende lakenhandel, waarvan de handel plaatsvond in de het Gewandhuis of Lakenhal, een vijftig meter lang gebouw aan de westzijde van de Grote Markt. Dat gebouw besloeg de gehele westwand van de Grote Markt. Gelijkvloers waren arcaden, een soort winkeltjes, die aan verschillende neringdoenden werden verpacht. Via een trap buitenom kon de eerste verdieping worden bereikt, waar in een grote hal het textiel werd geweven en geverfd. Deze hal was verdeeld in vakken, die door de handelaren gehuurd werden. Alleen hier mochten lakenhandelarenhandel drijven. Op de rechterhoek van de Lakenhal bevond zich sinds 1542 café ‘In de Blaauwe Hand’, het oudste café van Nijmegen. De kelder van het café werd door het lakengilde gebruikt als opslagplaats voor bier en wijn voor feesten en partijen. Op 9 februari 1546 schijnt keizer Karel V in de lakenhal aanwezig te zijn geweest op een groot feest. De naam ‘In de Blaauwe Hand’ verwijst naar het gebruik van de kleurstof indigo, dat erg afgaf aan de handen. Degenen die ermee werkten, waren al gauw van de vingers tot aan de elleboog blauw. Aan de lakenververs die hier wat gingen drinken, nog steeds meer blauwe handen, dankte de kroeg haar naam.
Toen de lakenhandel in de 16e eeuw terugliep, werd de lakenhal tussen 1542 en 1545 grondig verbouwd waarbij de lakenhal in het midden werd doorbroken. Twee delen van de lakenhal werden gesloopt om plaats te maken voor de poort, een verdubbeling van de doorgang naar de St. Stevenskerk. In de muren van zowel begane grond als eerste verdieping zijn nog steeds de pilaren van de oude lakenhal zichtbaar. Het ontwerp voor de nieuwe doorgang was van bouwmeester Claes die Waele uit Rhenen. In 1605 kreeg de Kerkboog een nieuwe topgevel, deze was ontworpen door Hans Vredeman de Vries. Twee jaar later werd aan de achterzijde een splittrap toegevoegd. In 1648 werd vanaf de Kerkboog door stadssecretaris Singendonck voor de inwoners van Nijmegen de bepalingen van de Vrede van Munster voorgelezen, die
officieel een einde maakte aan de Tachtigjarige Oorlog. Soortgelijke plechtige voorlezingen vanaf de Kerkboog vonden ook plaats ter gelegenheid van de Vrede van Nijmegen (1678) en Vrede van Rijswijk (1697). Toen was het gebouw al lang in gebruik van het chirurgijnsgilde, die het in 1609 in gebruik hadden genomen als vergaderruimte en snijkamer. Tussen 1656 en 1678 was het de medische faculteit van de Kwartierlijke Academie van Nijmegen. De chirurgijns bleven tot ver in de 19e eeuw gebruik maken van de ruimte boven de Kerkboog. Daarna werd de kamer in de wintermaanden door het kunstgenootschap ‘Oefening Kweekt Kunst’, opgericht in 1830, gebruikt als tekenzaal. Daar kwam een eind aan in 1880 toen de gemeente het pand aankocht en er een tijdje een gemeentelijke dienst onderbracht. In 1886 liet de gemeente het gebouw door Jan Jacob Weve liet restaureren. Blijkbaar viel dat overal goed in de smaak, want voor de Wereldtentoonstelling voor het Hotel- en Reiswezen van 1895 in Amsterdam werd de Kerkboog nagebouwd. De poort had tijdens de oorlog weinig schade, terwijl het bombardement van 22 februari 1944 verwoestend was voor de Nijmeegse binnenstad. Tussen 1955 en 1972 werd het pand opnieuw opgeknapt en kreeg daarna een woonbestemming. Ten onrechte wordt de Kerkboog wel een Stevenspoortje genoemd.
De St. Stevenstoren is het belangrijke markeringspunt van Nijmegen, wat het best tot uiting komt in het ‘Nijmeegse volkslied’ van Graodus fan Nimwegen met de openingsregel: ‘Al mot ik krupe, op blote voeten gaon. Ik wil nog een keer Sint Steven heuren slaon’. De toren, gebouwd tussen 1254-1456, is een rijksmonument en eigendom van de Gemeente Nijmegen. Door zijn uurwerk en klokken had de toren een dubbele functie, namelijk het aankondigen van kerkdiensten en waken over de veiligheid van de stad. Torenwachters speelden een belangrijke rol in tijden van brand of oorlogsgevaar. Op de grote klok zagen Nijmegenaren hoe laat het was. Bovenin de toren hangen in een houten klokkenstoel zeven luidklokken. De zwaarste en de oudste is de St. Catharinaklok uit 1566, die 3.500 kg weegt. In de lantaarn, het hoogste opengewerkte deel van de toren, hangen de 48 klokken van het carillon, dat dagelijks te horen is. Soms speelt de beiaardier live. De toren werd bij het bombardement op 22 februari 1944 zwaar beschadigd en later herbouwd onder leiding van architect Anthonie Wouter Jansz (1879-1958). OP 9 juli 1955 werd de herstelde toren officieel overgedragen aan het gemeentebestuur. Rob Essers, die een fenomenaal stratenregister van Nijmegen heeft opgemaakt, meldt verder: ‘De schrijfwijzen Sint Stevenstoren, Sint-Stevenstoren en St.-Stevenstoren zijn niet correct. De toren wordt ook wel ‘Stevenstoren’ genoemd (zonder voorvoegsel). Dit laatste gebeurt met name door personen die niet in Nijmegen zijn geboren en getogen. ‘Echte’ Nijmegenaren spreken in de volksmond over de ‘Sint Steven’ (zonder achtervoegsel), waarmee de St. Stevenstoren wordt bedoeld.’
