11 – DE GRENSCONFLICTEN TUSSEN KOEWEIT EN QATAR
Het Koninkrijk Bahrein is een kleine eilandstaat in de Perzische Golf, bestand uit een archipel met 33 eilanden, waarvan het grootste eiland (qua oppervlakte iets groter dan Terschelling) vlak voor de kust ligt van Saoedi-Arabië. Via de Koning Fahddijk is Koeweit verbonden met het vasteland. In het zuidoosten ligt het schiereiland Qatar, waarmee ook een veertig kilometer lange brugverbinding in de planning ligt. Van 1507 tot 1602 bestuurden de Portugezen de archipel, die toen de naam Aval Eilanden hadden. In 1602 namen de sjiitische Safawieden uit Perzië de macht over. In 1783 greep de uit Koeweit afkomstige soennitische familie Khalifa de macht, na een langdurige strijd tussen Perzen en Arabieren. De Khalifa-familie regeert het land nog steeds. Al snel nadat ze de macht hadden overgenomen, werd contact gelegd met de Britten. In 1820 sloten beide landen een verdrag, dat er in uitmondde dat Koeweit in 1867 een Brits protectoraat werd. Van 1861 tot 1971 bestuurden de Britten de archipel, hoewel Bahrein officieel onafhankelijk bleef. Op 16 december 1971 werd het land daadwerkelijk een onafhankelijk koninkrijk. Het land is sindsdien een belangrijk standplaats van de Amerikaanse vijfde vloot in Perzische Golf. De hoofdstad Manama is het centrum van de Amerikaanse marine in de regio. Aanvankelijk zouden Koeweit en Qatar toetreden tot de Verenigde Arabische Emiraten, waar voor Koeweit was de voorgestelde grondwet een belangrijk struikelblok. De toenmalige sjeik vond deze te weinig vooruitstrevend. Hij wilde een gematigde vorm van parlementaire democratie, waarbij vanaf 1973 de mannelijke bevolking kon meedoen aan parlementsverkiezingen. Binnen eigen land mislukte dit streven ok maar langzaam en gedeeltelijk. In februari 2001 werd bepaald dat het land een constitutionele monarchie zou worden, maar in de praktijk bleven echte veranderingen uit. Koeweit is lid van de Arabische Liga.
Qatar is een Arabisch
emiraat aan de Perzische Golf. Het schiereiland, dat als een absolute monarchie wordt geregeerd, grenst aan Saoedi-Arabië en in het oosten aan Bahrein. Ook hier bestuurden de Portugezen aan het begin van de zestiende eeuw het land en controleerden zo de scheepvaart in de Perzische Golf. Hier kwam een eind aan in 1538, toen dit deel van het Arabische Schiereiland deel ging uitmaken van het Ottomaanse Rijk. Na de Eerste Wereldoorlog werd Qatar een Brits protectoraat. Net als buurstaat Koeweit werd Qatar op 16 december 1971 onafhankelijk. Even was er sprake van dat Qatar zich zou aansluiten bij de Verenigde Arabische Emiraten, ook een Brits protectoraat dat op 2 december 1971 haar onafhankelijkheid had gekregen. Op de datum van Qatars onafhankelijkheid was echter over de voorwaarden geen duidelijkheid verkregen, waarna dit voornemen niet doorging. Tussen 2017 en 2021 had Qatar een groot diplomatiek conflict met Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein, Jemen en Saoedi-Arabië, die Qatar ervan beschuldigden banden te onderhouden met terroristische groeperingen als de Egyptische Moslimbroederschap en daarmee de regio destabiliseerde. Ook zou Qatar te vaak partij kiezen voor de grootmacht Iran. Het conflict escaleerde in 2018 zodanig dat Saoedi-Arabië zelfs dreigde om een kanaal te graven, waardoor Qatar een eiland zou worden. Onder zware druk van de Verenigde Staten werden de betrekkingen weer in redelijke mate hersteld.
De Verenigde Arabische Emiraten (VAE) bestaat uit zeven emiraten, namelijk Abu Dhabi, Dubai, Sharjah, Ajman, Umm Al Qaywayn, Ras al-Khaimah en Fujairah, waarvan Abu Dhabi het grootste en het olierijkste emiraat is. Binnen gebied werd eeuwenlang door elkaar bestrijdende stammen gevochten. Die stammen hielden zich ook bezig met zeeroverij, zodat de streek bekend stond als de Piratenkust. Begin 19e eeuw waren de Britten de bedreiging van de belangrijke zeevaartroutes beu. In 1819 werd begonnen met een expeditie tegen het sjeikdom Ras al-Khaimah, maar dat had maar beperkt succes. In 1853 werden alle zeven sjeikdommen gedwongen een verdrag te tekenen met sterke Britse voorwaarden. In 1892 werden de sjeikdommen nog verder in het Britse gareel gebracht, doordat de sjeikdommen feitelijk een Brits protectoraat werden. Ze tekenden ervoor geen relaties met andere Westerse mogendheden aan te gaan. Toen dit verdrag op 1 december 1971 afliep werden de voormalige Verdragstaten volledig onafhankelijk en besloten zes van hen een dag later zich te verenigen in een Unie. Begin 1972 sloot ook het zevende sjeikdom, Ras al-Khaimah, sloot zich aan. Even was er dus sprake van dat ook Bahrein en Qatar zich bij de Unie zouden aansluiten, maar daar werd niet op tijd een akkoord over gesloten, zodat die als twee onafhankelijke staten verder gingen. Ook de Verenigde Arabische Emiraten zijn lid van de Arabische Liga.
De hierboven al genoemde ‘Qatar-crisis’ (2017-2021) had een lange voorgeschiedenis. In 1783 was Bahrein aanzienlijk groter dan zijn huidige vorm. Sjeik Al-Khalifa heerste over de Bahreinse archipel, waartoe ook de Hawar-eilanden en het hele schiereiland van Qatar behoorden. De familie Al-Khalifa was trouwens afkomstig uit de oostelijke (nu Qatarese) stad Zubarah. In 1870 veroverde de Osmanen het Arabische schiereiland, waarbij de omvang van Bahrein werd verkleind omdat veel mensen om defensieve redenen naar de eilanden trokken en de Osmaanse troepen hier een militaire basis vestigden. Zodra de Osmanen zich op Bahrein hadden gevestigd, werden ze geconfronteerd met opstanden van de stammen op het Arabische achterland. In plaats van te vertrouwen op een grote eigen legermacht in Qatar om die opstanden te bedwingen, besloten de Osmanen een clan te kiezen om namens hen te regeren. Istanboel koos Jassim Al-Thani, de leider van een prominente koopmansclan uit Doha en voormalige onderdanen van Bahrein, om over het door de Osmanen bezette Qatar te regeren. Dit gezien Al-Thani’s vermogen om de andere Qatarese stammen te onderdrukken en verdere uitbreiding van de groeiende Arabische opstand onmogelijk te maken. De Osmanen concentreerden zich op het consolideren van hun positie in de regio om mogelijke Britse inbreuken op hun nieuw verworven gebieden te voorkomen. Vanaf het begin had Qatar dus samengewerkt met regionale anti-Bahrein-actoren.
Tot ver in de twintigste eeuw bleven de onderlinge verhoudingen problematisch. Verdragen die werden afgesloten om de onderlinge betrekkingen te verbeteren, bereikten het tegenovergestelde. Terwijl Bahrein bleef streven het verloren gegane gebied Qatar terug te krijgen, werd in 1913 de Anglo-Osmaanse Conventie ondertekend (maar nooit geratificeerd), waarbij formeel twee afzonderlijke territoriale entiteiten werden opgericht. Het zette de onderlinge verhoudingen weer op scherp. Bovendien werden nergens in het document duidelijk de grenzen tussen Bahrein en Qatar afgebakend. Dat gold ook voor de status van de stad Zubarah. Het bleef een twistpunt, omdat Qatar met Osmaanse steun bleef proberen Bahrein volledig van het Arabisch Schiereiland te isoleren. Tegelijkertijd probeerden veel Qatarese stammen trouw beloven aan de Al-Khalifa-leiding in Bahrein. Toen het Osmaanse Rijk eindigde, waren de verhoudingen tussen Bahrein en Qatar nog steeds gespannen. In 1937 versloeg de emir van Qatar op bloedige wijze de Naim-stam uit Zubarah omdat deze zich als onderdanen van Bahrein bleven beschouwen. De weinige overlevenden vluchtten naar de archipel van Bahrein, waar ze nog steeds wonen.
Er bleven lang een drietal territoriale conflicten bestaan tussen beide landen. Het belangrijkste betrof de soevereiniteit over de Hawar-eilanden, gelegen vlak voor de kust van Qatar (foto in de kop, met de pier in 1938). In 1986 brak over de eilanden, die in 1971 aan Bahrein waren toegewezen een kleine zeeoorlog uit tussen beide landen. Een tweede betwist gebied betrof het minuscule eilandje Fasht Dibal, gelegen in de zee tussen beide landen. In 1985 begon Bahrein op het bestreden gebied allerlei fortificaties aan te leggen, wat door Qatar werd beschouwd als een overtreding van een overeenkomst uit 1978. Behalve diverse militairen en bestuurders uit Bahrein verbleven er ook ongeveer dertig personeelsleden van het Nederlandse bedrijf Ballast-Nedam op het eiland. In april 1986 bezette het Qatarese leger het eilandje en arresteerden alle aanwezigen op het eiland ( het Fasht Dibal-conflict). Op 12 mei 1986 werd besloten alle gearresteerden weer vrij te laten, dat het Qatarese leger Fasht Dibal zou verlaten en dat het discussiepunt voor te leggen aan een internationaal hof.
In 2001 sprak het Internationale Gerechtshof uit dat Fasht Dibal, het iets onder de Hawar gelegen Jinan-eiland en Zubarah werden toegewezen aan Qatar, maar dat de Hawar-eilanden en Fasht Al Azm (waar nu tal van bewoonde eilanden worden aangelegd) onder de soevereiniteit van Bahrein vallen. Waarmee mooi zowel de kool als de geit werden gespaard. Voor de liefhebbers kan de volledige uitspraak van het hof worden nagelezen.
Twee maal Qit’at Jaradah
Het derde conflictgebied betrof Qit’at Jaradah, een baai in de Perzische Golf ten oosten van Bahrein, halverwege tussen Bahrein en Qatar. Het gebied komt eigenlijk alleen bij eb in de lente boven water. Historisch werd het niet beschouwd als een eiland, maar Bahrein beweerde dat het gebied ook bij vloed de geringe hoogte van 0,4 meter heeft en dus als een eiland moet worden gezien. Qatar toonde aan dat het nooit als een eiland op de navigatiekaarten was weergegeven en ook niet bij vloed altijd volledig onder water stond en dus geen eiland was, maar slechts een laagwaterhoogte, een onbewoonde zandband zonder vegetatie die af en toe zichtbaar is. Al in 1936 claimde Bahrein het eigendom van het eiland, hierin sinds 1947
gesteund door de British Maritime Boundary Award, die hoofdzakelijk keek naar de activiteiten van Westerse oliemaatschappijen. Het gebied kon echter niet worden geclassificeerd als een eiland, want het ontbrak aan territoriale wateren van 4,8 km, zoals bepaald bij de definitie van een eiland op de Conferentie van Genève van 1958, die ook bepaalde dat een eiland bij vloed boven water moest zijn. In 1959 probeerden de Britten Qit’at Jaradah opnieuw als eiland te classificeren, de regering van Bahrein herhaalde de poging in 1964. Qatar verwierp deze claim in 1965 en zocht vervolgens internationale arbitrage. Omdat beide landen tot 1971 niet onafhankelijk waren en dus geen lid konden zijn van de Verenigde Naties, kon met dit verzoek niets worden gedaan. In 1986 verklaarde Qatar de drie betwiste gebieden tot militaire zones. Andere Arabische landen (Oman , Saoedi-Arabië en VAE) wisten een gewapend treffen te voorkomen, maar tot een echte oplossing kwam het niet. In 1991 zocht Qatar opnieuw arbitrage bij het Internationale Gerechtshof in Den Haag. Het hof oordeelde in 2003 met twaalf tegen vijf stemmen: Qit’at Jaradah is een eiland waarvan de soevereiniteit toebehoort aan Bahrein, hoewel de vraag bleef of het als een eiland moest worden beschouwd gezien de kleine omvang en variabele omvang. Meespeelde dat Bahrein activiteiten uitvoerde om de soevereiniteit te waarborgen, zoals het plaatsen van een navigatiebaken, het boren van een geboorde put en het toestaan van visserij en olie-exploratie.
Opvallend in het conflict is dat Qatar bij alle territoriale geschillen consequent de bemiddelingspogingen weigerde van de andere Arabische Golfstaten (Saoedi-Arabië en de VAE), ook als dit betekende dat een buitenlands beleid moest worden gevoerd dat vijandig was tegenover de andere leden van de Gulf Cooperation Council (GCC). Bahrein daarentegen stelt echter steeds haar belangen en veiligheid op in het kader van het handhaven van de eenheid tussen de Arabische staten in de Golf, vooral om de territoriale expansiedrift van Iran over de Bahreinse archipel te beteugelen. Bahrein is een van de belangrijkste en meest proactieve leden van de GCC, terwijl Qatar vaak tegen de belangen van Koeweit en GCC werkt. Zo wakkerde Qatar in 2011 bewust de onrust in Bahrein aan. De steeds terugkerende onenigheid heeft zijn historische achtergrond en uiteenlopende belangen.

