DOVE PETER EN DOVE WAANDER
In de tijd dat de meeste grond gemeenschappelijk bezit was en onder het bestuur van de marke viel, was de heide daar zo groot dat niemand meer precies wist waar nu precies de Marke van Wezup begon en waar de Marke van Aalden eindigde. Al meer dan twintig jaar hadden beide markenbesturen en de boeren die hun schapen over de heide lieten grazen ruzie over de plaats waar de grenspalen moesten komen staan. Elk jaar verschenen op de boervergadering, de goorspraak en de vierschaar (de plaatselijke rechtbank) getuigen om de ruzie te beslechten. Steeds pleitten boeren uit Aalden voor verplaatsing van de stenen, maar steevast waren de boeren uit Wezup hier fel tegen. De Wezupers riepen dat het betwistte gebied altijd hun eigendom was geweest. ‘Van ouds trokken we hier de scheidslijn en hier staat de grenspaal sinds heugenis van iedereen.’ De boeren uit Aalden spraken hier schande van en riepen op hun beurt dat Aalden hen wilden beroven van hun ouderlijk gebied. Ze verklaarden op heftige toon dat ze hun rechten wilden behouden en dat ze geen voet of duimbreed veld zouden opgeven.
De spanningen tussen de boeren van Aalden en Wezup liepen steeds verder op en dreigden uit te lopen op een onderling gevecht. Als er geen bestuurlijke oplossing kon worden gevonden, moest het recht van de sterkste maar zegevieren, vond men. Dat duurde totdat Peter en Waander, twee boeren die onder Aalden woonden, zich er mee gingen bemoeien. Ze waren al erg oud en stonden bekend als zeer inhalig. Wat niet verhinderde dat ze blijkbaar toch geloofwaardig wisten over te komen. De twee oude broers vertelden dat zij de enige nog levenden waren die indertijd getuigen waren geweest van een officiële grensbepaling tussen Aalden en Wezup. Peter en Waander vertelden dat zij daarom de enigen waren, die voor eens en voor altijd op een eerlijke wijze dit conflict konden oplossen. ‘Ons heugt nog, dat de scheidsstenen zijn geplaatst. Dwaas is het dat jullie daarom willen vechten. Wij, ja wij, zullen voor waar verklaren waar de plek is, waar de grensstenen zijn geplaatst’, verklaarden ze. Zij vertelden erbij te zijn geweest toen vroeger de grens werd bepaald en nog precies te weten waar deze toen liep. Op een dag in het najaar, de oogst was al binnengehaald en het zou binnenkort Zweelermarkt zijn, begaf een groep boeren uit beide marken zich naar het veld. Peter en Waander bevonden zich in de afvaardiging uit Aalden. Bij de omstreden stenen wachtten de boeren uit Wezup de anderen al op. De heide kleurde nog na van de zomerbloei en de vogels scheerden over de meerstallen. Van ver duidelijk zichtbaar stonden de twee grensstenen als wachters in het open veld.
Ze wezen vervolgens een plek aan die tientallen meter verderop lag in hert Wezuper gebied. ‘Hier volk, hier is de scheiding’, spraken beide broers. ‘Hier moeten de stenen staan en dan is beider heideveld weer even groot’. De boeren uit Wezup vroegen vertwijfeld of dat wel echt waar was. ‘Heeft niemand dan teveel en niemand ook te weinig, hem ontstolen door de andere?, vroeg men zich uit Wezup af. Waander sprak echter plechtig: ‘Als wij de waarheid hier niet spreken, God moge ons straffen’. Peter voegde eraan toe: ‘Wij staan ervoor. Het is de waarheid of nooit weer zullen wij U horen spreken’. Daarop legde iedereen zich neer bij de verklaring van de broers neer. In Aalden vierde men groot feest vanwege deze oplossing, die voor hen zeer voordelig was. In Wezup was men verbaasd en teleurgesteld, al waren diverse inwoners toch ook wel gelukkig dat er op deze wijze in ieder geval een gewelddadig conflict tussen beide dorpen was voorkomen. De grens was nu voorgoed bepaald. Dacht men.
Toen de broers Peter en Waander echter drie dagen later wakker werden was het stil in hun wereld. Ze waren ’s nachts allebei helemaal doof geworden. Nooit meer zouden ze iets kunnen horen.
Het was voor iedereen duidelijk dat God hen had gestraft voor hun valse eed. Hen restten niets anders dan te vertrekken naar hun plaats waar niemand wist van hun bedrog en de vloek die ze sindsdien meedroegen. Ze stierven er van wroeging over hun inhaligheid en de straf die hen toekwam. De markenstenen werden naar beide broers Dove Waander en Dove Peter genoemd en bleven op hun plaats staan. In Aalden kun je deze stenen nu nog zien, als stille getuigen van de boodschap dat ijdel spreken zwaar wordt gestraft. De stenen liggen bij de ingang van Aalden, wat eigenlijk op de verkeerde plek, want ze horen ergens tussen Wezup en Zweeloo te liggen.
Zoals bij meer sagen zijn er verschillende versies van het verhaal over de broers Peter en Waander. Lammert Huizinga schreef onder het pseudoniem Huso een versie en de Drentse schrijver Harm Tiesing (1853-1936) schreef het verhaal in dichtvorm. In de meeste versies van het verhaal handelden Peter en Waander niet in het belang van de marke Aalden, maar uit eigenbelang. Aan het begin van het verhaal wordt verteld dat de beide oude broers na vele jaren terugkeren naar Aalden en beweren dat de grensstenen op hun ouderlijke erf op een andere plek liggen dan ze in hun jeugd lagen. Dat zou komen doordat mensen uit Wezup dat stiekem hebben gedaan. Ze eisen n dat de stenen worden teruggelegd op de oorspronkelijke plaats. In sommige versies wordt hun doofheid niet toegeschreven aan de straf van God, maar werden de broers betoverd door een woedende heks of kruidenvrouwtje uit Wezup.
Er is een versie waarin het niet gaat over twee broers, maar over slechts één boer genaamd Waander Ottens naar wie de grenssteen Dove Waander tussen Amen, Grolloo, Hooghalen en Zwiggelte werd vernoemd. Op de plaats waar de markesteen lag kwamen de schaapherders bijeen om een praatje te maken. Op een dag kwam de juistheid van de locatie van de steen ter sprake en konden de vier marken het niet eens worden over de juiste grens. Na veel gekibbel stemde de raad ermee in Waander Ottens te raadplegen. Waander was namelijk doof, kon dus geen leugens horen en zou dus per definitie altijd de waarheid spreken. Zijn neutrale kijk was precies wat ze nodig hadden. Hij zou bovendien een huis dicht bij de grenssteen hebben en daarom worden gezien als een betrouwbare informatiebron. De dove Wander was echter ook een naïef man. Slimmeriken uit Zwiggelte hadden echter zand in de schoenen van Waander gedaa
n en hem dat ook verteld. Onder hun begeleiding kwam Wander aan bij een grote steen midden in de heide. Toen men hem vroeg op welke grond hij stond, zei hij waarheidsgetrouw dat hij op grond van Zwiggelte stond. Daarmee was de grens bepaald en werd de grenssteen op die plek geplaatst. De steen draagt nog steeds zijn naam. Uiteindelijk stierf Dove Waander, maar zijn leven na de dood was niet vredig. Zijn wazige schaduw zou rusteloos over de heide kon worden zwerven. Nog lang vertelden ouders in de omgeving van de boswachterij Hooghalen aan hun kinderen dat Dove Waander er rondwandelde, als men in de mist over de heide een ‘nevelachtige figuur’ mende te herkennen. Het verhaal zou verklaren waarom hier de markesteen zo dicht bij Hooghalen staat.
Een andere versie heeft ook Waander Ottens als hoofdpersoon en wijst naar een groep ‘Witte Wieven’. Toen de landbouwgronden van Wezup over alle boeren waren verdeeld, was Waander Ottens was gelukkig met het hem toebedeelde stuk. Het stuk land dat hij had gekregen was naar zijn mening veel te klein en hij besloot er iets aan te doen. Laat in de avond ging hij naar de grensstenen en veranderde hun positie. Toen de boerenraad hiervan lucht kreeg, werd Waander ermee geconfronteerd. Hij bekende echter niet, maar beweerde dat de verplaatsing het werk van de Witte Wieven moest zijn geweest. De Witte Wieven uit de omgeving hoorden van de beschuldiging en besloten Waander te vervloeken door hem doof te maken. Omdat ze die straf nog te licht vonden, vervloekten ze ook zijn pasgeboren kind. De baby stopte nooit met huilen, wat zijn vrouw gek maakte. Een exorcist uit Dwingeloo dacht te kunnen achterhalen waarom de baby maar niet ophield met huilen en meende dat alle bewijsmateriaal uitwees dat vader Waander de schuldige moest zijn. Dat bleef zo tot een groep bren laat in de avond een bende Witte Wieven tegenkwam. De Wieven lieten weten geen kwaad in de zin te hebben en legden de essentie van Waanders vloek uit: zodra hij iedereen de waarheid zou vertellen, zou de vloek onmiddellijk worden opgeheven. De buren wisten Waander Ottens daarna ervan te overtuigen dat hij het best maar openlijk zijn misdaden kon bekennen. Hierna kreeg Waander zijn gehoor weer terug en stopte zijn kind eindelijk met huilen. De moraal: liegen wordt bestraft, de waarheid spreken beloond.
