13 – ROCKALL
Rockall is een piepklein onbewoonbaar granieten eilandje in de Noord- Atlantische Oceaan: een oppervlakte van 0,0007843 km², 31 meter lang, 25 meter breed en met een hoogste punt dat 17,15 meter boven de zeespiegel uitstijgt. Oorspronkelijk was dat 21,4 meter hoog, maar in 1971 is door het Britse leger met Operation Top Hat de top met explosieven geëgaliseerd om er een lichtbaken op te kunnen plaatsen. De geschatte afstanden van de eenzame rotspunt in de oceaan tot de dichtstbijzijnde eilanden in elke richting zijn: 301,3 kilometer / 162,7 zeemijl ten westen van Soay, Schotland; 423,2 kilometer / 228,5 zeemijl ten noordwesten van Tory Island, Ierland ; 700 kilometer / 380 zeemijl ten zuiden van IJsland. De dichtstbijzijnde permanent bewoonde plaats is North Uist, een eiland in de Buiten-Hebriden van Schotland, 370 kilometer / 200 zeemijl naar het oosten. Eeuwenlang had geen enkele van deze landen enige belangstelling voor die rots, maar sinds in de naoorlogse jaren het vermoeden rees dat hier wel eens diep in de bodem olie te vinden zou zijn en tegelijkertijd de bescherming van visserijrechten steeds belangrijker werden, is Rockall en zijn directe omgeving een betwist gebied tussen Groot-Brittannië (namens Schotland), Ierland, IJsland en Denemarken (namens de Faeröer-eilanden).
In 1592-1594 zetten de Nederlandse kaartenmakers Petrus Plancius en Cornelis Claesz het eiland als Rookol, ten noordwesten van Ierland gelegen, op hun kaart van Nieuw-Frankrijk en de Nieuwe Wereld (‘Nova Francia alio nomine dicta Terra Nova’). In een oud visserslied ‘Allen die willen naar Island gaan’ uit het toenmalige Nederlandse Duinkerken over de kabeljauwvangst bij IJsland komt het eiland voor: ‘Wij lopen ’t eiland Rokol voorbij’. In 1698 publiceerde de Schotse schrijver Martin Martin (ca. 1660 -1718) zijn boek A Late Voyage to St Kilda, over de archipel van St. Kilda dat hij een jaar eerder had bezocht en waarin hij het bestaan van Rockall noemde. Het was de eerste literaire vermelding van het eilandje en Martin schreef erover: ‘… en daarvandaan ligt Rokol, een kleine rots zestig mijlen ten westen van St. Kilda; de inwoners van deze plaats noemen het Rokabarra’. In de Schots- Gaelische folklore schijnt de naam Rocabarraigh te worden gebruikt voor een mythische rots die drie keer zou moeten verschijnen, waarvan de laatste verschijning aan het einde van de wereld is: ‘Nuair a thig Rocabarra ris, is dual gun tèid an Saoghal a sgrios’ (‘Als Rocabarra terugkeert, zal de wereld waarschijnlijk vernietigd worden’). Ook in de Ierse mythologie komt Rockall voor. Een verhaal gaat over de legendarische reus Fionn mac Cumhaill (Finn McCool), die een stuk Ierland opschepte om naar een Schotse rivaal te gooien. Hij gooide echter totaal verkeer, waardoor het stukje Ierland in de Ierse Zee terechtkwam. De achtergelaten kiezelsteen was Rockall, de klomp werd het Isle of Man en de achtergelaten leegte in Ierland vulde met water en werd uiteindelijk Lough Neagh.
I
n augustus 1810 waren de fregatten HMS Endymion en HMS Princess Charlotte al eens in de buurt geweest van het nog steeds amper bekende afgelegen eilandje Rockall. De kapitein van de HMS Endymion, T. Harvey, maakte er een ruwe schets van en de twee fregatten voeren weer verder. Een jaar later was men weer terug. Op 8 september 1811 werd de eerste poging gedaan echt het eiland te betreden. Basil Hall, een officier op de HMS Endymion, verliet op die dag met een aantal bemanningsleden per roeiboot het fregat om aan land te gaan. De landing leek volgens Halls beschrijving heel terloops te zijn begonnen: ‘Omdat we niets beters in handen hadden, werd besloten een verkenningsexpeditie te ondernemen om dit kleine eilandje te bezoeken. Voor dat doel werden daarom twee boten bemand; … de kunstenaars maakten hun schetsboeken klaar en de geologen hun hamers, voor een grote wetenschappelijke velddag’. De landing was dus was improviserend, maar wetenschap was dus wel vanaf het begin een bewust doel. De zee was op deze mooie herfstochtend ongewoon glad, maar een deining van vele voeten maakte het landen m
oeilijk en vereiste veel vertrouwen bij het aan land springen. Er werden waarnemingen en metingen gedaan totdat er mist werd waargenomen. Bezorgdheid over de voortdurende zichtbaarheid van de Endymion zorgde ervoor dat ze aan hun terugkeer begonnen. De toenemende deining maakte het aan boord gaan moeilijk en het duurde een half uur voordat iedereen in de boten zat. Tegen die tijd was Endymion verdwaald in de mist. Een van de gezelschapsleden landde weer op de rots, in een poging deze te beklimmen op zoek naar een mistvrij uitkijkpunt. Zijn eerste blik was op een naderende mistbank, die in dit gebied enkele dagen kon aanhouden. Het schip werd echter waargenomen en na nog een vertraging om hun ‘bibberende verkenner’ terug te halen, gingen ze roeiend in de achtervolging. Helaas zag het schip hen niet vanwege de steeds terugkerende mist en werden ze gedwongen opnieuw terug te keren naar Rockall. Op dit punt begon de planning voor een lang verblijf op het eiland, ondanks hun gebrek aan proviand of zoet water. Er werd besloten de zwaarste van de twee boten achter te laten en de andere aan land te slepen om een schuilplaats voor de nacht te improviseren. Gelukkig werden ze gered door de plotseling optrekkende mist, waardoor het schip opnieuw zichtbaar werd. Toen ze uiteindelijk, zo’n vijf of zes uur na de mist, terugkeerden naar het schip, was het bijna donker. De bemanning van Endymion meldde dat ze al vijf of zes uur aan het zoeken waren, waarbij ze elke tien minuten hun kanon afvuurden. Basil Hall beschreef zijn ervaringen op Rockall en andere avontuurlijke ondernemingen in Fragment of Voyages and Travels including Anekdotes of a Naval Life. In 1955, toen de Britten het eiland bezetten, werd de grote richel aan de top door hen ‘Halls Ledge’ genoemd, ter ere van hun illustere voorganger uit 1811.
In de zomer van 1862 onderzocht de HMS Porcupine de westkust van Ierland ter voorbereiding op de aanleg van de vervangende trans-Atlantische telegraafkabel. Eerdere onderzoeken hadden zeer steile afdalingen aan de rand van het continentaal plat aangetoond, maar door dit onderzoek kon een geschiktere route worden gevonden. Terwijl door het schip de zeebodem werd onderzocht, wist een zekere heer Johns voet aan de grond te krijgen op Rockall, maar hij slaagde er niet in om de 21,4 hoge top te bereiken. Daarna werd het weer lang stil rondom de oninteressante rots.
De rots is de top van een al lang geleden gedoofde vulkaan en wordt met regelmaat door hoge golven overspoeld. Rockall is het hoogste punt van het onderzeese Rockallplateau, dat ongeveer 450 bij 600 kilometer groot is,, bijna net zo groot als Groot-Brittannië. Het plateau wordt gescheiden van het West-Europese continentaal plat door de circa drie kilometer diepe en 200–250 km brede Rockalltrog. Het noordoostelijke deel van het plateau is het hoogst gelegen, met Rockall als piek van een uitgedoofde vulkaan. In de buurt van Rockall bevinden zich Hasselwood Rock (200 meter ten noorden van Rockall) en Helen’s Reef (2 km ten oostnoordoosten van Rockall), twee verraderlijke klippen die alleen op zeldzame momenten bij laag water zichtbaar worden, maar verder alleen te herkennen zijn aan de golfpatronen. Het rotseiland Rockall en de omliggende klippen bestaan voornamelijk uit fijnkorrelige stollingsgesteente gabbro, dat erg rijk aan olivijn is. Doordat die veel ferromagnetische mineralen bevatten, is er een magnetische anomalie waardoor scheepskompassen in het gebied tot zo’n 15 km afstand van het eiland onbetrouwbaar zijn. Gekoppeld aan de geringe hoogte van de rots en de twee verraderlijke klippen kan dit een groot aantal scheepsrampen in het gebied verklaren.
Geen wonder dus dat het eilandje onbewoond is, maar er zijn wel dapperen geweest die hebben beproefd hoe lang ze het hier konden uithouden. Rockall kreeg namelijk wel een geduchte reputatie omdat het een van de beruchte gebieden in de oceaan was die steeds werden genoemd in de scheepvaartvoorspelling van het British Meteorological Office. Rockall werd daardoor een interessant gebied voor avonturiers en amateurradio-operators, die op verschillende manieren probeerden op het eilandje te landen of het kortstondig te bezetten. Maximaal twintig personen hebben beweerd ooit op Rockall te hebben verbleven, maar slechts weinigen van die claims konden worden bevestigd. In een debat in het Lagerhuis in 1971 kon William Ross, een Labour-parlementslid voor Kilmarnock dan ook rustig beweren: ‘Er zijn meer mensen op de maan geland dan op Rockall’. Er zijn maar twaalf mensen ooit op de maan geland, maar het is niet ondenkbaar dat hij in 1971 gelijk had. In 1985 verbleef de SAS-veteraan Tom McLean van 26 mei tot 4 juli op het eiland, om daarmee de dubieuze claim van Groot-Brittannië op de rots te ondersteunen. Dat record van veertig dagen werd in 1997 verbeterd tot 42 dagen door drie activisten van Greenpeace, die vanaf 10 juni 1997 het eiland bezette in het kader van Greenpeace’s Atlantic Frontier Campaign, die tot doel had de zee rondom Rockall te vrijwaren van verdere pogingen naar olie te gaan boren. Zes dagen na de eerste bezettingsdag riepen de activisten Rockall uit tot hoofdstad van de Global State of Waveland en plaatste de vlag van de net uitgeroepen micronatie op het hoogste punt. Greenpeace verwierp daarmee de Britse soevereiniteit over het eilandje. In de maanden daarna verkregen uit de hele wereld ruim 15.000 mensen de certificaat dat ze burger van Waveland waren, maar vanwege financiële redenen moest de micronatie door Greenpeace weer snel worden opgeheven. Het signaal was echter duidelijk afgegeven, namelijk dat er en eind moet komen aan de eindeloze reeks van olie-exploitatie in kwetsbare gebieden. In de zomer van 2014 verbeterde Nick Hancock dit record met drie dagen. Hij verklaarde na afloop van deze 45 dagen verblijf op Rockall: ‘a dreadful place…there can be no place more desolate, more despairing, more awful to see in the world’ en direct naar de eerste de beste pub te willen gaan ‘… for a stiff drink’. Typisch Brits liep hij slechts weten blij te zijn het vorige record van die andere Brit te hebben verbroken, daarmee de blijkbaar niet erg populaire Greenpeace-bezetting negerend. Hij had trouwens aanvankelijk zestig dagen op de rots willen blijven, maar op 1 juli 2014 joegen enorme golven in een vreselijke storm over het eiland waardoor vel materiaal en voorraden werden weggespoeld. In mei 2023 probeerde de 53-jarige Chris Cameron het record weer wat scherper te stellen, maar de oud-marinier werd in juni in een heftige stormnacht een paar keer bijna letterlijk van de rots geblazen, zag bijna alle materiaal in de kolkende golven verdwijnen en moest door de Martine and Coastguard Agency na 32 dagen van het eiland worden gered.
Op 18 september 1955 werd Rockall geannexeerd door de Britse Kroon toen vier militairen vanaf een helikopter met een lier op het eiland werden gehesen. Ze gaven de bovenste richel de naam Hall’s Ledge, hesen er de Britse vlag en metselde op de rots een plaquette met de tekst: ‘By authority of her majesty Queen Elizabeth the second, by the grace of God of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland and of her other realms and territories, Queen, head of the Commonwealth, defender of the faith, etc. etc. and in accordance with her majesty’s instructions dated 14.9.55 a landing was effected on this day upon the island of Rockall from H.M.S. Vidal. The Union Flag was hoisted and possession of the island was taken in the name of het majesty. (signed) R.H. Connell, captain H.M.S. Vidal, 18 september 1955.’ Op 21 september 1955 kondigde de Admiraliteit de annexatie van Rockall af. Het was de allerlaatste territoriale expansie van het Britse rijk.
De oorspronkelijke stimulans voor de annexatie was dat de Britten voor de eerste keer een in de VS geproduceerd geleide kernwapen wilde testen. De raket zou vanuit South Uist worden gelanceerd en over de Noord-Atlantische Oceaan worden gestuurd. Het Ministerie van Defensie was bezorgd dat het niet-opgeëiste eiland de Sovjet-Unie de kans zou bieden om de test te bespioneren. In april 1955 werd daarom het bevel uitgevaardigd dat de Admiraliteit het eiland in beslag moest nemen en de Britse soevereiniteit moest uitroepen om te verhinderen dat Rockall een buitenpost voor buitenlandse waarnemers zou worden.
In 1971 werd een regeringsexpeditie genaamd ‘Operatie Top Hat’ opgezet om definitief vast te stellen dat Rockall deel uitmaakt van het Britse Koninkrijk en vervolgens op de rots voorbereidingen te treffen om er een lichtbaken te installeren. Naast allerlei wetenschappelijk onderzoek naar kostbare mineralen, werd via een nieuw ontwikkelde straaltechniek de top van de rots eraf geblazen. Op de vlakke strook die hierdoor ontstond, konden de verankeringen voor het lichtbaken worden aangebracht. Het lichtbaken werd in 1972 gebouwd. Er werden twee fosforbronzen platen werden in de muur boven Hall’s Ledge aangebracht, elk vastgezet met vier rotsankerbouten van 80 ton. Door wetenschappelijk vast te stellen dat de rots deel uitmaakt van het Verenigd Koninkrijk en dat door de functie als lichtbaken het eiland een essentieel onderdeel was van het district Harris in het graafschap Inverness, kon de Britse regering in 1972 de Island of Rockall Act 1972 afkondigen en het eiland claimen. Rockall werd nu formeel als onderdeel van Schotland geannexeerd, waarbij de Britse claim werd onderbouwd met de verklaring dat het eiland in 1995 terra nullius (eigendom van niemand) was. Daarbij negeerde ze het protest dat J. Abrach Mackay, een lid van de Mackay-clan, op 7 november 1955 al had ingediend tegen de annexatie. Het 84-jarige gemeenteraadslid verklaarde: ‘Mijn oude vader, God hebbe zijn ziel, claimde dat eiland in 1846 voor de Clan van Mackay en ik eis nu dat de Admiraliteit het teruggeeft. Het is niet van hen.’ Nu hoeft de claim dat de rots privébezit is van een Schotse clan niet in strijd te zijn met de claim dat de rots tot het Britse grondgebied hoort. Het kan elkaar zelfs versterken, maar de Britse regering gaf nooit antwoord.
De Britse annexatie werd nooit erkend. Ierland, Denemarken (namens de Faeröer-eilanden) en IJsland wezen de claim af, waarbij de twee laatste landen geen enkele activiteit ondernemen om hun claim te onderbouwen of de Britse claim te pareren. Dat ligt voor Ierland een stuk anders.
De Ierse aanspraken op Rockall zijn gebaseerd op de nabijheid van het Ierse vasteland, maar men heeft nooit formeel de soevereiniteit over de rots opgeëist. Omdat de rots onbewoonbaar is, beschouwt Ierland Rockall namelijk als irrelevant bij het bepalen van de grenzen van Exclusieve Economische Zones (EEZ). Dat is een gebied dat zich tot 200 zeemijl (370,4 km) buiten de kust van een staat uitstrekt. Volgens het VN-Zeerechtverdrag heeft een staat binnen deze zone een aantal rechten, zoals het recht op exploitatie van de aanwezige grondstoffen, het recht op visserij en recht op wetenschappelijk onderzoek, maar ook de verantwoordelijkheid voor het natuurbeheer in dit gebied. Het consequente standpunt van de opeenvolgende Ierse regeringen is dat Rockall en soortgelijke rotsen en scheren geen betekenis hebben voor het vestigen van wettelijke aanspraken op minerale rechten in de aangrenzende zeebodem of op visrechten in de omringende zeeën. Ierland wijst er ook op dat Groot-Brittannië bij de ondertekening in 1997 van het verdrag UNCLOS III ermee heeft ingesteld dat ‘gesteenten die op zichzelf geen menselijke bewoning of economisch leven kunnen onderhouden, geen exclusieve economische zone of contin
entaal plat zullen hebben’. Het Verenigd Koninkrijk claimt Rockall als onderdeel van haar Exclusieve Economische Zone (EEZ), inclusief een territoriale zee van 12 zeemijl (22 km) rond het eilandje, plus ‘een cirkel van Brits soeverein luchtruim boven het eilandje Rockall’. Ierland wijst niet alleen die Britse EEZ af, maar ook niet de territoriale claim van Groot-Brittannië op Rockall omdat het iets dichter bij de Britse kust dan de Ierse kust zou liggen, wat namelijk ‘de basis zou zijn voor een claim op een territoriale zee van 12 mijl’. De zaak werd nog wat lastiger na de Brexit in januari 2021 en de inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. De Ierse vissersboot Northern Celt uit Greencastle, County Donegal werd op 4 januari 2021 door een schip van de Schotse marine gedwongen de 12-mijlszone rondom Rockall te verlaten omdat schippers uit de EU niet langer gebruik kunnen maken op hun eerdere recht hier te kunnen vissen. De Ierse minister van Landbouw en Visserij verklaarde dat dit verbod de Ierse visserijsector jaarlijks zeven miljoen euro kost. Het Ierse marineschip Róisín voert al vanaf 2012 routinematige maritieme veiligheidspatrouilles uit rondom Rockall om de soevereine rechten van Ierland over de rots te onderstrepen. Een jaar eerder was de betwisting op basis van het VN-zeerechtverdrag al ter arbitrage aan de Verenigde Naties voorgelegd, maar over enige uitkomst is nergens iets terug te vinden. Het Europese Journal of International Law (EJIL) ging in een artikel op 14 januari 2021 uitgebreid in op de Ierse en (mogelijke) Schotse claim op Rockall.

