LANGE WAPPER 4
De verhalen over Lange Wapper zoals die in 1929 werden opgetekend door Victor de Meyere en hier in de Nederlandse versie zijn weergeven, eerst in twaalf kleine ‘vertelselkens’ en daarna in de resterende dertien boevenstreken van Lange Wapper. Die waren merendeels al opgenomen in het verhaal De Lange Wapper, een van de vier verhalen die Domien Sleeckx (Antwerpen, 2 februari 1818 – Luik, 13 oktober 1901), een Vlaamse taalkundige, journalist en schrijver van verhalen, romans, essays, drama’s en blijspelen, in 1843 opnam in zijn Kronyken der straten van Antwerpen, deel 3. Sleeckx schreef vanaf 1840 enkele romantische volksverhalen in de sentimenteel-idealistische traditie van Hendrik Conscience, het grote voorbeeld van hele generaties Vlaamse schrijvers. Het verhaal De Lange Wapper stamt uit 1840 een moet een van de eerste van zijn Vlaamse verhalen zijn geweest.
De Vlaamse volksschrijver Hendrik Conscience (Antwerpen, 3 december 1812 – Elsene, 10 september 1883), de schrijver waarvan wordt gezegd dat hij ‘zijn volk leerde lezen’, publiceerde in 1838 zijn meesterwerk De Leeuw van Vlaanderen, een historische roman over de Guldensporenslag in1302 die het gevolg was van de Vlaamse Opstand, een gewapend conflict van 1297 tot 1305 tussen het graafschap Vlaanderen en het Franse koninkrijk. Het boek zou sterk bijdragen tot de Vlaamse bewustwording in de negentiende eeuw. Een jaar eerder was van Conscience het boek Phantazy (drukkerij L.J. Cort op de Paddegragt, 1937) verschenen, een bizarre mengeling van fantastische verhalen en poëzie. Achteraf was Conscience zelf ontevreden over het boek (hij noemde het ‘een dwaasheid’) en hij heeft de inhoud nooit laten herdrukken. De oplage bedroeg 800 exemplaren, waarvoor drukker L.J. De Cort de schrijver 1.000 frank aanrekende. Er waren 279 intekenaars à 3 frank per exemplaar, maar gelukkig kreeg Conscience van koning Leopold, de Belgische staat en de provincie Antwerpen in totaal 1.000 frank subsidie, zodat de auteur zijn broek niet scheurde. Het kleine boekje is nu een echt collectors item.
Een van de verhalen in het boek is was Godsgenade, pagina 113-177, waarin een wanhopige Godevaert De Beukeler vanwege het huwelijk van zijn geliefde Ludwina Van den Cruyce probeert zelfmoord te plegen door in de Schelde te springen, maar daar door een vreemdeling op wonderbaarlijke wijze uit het water werd gevist. Godevaert merkt op dat de vreemdeling hem blijkbaar kent en vermoedt te maken te hebben met de duivel. Om met Ludwina te kunnen trouwen sluit hij echter een pact met de duivel: ‘Ik Godevaert De Beukeler, verbinde my van lyve en ziele den duivel, op voorwaerde dat ik Ludwina Van den Cruyce ten wyve krygen zal – en tien jaren, volgens mynen lust, van de helle worde verzorgd.’ Na deze schriftelijke verklaring kreeg hij van de vreemdeling een flinke beurs met geld en een geheime spreuk waarmee altijd de vreemdeling voor hulp kan oproepen. Ook deelde de vreemdeling mee dat medevrijer Arnold Pot
op onverklaarbare wijze zal verdwenen zijn. Toen Godevaert de wens uitsprak zijn Ludwina snel te willen zien, mocht hij bij de vreemdeling op de rug gaan zitten en waren ze er binnen een paar tellen. Pas toen Godevaert zag dat de vreemdeling een enorme lengte heeft gekregen, realiseerde hij zich te maken te hebben met Lange Wapper. ‘Zie je wel dat je mijn naam kende’, antwoordde Lange Wapper lachend. ‘Geloof je nu dat ik in de stad Antwerpen niet zo onbekend ben als je dacht’. Ondertussen liep hij met Godevaert op zijn rug door de gracht en zette hem voorzichtig op de stadswal, trok toen zijn benen in en wandelde iets later in zijn vorige gestalte met de jongeman over de Meirbrug.
In de aantekeningen aan het eind van het boek merkte Hendrik Conscience over Lange Wapper op: ‘De Lange Wapper. Dit is het eenigst spook dat in Antwerpen het burgerrecht ontvangen heeft. Ook is er geen kind dat men met dien naem, niet in slaep wiegde. Jong en oud kent hem; nochtans weet niemand, wat hy was, wat hy deed. Ieder weet er wat van, en géén kent de volledige geschiedenis. Voorzeker is het zeer lang geleden dat het bygeloof dit spook schiep; mits ons alleenlyk eene onvolmaekte overzetting of traditie is toegekomen. Stellig weet iedereen, dat de Wapper de eigenschap had van zich volgens zynen lust te verlengen, of te verkorten. Soms was hy onder de gedaente van een zoetaerdig kind; soms zoo afgryzelyk lang, dat hy met zyn gloeiend oog in de zoldervensteren blikte. De bewooners der heide by Oost-en-Westmal hebben ook den Wapper tot gebuer gehad. Zy vertellen het, als meermalen gebeurd, dat, wanneer zy in den heeten zomer het graen des nachts by maenschyn afpikten; dat het dan eensklaps zoo duister op het veld werd, dat zy geen’ steek meer zien konden. Wanneer zy hier op naer de lucht blikten om de oorzaek der duisterheid te vernemen, zagen zy den langen Wapper voor hen staen. Zoo schriklyk hoog en breed was hy, dat hy het licht der maen gansch aen het veld ontnam. Dan sprak de stem van het spook: De dag is voor u: de nacht is voor my. Hoe ras de landbouwers dan henen liepen is licht te bedenken.’
Hendrik Conscience zou ook een gedicht hebben geschreven over Lange Wapper, dat ik helaas nergens heb kunnen terugvinden. In een gedicht zou hij Lange Wapper de vader van de Borgerhoutse Reuskens hebben genoemd. Dat zijn vier zogenoemde reuzenhoofden Reus, Reuzin, Dolfijn en Kinnebaba, die sinds 1712 jaarlijks tijdens de Borgerhoutse Reuzenstoet dansen en naar het publiek wuiven, staand op een triomf- of reuzenwagen, voortgetrokken door twee paarden. De Reuskens mogen in slechts zeer uitzonderlijke gevallen buiten Borgerhouts grondgebied treden. Er is weinig bekend over het ontstaan van de namen van de reuzen, maar ze zijnn in elk geval niet ouders (Reus en Reuzin) en kinderen Dolfijn en Kinnebaba. Kinnebaba is Antwerps dialect voor een kind dat morst tijdens het eten. Dolfijn kan gebaseerd zijn op ‘Dauphin’ (kroonprins). De poppen zelf zijn steeds replica’s, gemaakt op basis van antieke mallen. In 2020 werd de geschiedenis van de Reuskens in een luisterverhaal gegoten, waarin Lange Wapper voorkomt.
