NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 07
.
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
DOOR DR. A. ALETRINO
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916
EERSTE HOOFDSTUK (5e deel)
Den 2den Augustus waren eindelijk tusschen Groot-Brittanje en Oostenrijk, tusschen Groot-Brittanje en Rusland, tusschen Groot-Brittanje en Pruissen de volgende gelijke en gelijkluidende overeenkomsten gewisseld:
“In naam van de zeer heilige en onverdeelbare Drieëenheid. Waar Napoleon zich in de macht bevindt van de vereenigde Mogendheden, zijn Hunne Majesteiten, ingevolge het verdrag van den 25sten Maart 1815, overeengekomen omtrent de meest geschikte maatregelen, waardoor elke onderneming tegen de rust van Europa zijnerzijds kan onmogelijk worden gemaakt.
- Napoleon Bonaparte wordt door de Mogendheden, die het verdrag van den 25sten Maart jongstleden hebben onderteekend, als hun gevangene beschouwd.
- Het Engelsche gouvernement is met zijn bewaking belast. De keuze der plaats en die der maatregelen, welke het best het doel van het onderhavig beding kunnen verzekeren, worden aan zijn Britsche Majesteit overgelaten.
- De Keizerlijke Hoven van Oostenrijk en van Rusland, alsmede het koninklijke Hof van Pruissen, zullen gemachtigden benoemen, die zich naar de plaats zullen begeven en aldaar verblijf houden welke de regeering van Zijn Engelsche Majesteit tot verblijf van Napoleon Bonaparte zal hebben aangewezen, en die, zonder dat zij met de bewaking van zijn persoon zullen zijn belast, zich van zijn aanwezigheid zullen moeten verzekeren.
- Zijn Zeer Christelijke Majesteit zal worden uitgenoodigd in naam van de vier hierboven vermelde Hoven, eveneens een gemachtigde te zenden naar de plaats waar Napoleon Bonaparte wordt gevangen gehouden.
- Zijn Majesteit van het Vereenigde Koninkrijk van Groot-Brittanje en Ierland verbindt zich om de verplichtingen te vervullen, die voor Haar uit de voorliggende overeenkomst voortvloeien.”
Den 6den Augustus kwam Lord Keith, vergezeld van viceadmiraal Cockburn, aan boord van de Bellerophon om Napoleon een uittreksel ter hand te stellen der instructies, door Lord Keith aan Kapitein Maitland en door het Engelsche gouvernement aan Sir Cockburn gegeven en waaraan zoowel Napoleon als zijn gevolg zich hadden te houden: “Bevel van Lord Keith aan Kapitein Maitland van de Bellérophon; Alle wapenen, welke dan ook, zullen den Franschen van alle graden, die aan boord zijn van het schip, waarover hij bevel voert, worden afgenomen; zij zullen nauwkeurig worden verzameld en onder uw bewaring blijven, zoolang deze aan boord van de Bellerophon zullen vertoeven; daarna zullen zij onder bewaring worden gesteld op het schip, waarop zij zullen worden overgebracht.”
Instructie der ministers aan admiraal Cockburn: Wanneer generaal Bonaparte van de Bellerophon op de Northumberland wordt overgebracht, zal het voor admiraal Cockburn het geschikte tijdstip zijn om een onderzoek in te stellen naar de voorwerpen, die de generaal met zich voert. De admiraal zal hem de voorwerpen als meubelen, boeken, wijnen die de generaal meebrengt, laten.
Onder het artikel “meubelen”, wordt het zilverwerk begrepen; ten minste, wanneer het niet in zóó groote hoeveelheid is, dat men het minder voor huishoudelijk gebruik kan beschouwen, dan wel geschikt om in geld te worden omgezet. Hij moet zijn geld, zijn diamanten, en alle verhandelbare papieren afgeven, van welken aard dan ook. De gouverneur moet hem uitleggen, dat het Engelsche gouvernement volstrekt niet van plan is zijn eigendom verbeurd te verklaren, doch alleen er het beheer van op zich te nemen, om te verhinderen, dat hij er een middel van maakt om te ontsnappen.
Het onderzoek moet geschieden in tegenwoordigheid van eenige personen, door generaal Bonaparte aan te wijzen, terwijl een lijst der voorwerpen, onderteekend door deze personen, zoowel als door den vice-admiraal zal worden opgemaakt of door ieder ander, door hem aangewezen, om bij deze inventarisatie tegenwoordig te zijn. De interesten of de hoofdsom, al naar gelang van de grootte daarvan, zullen voor zijn behoeften worden aangewend en de beschikking er over zal voornamelijk aan zijn keus worden overgelaten.
Wat dit betreft, zal hij nu en dan zijn ‘verlangens kenbaar maken, eerst aan den admiraal en vervolgens aan den gouverneur, wanneer deze zal zijn aangekomen, en, wanneer er geen redenen bestaan om er zich tegen te verzetten, zullen deze de noodige bevelen geven en zullen zij de uitgaven betalen, met wissels getrokken op de schatkist van zijne majesteit.
In geval van overlijden, zal de beschikking over de goederen van den generaal volgens zijn testament plaats hebben, waarvan de inhoud – daarvan kan hij verzekerd zijn – nauwkeurig zal worden in acht genomen. Waar het echter zou kunnen geschieden, dat een gedeelte van zijn eigendom beweerd zou worden als te behooren aan de personen uit zijn gevolg, zullen deze aan dezelfde maatregelen onderworpen zijn.
De admiraal zal niemand uit het gevolg van generaal Eonaparte aan boord, met bestemming voor St. Helena nemen, dan met volle toestemming van dezen persoon en nadat dezen zal zijn meegedeeld, dat hij onderworpen zal zijn aan dezelfde reglementen, die men geschikt zal oordeelen, om zich van den persoon van den generaal te verzekeren. Men doe den generaal weten, dat hij, indien hij pogingen in het werk zou stellen om te ontsnappen, er zich aan bloot stelt gevangen te worden gezet, evenals iedereen van het gevolg, die ontdekt zou worden zijn ontsnapping in de hand te werken.
Alle brieven, die hem gezonden worden, evenals die aan zijn gevolg, zullen eerst aan den admiraal of aan den gouverneur worden overhandigd, die ze – voor hij ze aan de geadresseerden ter hand stelt – moet lezen; hetzelfde zal het geval zijn met de brieven, die door den generaal of door hen van zijn gevolg geschreven worden.
Den generaal moet worden bericht, dat de gouverneur of de admiraal het bevel hebben ontvangen, dat zij alle wenschen of voorstellen, die hij zal doen, aan de regeering van Zijn Majesteit moeten richten: niets daaromtrent is aan hun oordeel overgelaten ; het schrijven echter, waarin deze voorstellen zouden worden gedaan, moet ongeslooten blijven, opdat zij er de opmerkingen bij kunnen voegen, die zij noodig zullen oordeelen.”
Las Cases bewerkte, in een gesprek, dat hij met Lord Keith hield, – tot wien hij door Napoleon was afgevaardigd om te protesteeren tegen de willekeur, dat men hem van de Bellérophon naar de Northumberland overbracht – dat deze Napoleon veroorloofde zijn degen te behouden en dat hij dien niet behoefde af te geven.
De Northumberland kwam in zicht. Het geheele eskader, met de Bellerophon aan het hoofd, laat westelijk van Berryhead, een stille plek, waar men geen last van nieuwsgierigen heeft of de kans loopt door een rechtsgeleerde te worden vervolgd, het anker vallen en men begint dadelijk alles van de Bellerophon naar de Northumberland over te brengen. Kort voor het verlaten van de Bellerophon, worden de bezittingen van Napoleon door een douane-beambte en door sir Cockburn zelf nagekeken. Allen uit Napoleons gevolg, die door Cockburn waren aangezocht, daarbij tegenwoordig te zijn, hadden geweigerd zich daartoe te leenen! Van de vierduizend Napoleons, die de Keizer in zijn bezit had, worden hem vijftienhonderd gelaten, om zijn bedienden te betalen. Twee dagen tevoren had hij – op een avond, dat hij met Las Cases aan het dek heen en weer liep – de gelegenheid gevonden, dezen de collier van Hortense (die een waarde van minstens 200.000 francs vertegenwoordigde) zonder hun gesprek af te breken, ter bewaring te overhandigen.
Sereen, rustig. kalm verlaat de Keizer, na een dankend afscheid aan alle Engelschen, met wie hij gedurende zijn verblijf aan boord in aanraking was geweest, de Bellerophon. Men veroorlooft de personen uit zijn gevolg, die niet met hem mee naar St. Helena zullen gaan, afscheid van hem te nemen. Er zijn er maar o, zoo weinig, die hem tot hier hebben vergezeld en het is maar beter de redenen niet te doorgronden, waarom de meeste van hen het wèl hebben gedaan. Toch was het afscheid zoodanig, dat Las Cases niet kon nalaten tot Lord Keith op te merken: ‘U zult zien, Heer, dat degenen die hier huilen, degenen zijn die blijven!’ Van de vijftien personen, die een hooge rang bekleeden, heeft de Engelsche regeering er eerst drie en later vijf verlof gegeven, den Keizer naar St. Helena te vergezellen. Napoleon liet zijn keus vallen op den grand maréchal Bertrand, op den chambellan Las Cases (die ook zelf verzocht had te mogen meegaan), op generaal baron Gourgaud en op generaal comte de Montholon. Las Cases bleef bij hem als zijn secretaris. Diens zoon was de vijfde. Het was hem toegestaan zijn vader, als hulp, naar St. Helena te mogen volgen.
William Warden, surgeon on board the Northumberland, schrijft in een serie brieven, die in het Fransch vertaald onder den titel “Lettres écrites à bord du vaisseau de Sa Majesté la Northumberland et à Sainte-Hélène” zijn verschenen – brieven, die men om verschillende redenen met eenig wantrouwen moet lezen – het volgende over de komst van den Keizer aan boord van de Northumberland: ‘”…Van elf uur tot twaalf uur ’s middags stond alles klaar om Napoleon aan boord te ontvangen. Lord Keith weigerde, uit overweging denk ik voor de situatie en de gemoedstoestand waarin hij zich zou bevinden, het ceremonieel dat bij zijn rang hoorde, omdat die andere eerbetogingen mogelijk zouden maken die bij een ex-keizer zouden toebehoren. De eerbetoging als generaal is voor militairen bij elke regering hetzelfde. De bewakers van de Engelse marine wachtten in rij op de achtersteven met het bevel de wapens aan te bieden en de trommels drie roffels te geven, de gebruikelijke groet voor elke algemene officier in de Britse dienst. Mijn boot voegde zich bij de Northumberland een paar minuten nadat we Bellerophon hadden verlaten. Onze aanwezigheid had de nieuwsgierigheid opgewekt van officieren en zelfs een menigte individuen van alle klassen. Behalve Lord Keith en Sir George Cockburn, de personen in het centrum van alle aandacht, verlieten de boot maarschalk Bertrand, die alle kansen op fortuin van de keizer had gedeeld, en de generaals Montholon en Gourgaud, die zijn adjudanten waren geweest en hun titel behielden, hun meester.
Toen de boot naderde, herkenden we onmiddellijk de figuur van Napoleon, die iedereen herkende omdat men hem, altijd erg goedgelijkend, in de etalages van prenthandelaren had gezien. Op de aankomstplaats heerste een universele stilte, en op het achterschip, waar de marinewachten stonden, en op het dek, waar de officieren waren. Alle toeschouwers hadden een ernstig maar verbaasd gezicht, wat naar mijn mening en die van vele anderen niet weinig bijdroeg aan het belang van deze gebeurtenis.
Graaf Bertrand klom als eerste aan boord en deed een paar stappen verder om plaats te maken voor de man die hij altijd als zijn meester beschouwde en aan wie hij altijd het respectvolle eerbetoon bracht dat hij meende toe te komen. De hele bemanning was buitengewoon attent; niemand ademde. Lord Keith was de laatste die uit de boot kwam, en ik kan niet beter doen om u een goed idee te geven van de exclusieve aandacht die werd geconcentreerd op het gezicht en de persoon van Napoleon, dan u te verzekeren dat niemand van ons een moment keek naar Lord Keith, hoe hoog zijn waardigheid in het marineleger ook was, hoewel hij admiraal was van de Kanaalvloot, in volle kledij en bekleed met al zijn bevelen. Wij hebben alleen Napoleon gezien.
Bonaparte klom langzaam aan boord en toen hij voet op het dek had gezet, salueerde hij door zijn hoed af te zetten: de marinewachten presenteerden hem de wapens en het trommelgeluid. De Northumberland-officieren stonden blootshoofds vooraan; hij benaderde hen en begroette hen met de grootste beleefdheid. Vervolgens richtte hij zich tot Sir George Cockburn, en toen hij zag dat hij geen Frans sprak, richtte hij zich onmiddellijk achtereenvolgens tot verschillende anderen, totdat hij bij een artillerieofficier kwam die in deze taal antwoordde … “
Zoolang hij op de Bellerophon is, wordt Napoleon nog als Keizer behandeld. Bij het weggaan van dek, bewijst men hem nog voor het laatst alle eer, aan zijn rang verschuldigd! Wèl worden, wanneer hij aan boord van de Northumberland verschijnt, eer-bewijzen ten toon gesteld, maar het is niet meer voor den Keizer. Hier is het op eens uit met zijn rang. Hij is geen Keizer meer, hij is de “général.” Wijl de Engelsche regeering er haar misnoegen over heeft te kennen gegeven, dat men hem aan boord van de Bellerophon met de eer-bewijzen aan zijn rang verschuldigd, had behandeld, doet men moeite om hem duidelijk te toonen, dat het in het vervolg hiermee gedaan zal zijn. De officieren houden ostentief hun hoofd-deksel op, wanneer zij met hem spreken en geven hem geen anderen titel dan dien van “général.” Veel hinderde het Napoleon niet: ‘Laat ze me noemen hoe ze willen, ze zullen me er niet van weerhouden mezelf te zijn’, zeide hij tot Las Cases, die er zich kwaad over maakte. Cockburn wijst hem een gewone hut aan tot verblijf, dwingt hem zich te schikken naar zijn etikette, aan tafel – en vooral daar – al heeft de Keizer ook overal de eereplaats en behandelt hem volgens de zee-etikette: aan hem ondergeschikt. Op zee is de admiraal en de commandant van het schip de eerste!
Dien zelfden dag nog, den 7den Augustus, des namiddags om twee uur, lichtte de Northumberland het anker en zette, gevolgd en vergezeld van het overige eskader, koers naar St-Helena.
