NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 12

Napoleon Dodenmasker 6.
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN

DOOR DR. A. ALETRINO
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916

TWEEDE HOOFDSTUK (5e deel)

Intusschen was het kwaad geschied! In October kwam het congres der geallieerde vorsten te Aken bijeen. Las Cases was steeds, met onvermoeiden ijver, bezig geweest alles ten gunste van Napoleon te bewegen; hij had brieven geschreven aan de verschillende vorsten, regeeringen en hooggeplaatste personen, aan familie-leden van den Keizer, aan ieder, die hij maar kon vermoeden, dat hem zou kunnen behulpzaam zijn om het lot van Napoleon te verzachten. “Ik heb er alles aan gedaan”, heeft hij geschreven, “om te zorgen voor verzoeken om verlichting. Ik had Marie-Louise geschreven; ik was verantwoordelijk voor het overhandigen aan de vorsten van een brief van mevrouw Moeder, alle andere familieleden moesten op hun beurt handelen, en ikzelf had voor elk van de vorsten zorgvuldig alle bestaande authentieke documenten verzameld en er een bescheiden aantekening bij gemaakt, opgenomen in een brief aan hen gericht. Niet aan Lord Castlereagh, aan wie ik het niet nodig vond hem mee te delen in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de koning van Engeland.”

Niets heeft kunnen helpen! Tegenover alles wat er op het congres ten gunste van een lotsverandering en lots-verbetering van Napoleon ter sprake werd gebracht ; tegenover het schrijven van Madame mère; tegenover alle argumenten en bewijzen, dat er naar verandering en verzachting moest worden gestreefd, wijl het leven van den Keizer, onder het rêgime waaronder hij gedwongen was te leven, gevaar liep, stelde de afgevaardigde van de Engelsche regeering, de vertegenwoordiger van den Engelschen koning, Lord Castlereagh, de verhalen en mededeelingen van Gourgaud, van een der meest-vertrouwde volgelingen en vrienden toch immers van Napoleon en steunde daarop om integendeel aan te dringen, dat men zelfs strenger te St. Helena zou optreden. Het gevolg was dan ook, dat – na een resolutie van Rusland, waarvan een evenbeeld in vunsheid, vuilheid, leugen, laagheid en kwade trouw, moeilijk ergens te vinden is – door het congres de volgende zes artikelen zijn aangenomen:

  1. Dat Napoleon Bonaparte zich door eigen schuld van alle andere rechten dan die der menschelijkheid ten zijnen gunste heeft beroofd en dat de voorzorgsmaatregelen ten zijnen opzichte, die de rust en het algemeen heil eischen, geheel onderworpen zijn aan het verlichte oordeel der vereenigde Souvereinen.
  2. Dat de overeenkomst van den 2den Augustus 1815, hem bepaaldelijk den gevangene verklaart van hen, die het verdrag van den 25sten Maart 1815 hebben onderteekend.
  3. Dat een dergelijke clausule aan geen der Mogendheden veroorlooft, en minder aan een andere dan aan die waaraan uitsluitend zijn bewaking is toevertrouwd, van de verplichting af te wijken, die men heeft overeengekomen of er zich aan bloot te stellen, door welke overwegingen dan ook, dat de uitwerking van deze overeenkomst wordt te niet gedaan, ten koste van den algemeenen vrede.
  4. Dat de voorzorgsmaatregelen, in de oorspronkelijke instructies van de regeering van Zijn Britsche Majesteit, en vernieuwd in de depêche van Lord Bathurst aan Sir Hudson Lowe, van den 1sten September 1818, de algemeene toestemming van de Mogendheden hebben ontvangen, die bovengenoemde overeenkomst hebben onderteekend en dat zij de zachtheden, die de menschelijkheid en de grootmoedigheid kunnen voorschrijven, wat de uitvoering van deze instructies betreft, goedkeuren, gezien de plaats, die Zijn Koninklijke Hoogheid, de Prins-Regent, inneemt door het feit, dat Bonaparte zich aan de Engelsche regeering heeft overgegeven.
  5. Dat zoolang de commissarissen der Mogendheden, die aan het verdrag van den 2den Augustus 1815 hebben deelgenomen, hun verblijf op St.-Helena zullen verlengen, de gouverneur wordt uitgenoodigd, hen in staat te stellen om het doel van hun zending te vervullen door die middelen, welke hij het meest geschikt zal oordeelen.
  6. Dat alle briefwisseling met den gevangene, geldzending of welke mededeeling dan ook, die niet eerst aan het toezicht van den Engelschen gouverneur of van zijn commissarissen zal zijn onderworpen, zonder onderscheid beschouwd zal worden als een aanslag op de algemeene veiligheid en dat ieder, die zich aan een dergelijke inbreuk schuldig maakt, langs den wettigen weg in beschuldiging zal worden gesteld en vervolgd zal worden.”

Niet alleen, dat alles bij het oude bleef en dat alles op den vroegeren weg voortging, maar Engeland vond, door deze artikelen, tevens de gelegenheid om strenger op St.-Helena op te treden. De mogelijkheid om iets ten gunste van Napoleon te doen, was voor altijd afgesneden.

Om het vreemde, tegenstrijdige, verraderlijke en niet te kwalificeeren gedrag van Gourgaud te verklaren, te vergoelijken en goed te praten, heeft men lange jaren aan het verhaal willen gelooven, dat achter zijn weggaan van St.-Helena en zijn doen en laten daarna, een intrigue zat. Hij zou namelijk door Napoleon met de zending belast zijn geweest om in Europa bekend te maken, welk ellendig bestaan deze op St.-Helena leidde, om op die manier verzachting en verandering te verkrijgen in de behandeling, die hij onderging. In de laatste jaren nu, is – vooral door Fr. Masson – bewezen, dat die zending niet anders dan een legende is, dat zulk een zending nooit bestaan heeft en dat alle stukken en bescheiden, die zouden moeten bewijzen, dat er wèl sprake van een missie is geweest, valsch zijn en pas veel later tusschen de papieren van Gourgaud zijn ingevoegd.

Om het plan van Napoleon beter te doen slagen – zeggen zij, die verdedigen, dat zulk een zending bestaan heeft – zou Gourgaud in zijn Journal – voornamelijk in het laatste gedeelte – de feiten en gebeurtenissen (zooals de twisten met Napoleon, zijn ruzies met de Montholon enz.) overdreven en in een éénzijdig licht hebben voorgesteld. Immers, alles moest zoodanig geschieden, dat de argwaan van Hudson Lowe – wanneer Gourgaud verlof vroeg om St. Helena te verlaten – niet zou worden gewekt. Er moest een reden zijn, waarom hij naar Europa wilde terugkeeren. Men wist op Longwood, dat Hudson Lowe – vóór hij Las Cases van St. Helena had laten vertrekken – al diens papieren en ook zijn Mémorial had doorgelezen en men kon wel vermoeden, dat hetzelfde met het Journal van Gourgaud het geval zou zijn. Het Journal moest dus in een .toon en met vermelding van zulke feiten worden geschreven, die het begrijpelijk deden zijn, dat de schrijver het leven op St. Helena niet langer meer kon verdragen. Daarom werd het misverstand tusschen Gourgaud en de Montholon tot een oneenigheid opgeblazen, die alleen door den dood van een der partijen uit de wereld kon worden geholpen; dreigementen waren het eerste gevolg van die twisten; beleedigende brieven werden daarna gewisseld; Gourgaud daagde Montholon uit en alleen het verbod van den Keizer kon beletten, dat het duel doorging. Waar zelfs Napoleon partij voor de Montholon trok, en dezen boven Gourgaud stelde, werd het – de moeilijkheid in den omgang met Gourgaud, diens humeurigheid, dat hij geen hoveling was, maar alles uitsprak, wat hem voor den mond kwam, waren genoeg bekend – voor Gourgaud onmogelijk langer in de omgeving van Longwood te blijven. En daarom vroeg hij verlof om naar Europa te mogen gaan. De rol van miskende opoffering moest echter met overtuiging worden gespeeld en zoodanig worden doorgevoerd, dat Hudson Lowe en de Engelsche regeering, achterdochtig geworden door het optreden van Las Cases in Europa, geen vermoeden konden krijgen, dat alles afgesproken werk was. Van daar, dat Gourgaud wel gedwongen was zich – eerst op St. Helena en later te Londen – met nijdigheid en kwaadheid over Napoleon uit te laten, hem in het ongelijk te stellen tegenover den gouverneur en de Engelsche regeering en zijn klachten overdreven voor te stellen enz.

Ook zijn uitlatingen tegenover den commissaris van Oostenrijk over de behandeling, die hij van Napoleon vreest en zijn weigering om geld van Napoleon aan te nemen, waren er op gericht om alle verdenking van een mogelijk intrigue af te weren. Sturmer toch verhaalt, dat Gourgaud geen geld had om naar Europa te gaan en dat hij het aanbod van den Keizer, die het hem wilde geven van de hand wees: “Generaal Gourgaud vertelde me op dit moment dat Bonaparte hem geld had aangeboden bij zijn vertrek uit Longwood, maar dat hij het niet had aanvaard.’ Ik wil niets aan de keizer verschuldigd zijn, vertelde hij mij, waardoor ik vrijwillig gebonden zou zijn. Ik wil meester zijn over mijn daden en mijn toespraken: het viel mij ook op dat generaal Gourgaud in feite de £ 500 weigerde die hem was aangeboden.” En wanneer Hudson Lowe hem heeft aangeboden hem het geld voor te schieten, wijst Gourgaud dat aanbod af, omdat – zooals Sturmer schrijft – hij vreest, dat ‘Ik zou ervan worden beschuldigd mezelf in dienst van Engeland te hebben gesteld; dit zou het middel zijn om mij in diskrediet te brengen en mij niet in een positie te brengen om te reageren op de laster die Bonaparte tegen mij zal hebben verspreid.’ Om alle vermoedens zooveel mogelijk te niet te doen, – het moest namelijk het voorkomen hebben, dat ook Napoleon de ware reden van diens vertrek niet mocht weten – had Gourgaud hem den afscheidsbrief geschreven. dien hij natuurlijk wist, dat door Hudson Lowe zou worden gelezen en waarin hij slechts in vage termen de redenen voor zijn weggaan uit ’s Keizers omgeving aangeeft. De Keizer had hem daarop met zijn korte briefje geantwoord, dat eveneens door Hudson Lowe gelezen werd, en waarin hij het – door te spreken van de leveraandoening, waardoor Gourgaud gedwongen zou zijn St.-Helena te verlaten – laat voorkomen, of hij daaraan, als de ware en eenige reden van Gourgaud’s vertrek gelooft.

2 - MontholonIntusschen liet Gourgaud niets onbeproefd om zijn vroegere lotgenoot en, en vooral de Montholon, terug te zien. En de Montholon schreef hem niet alleen, maar speelde hem den volgenden brief in handen, die in de familie papieren van Gourgaud bewaard is: “De keizer vindt, mijn beste Gourgaud, dat je je rol overbelast. Hij is bang dat Sir H. Lowe zijn ogen zal openen. Je weet hoe slim hij is. Wees dus voortdurend op je hoede en bespoedig je vertrek zonder echter te laten merken ernaar te verlangen. Uw positie is erg moeilijk. Vergeet niet dat Sturmer volledig toegewijd is aan de keizerin. Pas op voor O’Meara. Probeer uit te vinden of Cipriani (de maître d’hôtel, die spoedig daarna is gestorven) te vertrouwen is. Onderzoek mevrouw Sturmer als u denkt daartoe in staat te zijn. Wat Balmain betreft, hij staat aan onze kant, zoveel als je nodig hebt. Klaag luid over de affaire van £ 500 en schrijf hierover naar Bertrand. Wees niet bang voor iets van die kant; hij heeft geen idee van uw missie van gisteren. Montchenu is een oude emigrant, een man van eer, die aan het praten moet worden gebracht; maar dat is alles. Breng elke keer dat je de stad in gaat rapport uit op 53: dit is uiteindelijk de veiligste route. Longwood, 15, 16, 18, Montholon.” De geheimzinnige cijfers bij de onderteekening, zouden een bewijs zijn en een bedoeling van vriendschappelijke gevoelens moeten uitdrukken. Waarop zij slaan en welke beteekenis precies zij hebben, is niet uitgemaakt.

Bij dezen brief waren de instructies van Napoleon gevoegd, hoe en wat hij – wanneer hij in Europa zou terug zijn – moest doen: “Zodra hij in Europa aankomt, zal hij binnen zeven of acht dagen vijf of zes brieven schrijven aan Joseph, in Philadelphia, onder het adres van de heer…, koopman, en aan de heer Nego of Neyon. Met deze brieven zal hij hem de ware positie vertellen waar we ons bevinden, zonder in de ene of andere richting te veranderen. Hij zal hem een ​​kopie sturen van alle documenten, hetzij verklaringen, hetzij brieven van de heer… en zal dat in verschillende brieven zeggen Het is belangrijk dat we net als wij in de Amerikaanse kranten worden geïnformeerd. Als hij zijn verblijf in Kaapstad plant en hij vrij is, zal hij een brief schrijven aan kardinaal Fesch onder de dekmantel van de due de Torlonia, bankier in Rome.  Schrijf ook bij zijn aankomst in Europa: het zou goed voor hem zijn om naar Lucien in Rome te schrijven, naar de keizerin-hertogin van Parma. Als hij in Italië aankomt, zou hij er goed aan doen onmiddellijk naar Rome te gaan, of Fesch en Lucien zullen dat doen, geef hem advies zodat hij naar de familie van Hare Majesteit kan gaan. Hij zou een kleine brief bij zich kunnen hebben die betrekking heeft op Madame Gu. Bertrand zou twee woorden aan Eugène kunnen schrijven over onze belangen. Deze kleine bankbiljetten kunnen in schoenzolen worden geplaatst. Ze zouden het in eigen handen nemen. Vanuit Kaapstad kon hij naar Eugène en Fesch schrijven en vragen om boeken uit de afgelopen tijd. Hij zal een deel van mijn haar meenemen en dat naar de keizerin brengen.”

Zoodra hij in Europa terug was, haastte hij zich om aan de instructies van den Keizer gevolg te geven en schreef hij niet alleen aan Marie-Louise en aan Eugène, maar daarenboven aan den Keizer van Oostenrijk, en aan dien van Rusland, waarin hij op een lots-verzachting en een lots-verbetering van zijn vroegeren meester aandrong. Dat al zijn pogingen – evenals die van Las Cases – verkeerd zijn uitgeloopen, is tot een zekere hoogte, zijn schuld niet. Hij heeft – al is het ook op een onhandige en domme wijze geweest – alle moeite gedaan om Napoleon te helpen; hij heeft niet geaarzeld een rol op zich te nemen, die hem tegenover de buitenwereld schade aan zijn goeden naam, zijn eerlijkheid en zijn eer bezorgde. Hij heeft die rol op een onhandige wijze gespeeld; hij heeft zich laten vervoeren, meesleepen door zijn drift, zijn temperament, zijn natuur, die alles behalve die van een diplomaat was en heeft daardoor zijn doel gemist. Maar hem kan geen blaam treffen; integendeel, zijn gedrag, zijn opoffering, de rol die hij op zich heeft genomen, bewijzen, dat hij – met al zijn gebreken – toch een edele ziel had! Tot zoover zij, die verdedigen, dat Gourgoud door Napoleon met een zending belast was en dat men daaraan zijn vreemde en tegenstrijdige doen en laten moet toeschrijven; dat men daarin de oorzaak moet zoeken van zijn schijnbaar harteloos optreden, van het schijnbaar verraad tegenover den Keizer, aan wien hij alles te danken had!

Men zou uit dit alles kunnen gelooven, dat er inderdaad een missie bestaan heeft; dat Gourgaud wel degelijk met een opdracht, hem door Napoleon gegeven, naar Europa is vertrokken, ware het niet, dat een nauwkeurige vergelijking der data en een diepere studie van de feiten en gebeurtenissen zouden bewijzen, dat het gedrag van Gourgaud niet het gevolg van een zending is geweest, die hij onhandig heeft uitgevoerd, maar aan andere drijf-veeren moet worden toegeschreven. Die zending is een legende, door de Montholon uitgedacht, uit beweeg redenen, die op het oogenblik nog niet alle duidelijk zijn. Er heeft nooit een zending bestaan!

Vóór het jaar 1846 toch, vindt men nergens iets van een zending vermeld, noch door Gourgoud zelf, noch door iemand anders. Toen Walter Scott in 1827 zijn werk in het licht gaf “The life of Napoleon”, dat in hetzelfde jaar onder den titel “Vie de Napoléon Bonaparte, empereur des FrNapoleon Dodenmasker 4ançais” in het Fransch werd vertaald, vond men daarin – volgens de officieele rapporten van Hudson Lowe, van den commissaris van Oostenrijk en van M. Goulburn – de houding vermeld, die Gourgoud eerst op St. Helena en later in Londen tegen den Keizer had aangenomen. Gourgaud antwoordde in hetzelfde jaar met een soort open brief, waarin hij tegensprak iets te hebben bedreven, wat zijn eer te na kwam. En toen Walter Scott een copie der verschillende officieele stukken in het licht gaf, waarin de gesprekken van Gourgaud met bovengenoemde personen waren weergegeven, trachtte Gourgaud deze bewijzen te ontzenuwen, door te beweren, dat hij niet geweten had, dat er zulk een waarde zou worden gehecht aan woorden, die hij maar losweg had gesproken; dat hij de gesprekken, die hij gehouden had, nooit als zoo belangrijk had beschouwd en dat het meerendeel van wat Walter Scott vermeldde, zóó kinderachtig en kleingeestig was, dat hij – zonder voor zijn goeden naam te vreezen – zelfs nu nog niet alleen zou durven bekennen, dat zij van hem afkomstig zijn, doch ze zelfs nu nog tot de zijne durfde maken. Van een zending sprak Gourgaud niet, om een verklaring van zijn gedrag te geven.

In 1846 gaf de Montholon voor het eerst een Engelsche vertaling van zijn “Récits de la captivité” uit – waarschijnlijk al in ’44 in het Fransch geschreven – en verwijst daarin, als een bewijs voor die zending, naar den brief, dien Gourgaud op den 25sten Augustus 1818 aan Marie-Louise heeft gestuurd. Deze brief nu is geen bewijs ! Immers gaat het niet om de kwestie, wat Gourgaud in Augustus of daarna geschreven heeft, maar over wat hij vóór dien tijd heeft gezegd. Op den 13den Febr. 1818 was hij van Longwood weggegaan op den 14den Maart van St. Helena. In dien tusschentijd heeft hij zich uitgelaten zoo wel tegenover Hudson Lowe, als tegen den commissaris van Oostenrijk en tegenover anderen. In het tijdsverloop tusschen den 8sten Mei 1818 den datum dat hij te Londen is aangekomen en den 30sten Mei daaraan volgend, waarin zijn gesprekken met d’Osmond en met Goulburn hebben plaats gehad, heeft hij eveneens gezegd, wat hem door Walter Scott ten laste wordt gelegd. Het beroep op een brief aan Marie-Louise, in Augustus daarop volgend geschreven, is dus geen tegen-bewijs, dat hij dat alles niet zou hebben gezegd en geen bewijs er voor, dat hij belast zou zijn geweest met een missie of dat hij Napoleon niet kwaad gezind zou zijn geweest, zooals maar al te duidelijk uit zijn gesprekken kan worden opgemaakt. En wat een beroep betreft op andere brieven, die hij zou geschreven hebben – den 2den October 1818 aan den Keizer van Rusland ; op 25 October van hetzelfde jaar aan dien van Oostenrijk, – van deze brieven heeft men alleen een klad in de nagelaten papieren van Gourgaud kunnen vinden. Tot nog toe zijn alle pogingen om de oorspronkelijke brieven in de buitenlandsche archieven te vinden, vruchteloos geweest, terwijl de brief, dien hij heet aan Eugène te hebben gezonden, niet gedateerd is. Geen dezer documenten bewijst dus iets vóór een zending, noch doen zij de beschuldiging te niet, dat Gourgaud zich op een niet te kwalificeeren wijze tegenover Napoleon heeft gedragen.

Dat pas in 1846 de Montholon van een missie kon en wilde spreken, is daarentegen wel te verklaren. Welke àl de motieven er voor zijn geweest of wat er de Montholon toe heeft gedreven, is nog moeilijk met zekerheid te zeggen. Men heeft het tot nog toe niet in zijn geheel kunnen nagaan. Waarschijnlijk had de Montholon meer dan één reden om te doen, zooals hij heeft gedaan.

Eén der motieven is hoogst-waarschijnlijk geweest, dat de Montholon – om Gourgoud, die hem wilde helpen en geholpen heeft (daartoe in staat gesteld door de hooge betrekkingen, die hij toen bekleedde: hij was intusschen o.a. Pair de France geworden) uit zijn gevangenschap te Ham los te komen, een wederdienst te bewijzen – het nu een geschikte gelegenheid vond, terwijl hij het schandelijke van hun twisten op Longwood kon verzwijgen en toch het vertrek van Gourgaud (er moest toch immers een reden voor zijn) kon vermelden – diens naam van den smet te zuiveren, die er nog altijd op was blijven kleven. Zeker is, dat op het moment het spreken over een missie geen kwaad meer voor Gourgaud kon. Hij bekleedde een hooge betrekking en alle getuigen, die zouden kunnen tegenspreken, dat er een missie bestaan heeft, waren gestorven. Alleen de Montholon en Gourgaud waren overgebleven!

En om de uitvinding van die missie te versterken, bedenkt de Montholon een instructie, die – wanneer men haar nauwkeurig nagaat – een stuk blijkt te zijn van alle belang ontbloot; met vermelding van een onvolledig adres; met aanwijzingen, die te naïef zijn (zooals het verbergen van de brieven in de schoenzolen, terwijl de ballingen op St, Helena al lang en zooveel zij wilden op een andere wijze brieven naar Europa verzonden) dan dat men er ook maar één oogenblik geloof aan zou kunnen slaan, dat die van een man als Napoleon afkomstig zouden kunnen zijn. En ook de brief van de Montholon aan Gourgaud met de waarschuwing, toch vooral voorzichtig te zijn en die tevens over de geld-kwestie handelt, draagt alle sporen – vooral, wanneer men de data met den inhoud van het journal zelf en met die van andere stukken vergelijkt – valsch te zijn en pas na den dood van den Keizer tusschen de papieren en het Journal van Gourgaud te zijn gevoegd en is waarschijnlijk alleen geschreven, om te doen zien, dat Bertrand buiten de samen-sprekingen op Longwood is .gehouden, waardoor de missie is tot stand gekomen en om alle tegen-beweringen, die er misschien van Bertrand zouden kunnen komen wanneer het ware van de knoeierij zou ontdekt worden, reeds bij voorbaat te niet te doen,

En ook bewijst het verslag van de expeditie in het jaar 1840, om het overschot van Napoleon naar Frankrijk over te brengen, door Gourgaud in dat jaar gegeven, waarvan men de laatste zinsnede als steun er voor aanvoert, dat er een Zending bestaan heeft – niet de waarheid van de bewering. Gourgaud schrijft er wel in: “Vandaag ga ik niet langer met wanhoop in mijn ziel vertrekken, het is om een ​​vrome, nationale plicht te vervNapoleon Dodenmasker 10ullen, het is om mijn laatste beloften aan de keizer na te komen, het is om hem uit zijn gevangenis te krijgen.” Immers is dit dertien jaar na het verschijnen van Walter Scotts werk geschreven! En daarbij doet het de vraag rijzen, waarom – wanneer hij wel een dergelijke opdracht heeft gekregen, Gourgaud zich niet in verbinding met Las Cases heeft gesteld, van wien hij wist, dat deze zich van zijn kant alle moeite gaf om te bereiken, wat Gourgaud zooveel jaren later beweert, dat hem zou zijn opgedragen. Dat zou toch de eenige en goede weg zijn geweest!

Wat of welke bewijzen men ook aanvoert of heeft aangevoerd om het gedrag van Gourgaud te verontschuldigen, en vooral de legende van een zending, niets houdt stand, tegenover een nauwkeurige vergelijking der data van de verschillende stukken. En welke verontschuldigingen men ook aanbrengt of zoekt, om het gedrag van Gourgaud te vergoelijken, zou alleen dèze hem kunnen ontheffen van de beschuldiging, dat zijn optreden een gevolg is geweest van het gemis van alle eer-gevoel, zou alleen dèze de smet, die hij op zijn naam heeft gewreven, eenigszins kunnen uitwisschen, namelijk, dat hij – tengevolge van zijn verblijf op St. Helena, in de tropen; door de groote ontberingen van allerlei aard, die hij heeft geleden; door de gestadigde ongerustheid over zijn toekomst j den voortdurenden angst over zijn eigen lot en dat van zijn moeder en zijn zuster; zijn betrekkelijk eenzaam bestaan, zonder iemand aan wien hij eens zijn hart en zijn gemoed kon luchten; door zijn temperament ; door de inactiviteit, waartoe zijn actieve natuur plotseling was gedwongen; door den voortdurenden prikkelings-toestand, waarin hij ten gevolge van zijn jaloerschheid verkeerde – een verregaande zenuw-lijder was geworden, wiens uitlatingen aan een soort “tropenkoller” (zooals Masson de vergelijking maakt) moeten worden toegeschreven en waardoor hij tijdelijk ontoerekenbaar was geworden.

Waarschijnlijk echter zijn de drijfveeren voor zijn gedrag andere, minder ontoerekenbare, meer egoïstische geweest. De groote haast, die men gemaakt had om te vertrekken, was oorzaak, waarom aan boord van de Northumberland een geweldige wanorde heerschte en waarom er, gedurende het eerste gedeelte van de reis, voortdurend moest worden gewerkt, om alles in orde te krijgen – het schip zelf moest ook opgeknapt en tevens geschilderd worden – ten gevolge waarvan de Keizer, die door zijn fijnheid van reuk geen verfluchten verdragen, veel last ondervond. Men had zelfs geen gelegenheid gehad, zóó overhaast was het weggaan geweest, om genoeg proviand mee te nemen en om het drinkwater te ververschen, zoodat men gedurende de eerste helft van den overtocht, gedwongen was zich met het bijna brakke en troebele water, dat er van de vorige reis over was, te behelpen. Langzamerhand echter werd alles geregeld.

Dit item was geplaatst door Muis.