NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN – 17
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
DOOR DR. A. ALETRINO
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1916
DERDE HOOFDSTUK (4e deel)
Als een bewijs echter voor het ware en juiste van haar inzicht en van haar beoordeeling, kan men de indrukken aanvoeren, welke ook anderen van hem kregen, die hem op St. Helena ontmoetten en met hem in aanraking kwamen. Een Engelsche dame – de vrouw van een officier van het 53ste regiment (dat vóór het 66ste in het kamp van Deadwood op St. Helena gedetacheerd was) schrijft van haar eerste ontmoeting met Napoleon: ‘Ik heb twee jaar in de buurt van Napoleon, op een paar honderd meters afstand van hem, gewoond. Maar in de maand December van het jaar ’15, zes of zeven weken, na zijn komst op St. Helena, zag ik hem voor het eerst op de Briars. Ik werd op ,een grappige wijze aan hem voorgesteld door de dochters van het huis, twee vroolijke jonge meisjes, die pas van de kostschool in Engeland waren gekomen. Ik wandelde met haar en met mijn dochtertje van acht jaar in den tuin, toen de Keizer de tent uitkwam, die men, naast het paviljoen, dat hij bewoonde, had gemaakt. Napoleon was kort en gezet. Hij had een mooi gezicht, een beetje geelachtige kleur en lichte, grijs-blauwe oogen. Wanneer hij zweeg en wanneer hem niets opwekte, leek hij moeilijk en in zich zelf gekeerd; maar wanneer hij sprak, wanneer hij belang stelde in een onderwerp van gesprek, vermooide dadelijk de uitdrukking van zijn gezicht en ik heb nooit iemand gekend, die zóó lief kon glimlachen …De twee meisjes van de Briars waren heel familjaar met den Keizer. Zoodra zijhem zagen, liepen zij naar hem toe en terwijl zij mij mee-trokken, riepen zij:”dat is de moeder van het kleine meisje, dat onlangs Italiaansche liedjes voor u heeft gezongen, die u zoo’n plezier hebbe
n gedaan!” Napoleon groette mij ; ik maakte een officeele buiging, een beetje confuus door zulk een plotselinge en on-officieele voorstelling. “Mevrouw, zeide hij, u hebt een heel lief kind. Wie leert haar die liedjes?” Ik antwoordde, dat ik zelf ze haar leerde. “In dat geval wensch ik u geluk! Waar komt u van daan?” Van Engeland. Waar bent u opgevoed? In Londen. Op welk schip bent u hier gekomen? In welk regiment dient uw man? Wat is zijn rang? Hij sprak met me in het Italiaansch, maar zijn vragen volgden elkaar zóó snel op, dat ik hem moest verzoeken liever Fransch te spreken, omdat ik die taal beter kende. Terwijl wij met elkaar praatten, speelden de meisjes Balcombe en mijn dochtertje krijgertje om ons heen, maakten allerlei opmerkingen tegen hem en hij lachte steeds en scheen verrukt over haar ongekunstelde en natuurlijke manieren …”
Men was dan ook zeer verbaasd en het was, om zoo te zeggen, een openbaring toen men in 1843 – het jaar, waarin Betsy dien tusschentijd Mrs. Abell en vroegtijdig weduwe geworden) voor het eerst haar “Recollections” in de New Century Magazine en korten tijd later, in boekvorm, in Londen deed verschijnen – kennis kreeg van een Napoleon, zooals men zich nooit had voorgesteld en zooals hij nog nooit was beschreven. Er was in dien tijd wel al veel over den grooten Keizer verschenen, en op dat tijdstip – betrekkelijk kort, nadat men zijn stoffelijk overschot naar Frankrijk had vervoerd – begonnen meer en meer geschriften over hem verspreid te worden. Het waren echter meerendeels beschouwingen en studies over zijn persoonlijkheid als staatsman, als veldheer, als politicus, als organisator. Napoleon als mensch was óf een onbekende, óf iemand van wien de meest fantastische verhalen, opvattingen, bedenksels en beschouwingen in omloop waren. Plotseling kreeg men een schildering onder de oogen van zijn persoon, zooals nog door niemand was gegeven, een schildering, nog wel door iemand, die een langen tijd intiem en op een voet met hem had verkeerd als niemand vóór haar; van iemand, die bijna nog nooit was genoe
md, van wien men nooit iets had vernomen en die altijd zóó op den achtergrond was gebleven, die zóó heelemaal geen rol in den loop der gebeurtenissen had gespeeld, dat er geen enkele reden was, om te mogen of te kunnen aannemen, dat zij bevooroordeeld zou zijn of dat zij persoonlijke drijfveeren had, om hem te doen ‘voorkomen, zooals zij deed. En daarbij kwam de beschrijving van een zijde, uit Engeland namelijk, van waar men een dergelijke beoordeeling niet verwachtte.
In het dagboek van 0’Méara toch wordt zij niet genoemd; in het Journal van Gourgaud – dat trouwens veel later is verschenen – wordt er betrekkelijk weinig over haar gesproken; Las Cases vermeldt haar in zijn Mémorial (en dit is de eenige bron, waaruit men iets omtrent haar had kunnen vernemen) slechts ter loops! Dat Las Cases haar maar even noemt en dat Gourgaud – ofschoon hij het in zijn Journal meermalen over haar heeft – op een wijze over haar spreekt, dat men er toe zou komen haar te beschouwen als zoovele anderen, met wie Napoleon op St. Helena in aanraking kwam, is gemakkelijk te verklaren. Las Cases, de ernstige Las Cases, die voor alles chambellan was, zag door zijn enorme bewondering voor zijn Keizer in Betsy niet anders dan een brutaal, onbehoorlijk nest. Haar geheele omgang, haar doen en laten tegenover Napoleon, waren in zijn ogen één voortdurende majesteitsschennis! En niet alleen dit was de reden, waarom hij het land aan haar had. Dat zij hèm, die door Napoleon, om zoo te zeggen, tot zijn vriend was uitgekozen, voor mal hield en geen eerbied voor hem had als oudere en als man van rang en stand, ging hem niet zoozeer ter harte als het feit, dat zij hem – door haar steeds en telkens verstoren van zijn ernstige en zwaarwichtige gesprekken met den Keizer – van de meest kostbare oogenblikken in zijn bestaan beroofde. Maar vooral de majesteitsschennis was in zijn oogen van gewicht! Wat Gourgaud betreft, bij dien zat er iets anders achter, waarom hij over haar schrijft als over een quantité négligeable. Gourgaud namelijk was nog al amoureus van complexie en Betsy had hem te kennen gegeven en royaal gezegd, dat zij hem te oud en te leelijk vond, zoodat zijn verliefde uitingen geen invloed op haar hadden. En dat kon hij niet goed verkroppen.
Maar voor beiden – en dit geldt ook tot zekere hoogte voor de overige omgeving van Napoleon, al behandelde die haar niet met zulk een onverschilligheid – bestaat er nog een andere reden, waarom zij zich zóó tegenover haar gedroegen. Zij zagen namelijk niet in, van welk groot belang haar omgang, zoowel als die met het geheele huisgezin Balcombe, voor Napoleon was. lp plaats, dat zij alles wat hem maar eenige afleiding kon bezorgen, met graagte aangrepen en daarin behulpzaam waren; in plaats van te begrijpen en er in door te dringen, dat Napoleon door zijn verkeer met Betsy en met de Balcombes eenige voldoening kreeg voor zijn behoefte naar huiselijkheid en familieleven, die – zooals bij iederen Corsikaan en zeker bij hem, die daarbij diep in zijn ziel een “bon bourgeois” en “bon garçon” was – in hem sluimerde, hield ieder alléén rekening met wat hèm persoonlijk het aangenaamst was of met wat hèm persoonlijk kwetste: Las Cases – die niet inzag en er niet in kon komen, dat Napoleon het wel eens aangenaam kon vinden een tijdje verlost te zijn van ernstige en gewichtige gesprekken en dat hij er behoefte aan had nu en dan geen keizer te zijn, maar te doen en te spreken zooals het in hem opkwam – met het inkorten van iets, waarop hij meende recht te hebben, de woorden namelijk door den Keizer gesproken, die hij wel niet alleen voor zich en uitsluitend voor zich alleen
wilde houden (een ander mocht er, wat hem betrof, gerust van mee genieten), maar die dan toch hèm in de eerste plaats toekwamen; Gourgaud met zijn jalousie, die – waar zij hem al in gewone omstandigheden het leven verbitterde en het land aan bijna iedereen deed hebben, met wien hij in aanraking kwam – zich zeker niet tegenover Betsy, nadat zij zijn galanterie had teruggewezen, – onbetuigd liet.
Aan het verblijf van Napoleon op de Briars – door den admiraal op veertien dagen geschat, maar door de omstandigheden reeds tot acht weken gerekt – zou een einde komen. Longwood was, naar het zeggen van den admiraal, gereed om hem te ontvangen. Uit de berichten echter van den grand maréchal en van Gourgoud, die naar Longwood waren gegaan, bleek de verflucht – nog zóó sterk, dat hij er niet in kon verblijven, wat door Las Cases, die er op zijn beurt heen trok om zich te overtuigen, bevestigd werd. Waarom, terwijl Napoleon’s verblijf op de Briars toch reeds zoo lang had geduurd, nu op eens door den admiraal zulk een haast werd gemaakt, om de verhuizing naar Longwood te doen plaats hebben, dat hij door het doen weghalen van de tent, zelfs van de luiken voor de vensters en van de weinige meubelen een langer verblijf op de Briars onmogelijk deed zijn, is een raadsel. Het was Las Cases ter oore gekomen, dat – wanneer Napoleon nog langer op de Briars bleef – de admiraal zich zelf niet zou ontzien een paar honderd soldaten vlak onder de vensters te laten kampeeren, om Napoleon op die manier te dwingen weg te gaan! Tevergeefs had Napoleon, door tusschenkomst van de Montholon, reeds eenigen tijd geleden, aan de Engelsche regeering het voorstel gedaan de Briars voor hem aan te koopen en, toen deze weigerde daarop in te gaan, verlof verzocht het uit eigen middelen te mogen betalen. Dit echter werd ook geweigerd!
Den 10den December 1815, ’s middags om twee uur, vertrok Napoleon naar Longwood. Na afscheid te hebben genomen van Balcombe (wien hij tot dank voor zijn gastvrijheid een snuifdoos ten geschenke gaf); van diens vrouw, die hij – wijl zij niet wél was – in haar slaapkamer ging bezoeken en van Betsy, die hij een bonbondoosje, dat zij vroeger al meer bewonderd had, tot herinnering schonk en van de andere kinderen, die hij alle een geschenkje achterliet, ging hij heen. Het deed iedereen op de Briars leed en het speet ze allen, dat hij vertrok. Betsy was in tranen uitgebroken en had niet de moed om afscheid van hem te nemen of hem, voor het laatst, van uit het venster, toe te wuiven.
Aan den ingang van de ommuring van Longwood was een eerewacht van Engelsche soldaten opgesteld. Napoleon’s paard weigerde er binnen te gaan en het gelukte Napoleon pas, na het met spoor en karwats te hebben aangezet, het te doen gehoorzamen. Zou dit een slecht voorteeken zijn? vroeg zijn omgeving zich onwillekeurig af. De laatste, betrekkelijk gelukkige weken, die Napoleon had doorleefd, waren afgesloten. Zijn echte gevangenschap, zijn ware ellende, zijn bitter lijden zouden pas beginnen !
