ODALISKEN – 36

Henri-Pierre Picou (Nantes, 27 februari 1824 – 17 juli 1895) had een oeuvre dat aanvankelijk vooral bestond uit portretten en klassieke historische onderwerpen, maar later ging hij over op allegorische en mythologische thema’s. Hij was een schilder van de school der Academische Kunst, een stijl van beeldhouwen en schilderen gedurende de negentiende eeuw vanuit de Franse kunstacademies en universiteiten. Picou was een van de oprichters van de Neo-Grec school, een neoclassicistische stijl die populair werd in de architectuur, decoratieve kunsten en schilderkunst tijdens het Tweede Keizerrijk van Frankrijk, de regering van Napoleon III (1852-1870). De school nam als uitgangspunt de eerdere uitingen van de neoclassicistische stijl, geïnspireerd door 18e-eeuwse opgravingen in Pompeii, die in 1848 serieus werden hervat, en soortgelijke opgravingen in Herculaneum. De stijl mengde elementen van de Grieks-Romeinse, Pompeiaanse, Adam- en Egyptische neostijlen tot ‘een rijke eclectische polychrome melange’. De stijl kwam vooral een tijdlong in de mode in de Verenigde Staten en had ook kortstondig impact op het interieurontwerp in Engeland. Hij richtte deze Neo-Grec School op samen zijn goede vrienden Gustave Boulanger, Jean-Léon Gérôme en Jean-Louis Hamon , ook academische schilders. Ze studeerden allemaal in de ateliers van Paul Delaroche en later Charles Gleyre. Vooral de laatste had veel invloed op de stijl van Picou. Terwijl de anderen in het algemeen klassieke en mythologische onderwerpen schilderde, kreeg Picou ook opdrachten voor grote religieuze fresco’s van kerken, waaronder de Église Saint-Roch.

Hij debuteerde als 23-jarige in 1847 in de Salon en kreeg een jaar een medaille toegekend voor zijn schilderij Cléopâtre et Antoine sur le Cydnus. Het wordt algemeen beschouwd als zijn meesterwerk, hoewel er ook de kritiek was dat het onderwerp voor de jonge schilder erg ambitieus was, ‘maar zoals het is, het de beste hoop geeft voor de toekomst van de jonge kunstenaar, en behoort tot de zeven of acht belangrijkste schilderijen van de Salon.’ Het werk werd in 1875 in New York tentoongesteld en is nu in bezit van een Amerikaanse particuliere verzamelaar. Henri-Pierre Picou had een grote werkplaats in Parijs aan de Boulevard de Magenta, waar hij ruimte had om aan zijn uitgestrekte fresco’s te werken. Zijn populariteit bleef stijgen en hij won in 1853 de Tweede Prix de Rome voor zijn schilderij ‘Jésus chassant les vendeurs du Temple’ en in 1857 nogmaals een medaille tweede klasse. Vanaf zijn debuut in 1847 was hij een vaste bezoeker van de Salon, waar hij bijna elk jaar exposeerde tot zijn laatste tentoonstelling in 1893. Hij wordt de meest modieuze schilder genoemd tegen het einde van het Tweede Franse Keizerrijk. Zijn Odalisque uit 1858 is typerend voor zijn stijl. Het gebruikelijke naakt van de blanke slavinnen in de harem, geholpen door zwarte slavinnen, lekker loom liggend op de bank na een ontspannen zwempartijtje en een tijger die speels aan de kleine teen van de odalisk ligt te knabbelen. Mooier gaat het niet worden. 

036 - Henri Pierre Picou - Odalisque 1858

Dit item was geplaatst door Muis.