21 – ABU MUSA
De Straat van Hormuz is een zeestraat tussen de Perzische Golf in het westen en de Golf van Oman in het oosten. Ten noorden ervan ligt Iran en ten zuiden liggen de Verenigde Arabische Emiraten en Musandam, een exclave van Oman. Op het smalste punt is de straat slechts 54 kilometer breed. Het scheepvaartverkeer wordt op dat punt in twee routes verdeeld, elk drie kilometer breed. De westwaartse route loopt door de territoriale wateren van Iran. Tussen de oost- en westwaartse route is een buffer van drie kilometer om aanvaringen te voorkomen. De straat is diep genoeg voor de grootste olietankers. In de smalle straat liggen verschillende eilanden: Hormuz, het eiland waar deze zeestraat zijn naam aan dankt, Kish, Qishm, Abu Musa en de Grote en Kleine Tunbs, die geen oorspronkelijke bevolking hebben, maar wel een beperkt aantal Iraanse militairen.
De eilanden, die deel uitmaken van de provincie Hormozgan, hebben allemaal een grote strategische functie, met name de Grote en Kleine Tunbs en Abu Musa, een eiland van 12 km². Het is het meest zuidelijke Iraanse eiland en het dichtst bij de evenaar. De circa 2000 bewoners van Abu Musa noemen het eiland “Gap-sabzu”, wat groene plek betekent. Op historische kaarten wordt het eiland ook wel Bumuf of Bum-i Musa genoemd, Perzisch voor “het land van Mozes” (Musa). Op het eiland en de Grote en Kleine Tunbs ligt sinds 1971 een claim van de Verenigde Arabische Emiraten.
Abu Musa en de twee onbewoonde eilandjes stonden met algemene instemming eeuwenlang onder controle van de Arabische dynastie Al-Qasimi, de heersers over het emiraat Sharjah, dat sinds 1971 een van de zeven emiraten van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). In 1906 verleende Salim bin Sultan, de oom van Saqr bin Khalid die van 1883 tot 1914 heerste over Sharjah, aan drie Arabieren een concessie op het eiland voor de ontdekking van ijzeroxide-afzettingen op het eiland. Nadat de Arabieren het mineraal inderdaad vonden stemden Salim bin Sultan ermee in het te verkopen aan Wonckhaus, een Duitse onderneming. Saqr bin Khalid ontdekte het echter en annuleerde hij de concessie. De arbeiders voor de arbeiders werden met Britse hulp van het eiland verwijderd, wat een behoorlijk internationaal incident opleverde. Vanaf 1908 controleerde de Britten het eiland, samen met de een aantal andere eilanden in de Perzische Golf. Eind jaren zestig hevelde het Verenigd Koninkrijk het bestuur van het eiland over naar Sharjah, dat toen ook door de Britten werd bestuurd.
Nadat het Verenigd Koninkrijk in 1968 aankondigde dat het zijn administratieve en militaire posities in de Perzische Golf zou beëindigen, ondernam Iran stappen om het eiland politiek weer aan het vasteland te binden. Op 29 november 1971 (twee dagen voor de officiële oprichting van de VAE) ondertekenden Iran en Sharjah een Memorandum of Understanding. Ze kwamen overeen om Sharjah op het eiland een lokaal politiebureau te geven en Iran om troepen op het eiland te stationeren, volgens de kaart die bij het Memorandum of Understanding was gevoegd. Iran en Sharjah zouden elk volledige jurisdictie hebben in de aangewezen gebieden en hun vlaggen zouden blijven wapperen. Het document voorzag in een gelijke verdeling van de inkomsten uit aardolie. Door akkoord te gaan met het pact, voorkwam het kleine emiraat een invasie door Iran, dat twee dagen eerder twee andere betwiste kleine en onbewoonde eilanden, de Grote en Kleine Tunbs, had ingenomen.
Op 29 november 1971 om 17:30 uur was het Iraanse leger de Kleine en Grote Tunbs binnengevallen. In de Tunbs verzette de heerser van Ras Al Khaimah, sjeik Saqr bin Mohammed Al Qasimi, die geen ondertekende overeenkomst met Iran had, zich tegen de Iraanse troepen. In Groot-Tunb gaven de Iraniërs de zes daar gestationeerde politieagenten het bevel de vlag te laten zakken. De hoofdpolitieagent weigerde hieraan mee te werken en werd doodgeschoten. De overige politieagenten raakten slaags met de Iraanse troepen en in het daaropvolgende gevecht werden vier politieagenten van Ras Al Khaimah en drie Iraanse soldaten gedood. De Iraanse troepen verwoestten vervolgens het p
olitiebureau, de school en een aantal huizen en dwongen de bevolking, ongeveer 150 man, het eiland te verlaten. De lichamen van de overledenen werden op het eiland begraven en de bewoners werden op vissersboten richting Ras Al Khaimah gezet. De Iraanse zeemacht kon daarna de eilanden ongehinderd
Een dag later, op 30 november 1971, nam Iran alsnog Abu Musa in. Een dag eerder hadden bij zonsopgang helikopters boven Abu Musa gecirkeld, die pamfletten uitstrooiden, geschreven in het Perzisch. De inwoners, voornamelijk boeren en vissers, werd opgeroepen zich over te geven. De volgende dag landde een Iraans contingent om het deel van het eiland te bezetten waarnaar in het memorandum van overeenstemming met Sharjah werd verwezen. Het werd geleid door de commandant van de marine, die werd ontvangen door de plaatsvervangende heerser van Sharjah en enkele assistenten. Op dezelfde dag bracht de Iraanse premier officieel het nieuws van de inname van de eilanden Klein en Groot Tunbs en de gedeeltelijke bezetting van Abu Musa en verklaarde dat de Iraanse vlag was gehesen op de top van de berg Haifa, het hoogste punt in Abu Musa. Hij zei dat de Iraanse soevereiniteit over de eilanden was hersteld na langdurige gesprekken met de Britse regering en verklaarde dat Iran zijn soevereiniteit over heel Abu Musa niet zou opgeven en dat de aanwezigheid van lokale functionarissen in bepaalde delen van het eiland dienovereenkomstig in strijd was met de Iraanse soevereiniteit over het hele eiland.
Iran rechtvaardigde de overname door te beweren dat de eilanden sinds de zesde eeuw v.Chr. deel uitmaakten van het Perzische Rijk. ‘Eind 19e eeuw kwam de Britse regering op het toneel onder het voorwendsel om de piraten uit de Perzische Golfregio te verdrijven, zich te verzetten tegen de verkoop van slaven en de veiligheid van India te beschermen. Zo verbood de Britse regeringsmarine de Iraanse militie om deel te nemen aan zeevaartprocedures. Hierna claimde de sjeik van Sharjah (geholpen door de Britse regering) het bezit van dit eiland, maar in het jaar 1971 kwam het eiland Abumoosa volledig onder controle van de Iraanse marine.’ Een claim die door de VAE werd betwist, die beweerde dat de Arabieren sinds de zevende
eeuw v.Chr. de controle en soevereiniteit over de eilanden hadden behouden. Er was echter geen overgebleven documentatie uit de prekoloniale tijd over de soevereiniteit van de eilanden. Het vroegste bekende verslag over soevereiniteit was een rapport van de Portugezen uit 1518, dat de eilanden bewoond en geregeerd werden door Arabieren.
Op 9 december 1971 bracht de VAE namens de emiraten Sharjah en Ras Al Khaimah haar soevereiniteitsclaim over respectievelijk Abu Musa en de twee Tunb-eilanden ter sprake tijdens een vergadering van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Tijdens die vergadering werd besloten om de behandeling van deze kwestie uit te stellen tot een latere datum. Sindsdien is er weinig vordering in het conflict, dus een voortdurende bron van wrijving is tussen Iran en de VAE. Veel landen hebben zich geschaard achter de claim van de VAE, dat consequent blijft oproepen tot bilaterale onderhandelingen of internationale arbitrage door het Internationaal Gerechtshof.
Saddam Hussein probeerde de oorlog tussen Iran en Irak (1980-1988) te rechtvaardigen door te beweren dat een van de doelstellingen was om Abu Musa en de Tunbs in de Perzische Golf te ‘bevrijden’. In 1992 verdreef Iran ‘buitenlandse arbeiders die de door de VAE gesponsorde school, medische kliniek en elektriciteitscentrale beheerden. Het geschil heeft ook geleid tot ernstige wrijvingen tussen de emiraten Ras al-Khaimah en Sharjah enerzijds en enkele andere emiraten van de VAE anderzijds. De eerste twee pleiten binnen de VAE voor strenge maatregelen tegen Iran, terwijl de anderen, met name het machtige Dubai, het als een onnodig en zinloos conflict beschouwen. Dubai legt de schuld van het voortdurende conflict zelfs bij de Verenigde Staten. In 2023 spraken Rusland, China en de Europese Unie zich achter de VAE geschaard. In oktober 2024 hielden het Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten en de Europese Unie een top en riepen in hun afsluitende resolutie Iran op om een einde te maken aan de ‘bezetting’ van de eilanden en ze terug te geven aan de VAE. Maar of die dat ooit gaan doen?

