DE DRIE ZUSTERS

Er zijn drie godinnen, drie zusters, die gestadig op de menschen waken, van hun geboorte tot hun dood. Dit was zoo en dit is nog zoo, al zijn er menschen die beweren dat het niet waar is. En ’t zal zoo altijd blijven. Die drie zusters heeten: Wara, Werdenda en Zala. Wara, de jongste, vergemakkelijkt de geboorte en geeft den boreling zijn pak deugden en ondeugden, gaven en tekortkomingen mee; Werdenda, de tweede jongste, geleidt de menschen door wel en wee, geluk en druk; Zala, eindelijk, de oudste en leelijkste van de drie zusters, is gelast de levensdraden af te snijden. Zij is oud en leelijk, nijdig en afgunstig, vooral op haar mooie zusters en ook op al wie door deze met schoonheid wordt bedeeld.
Eens werd er, in het noorden aan de zee, een kindeken geboren in een arme kluis. Vader en moeder zaten overgelukkig rond het wiegje. Het was treffend om zien. Wara was geroerd door ’t geluk van de ouders.
– Ik ga dat kindeken rijk bedeelen, zei ze, ’t zal schoon zijn en goed, edel van inborst en van geest vernuftig.
– En ik, sprak Werdenda, ik zal dit kindeken geleiden langs wegen van geluk en vreugd.
Toen verscheen Zala. Van haat en boosaardigheid vertrok haar wezen, wanneer zij zag wat haar zusters hier aan dat kindeken hadden toegediend; haar afgunstigheid kende paal noch perk wanneer zij ’t geluk van de ouders zag, die daar maar altijd in ’t schijnsel van een kaars naar hun wichtje zaten te kijken.
– Mijn zusters hebben ’t zóó gewenscht, sprak zij eindelijk, dit kind zal schoon zijn en goed; ’t zal wandelen langs wegen van geluk en vreugd… maar ’t zal sterven wanneer deze kaars is opgebrand.
En daarmede liep zij heen. Wara en Werdenda stonden verslagen. Maar ijlings blies Wara de kaars uit en vluchtte er mede, opgevolgd door Werdenda. Ze lieten een looden koker maken, borgen de kaars er in en wierpen hem heel ver in de zee, daar waar ’t water ’t diepste is. En zoo kon de wensch van de kwaadaardige Zala niet verwezenlijkt worden.

Het korte verhaal is afkomstig van Victor de Meyere en opgenomen in zijn De Vlaamsche vertelselschat, deel 3 (1929). Het werd hem verteld in 1905 door Florimond van Duyse, de auteur voegde eraan toe dat er in Vlaanderen geen varianten bekend waren. Wel wees hij erop dat het verhaal van de drie zusters gerelateerd is aan de wordingszusters of Nornen uit de noordse kosmologie, een wereldstructuur vol met elfen, reuzen, goden, mensen, dwergen en mythische wezens, waarin de centrale plaats werd ingenomen door Yggdrasil, de ‘wereldboom’, die zich met zijn wortels in drie magische bronnen door de negen werelden van het universum uitstrekt. Zoals ook in andere religies en mythologieën is ook deze wereldboom een reusachtige boom die tot in de hemelen reikt en via haar wortels de aarde en onderwereld verbindt. In de Noordse mythologie waren de drie zusters, de zogenaamde Nornen met een vergelijke functie als de Schikgodinnen in de Romeinse mythologie en de Moirai in de Griekse mythologie, bepalend voor het lot van de goden en de mensen. De drie heten Urd (wat ooit was), Verdandi (wat geboren wordt om te zijn) en Skuld (wat zal zijn) en woonden naast de “bron van Urd” die onder de levensboom Yggdrasil in Asgard, de centrale plaats in het universum. Urd was de eerste Norn en vertegenwoordigde het noodlot of de verleden tijd (mogelijk is het Nederlandse woord ‘oer’, ‘eerder’, aan de naam verwant). Verdandi (wordende) zou in sommige bronnen het heden symboliseren, Skuld de toekomst. Bij de wortels van Yggdrasil ligt de heilige bron van Urd en de Nornen bewaken deze. Uit deze put halen de Nornen water dat ze met wit zand vermengen tot klei, waarmee ze vervolgens de wortels en stam van Yggdrasil insmeren. Door deze dagelijkse verzorging blijft de wereldboom gezond en sterk. De drie zusters waren dus de heersers over het verleden, het heden en de toekomst van de mensheid. In België werden de drie Nornen vaak de Wordingszusters genoemd en luisterden ze naar de namen Wara, Werdenda en Zala.

Dit item was geplaatst door Muis.