FRIEDRICH RECK-MALLECZEWEN EN DE AANSLAG 20 JULI 1944
Friedrich Percyval Reck-Malleczewen (Malleczewo, 11 augustus 1884 – Dachau, 16 februari 1945) was een vooraanstaand criticus van het nationaalsocialistische bewind in Duitsland. Opvallend genoeg jon in 1937 zijn historische roman Bockelson. Geschichte eines Massenwahns, Die Geschichte der Wiedertäufer von Münster gewoon verschijnen en in de nationaalsocialistische pers zelfs goede kritieken krijgen. Blijkbaar miste men het feit dat het boek op de eerste plaats een kritische allegorie was op Hitler en het nazisme. Het boek gaat over de zestiende-eeuwse wederdopers in Münster, waarbij Friedrich Reck-Malleczewen de hoofdpersoon Jan van Leiden en diens schrikbewind vergelijkt met de Franse en de Russische revolutie en hij ook sprak van een Duizendjarig Koninkrijk van Zion in Münster. Hij vermelde ook duidelijk dat de belangrijkste propagandist van de wederdopers, net als Goebbels, een hinkepoot was. Voor Reck-Malleczewen was ook het Derde Rijk, net als Münster en de beide genoemde revoluties, een vorm van collectieve psychose. In oktober 1944 schreef hij in zijn dagboek dat de nazi-autoriteiten hem steeds meer in de gaten gingen houden. Enkele dagen later, op 13 oktober 1944, werd hij inderdaad gearresteerd omdat hij het moreel van de gewapende Duitse troepen had ondermijnd door de oproep voor de Sturmgruppe naast zich neer te leggen. De 60-jarige schrijver riskeerde voor dit misdrijf de doodstraf met de guillotine, maar kwam door de bemiddeling van een SS-generaal na een week weer vrij. Op 31 december 1944 werd hij echter voor de tweede maal gearresteerd, dit maal omdat hij bij zijn uitgever schriftelijk had geklaagd dat de hoogte van zijn auteursrechten wel erg veel te lijden hadden van de oorlog. Op 9 januari 1945 werd hij overgebracht naar het concentratiekamp Dachau. Er is onduidelijk over zijn doodsoorzaak. In de officiële doodsakte vanuit Dachau stond dat hij op 16 februari 1945 in het kamp aan tyfus zou zijn overleden, maar er waren geruchten dat hij op 23 februari 1945 via een nekschot zou zijn geëxecuteerd.
In zijn Dagboek van een wanhopig mens, 19356-1944, dat in 1947 postuum zou verschijnen en in 1968 in een Nederlandse vertaling verscheen, schreef hij in juli 1944 een heerlijk cynisch commentaar op de heldenstatus die Claus von Stauffenberg en zijn medestanders ineens kregen na hun mislukte aanslag op Adolf Hitler en de staatsgreep die erop had moeten volgen. Hij ergerde zich duidelijk aan de voornamelijk militair-elitaire verzet rond Hitlers moordenaar, Claus Schenk Graf von Stauffenberg, wiens protagonisten zo lang zij aan zij met hun opperbevelhebber hadden geleefd. Reck-Malleczewen schreef een dag na de mislukte aanslag in zijn dagboek: “Dus de aanslag op meneer Hitler. Uitgevoerd door een zekere graaf Stauffenberg […] Daarachter: een langverwachte staatsgreep van de generaals. Ah, echt? Een beetje laat, heren, die deze aartsvernietiger van Duitsland hebben geschapen, die hem achterna renden zolang alles goed leek te gaan, die, allen officieren van de monarchie, zonder aarzelen elke eed van loyaliteit hebben gezworen die van u werd verlangd, die uzelf hebben verlaagd tot de ellendige Mamelukken van de misdadiger, belast met honderdduizend moorden, met de ellende en vloek van de wereld, en die hem nu verraden, zoals u eergisteren de monarchie en gisteren de republiek hebt verraden. […] Flirts van elke politieke conjunctuur die u uitkomt, renegaten uit uw verleden, treurige metgezellen van deze industriële oligarchie, wier aanspraak op de macht de desintegratie van onze sociale en staatsstructuren in gang heeft gezet, ellendige planners van deze mislukte inbraak, georganiseerd in opdracht van Krupp en zijn kameraden in Rusland, waarvan de planning zelf de ultieme vorm van politiek dilettantisme en geopolitieke onwetendheid vertegenwoordigt… Ze verdoezelden elk verraad, elke orgie van moord en heiligschennis door de jaren heen. Ze verdoezelden het omdat Hitler hen opnieuw tot exponenten van dit door Pruisen misbruikte Duitsland maakte. Ze stonden, gewapende schreeuwers, bij elk van zijn schurkendaden. Ze gaven niets om de ellende van alle bomslachtoffers, de gevangenen in de concentratiekampen en de vervolging van intellectuelen. Ze gaven niets om Duitsland en zijn geest, omdat elke verandering in het regime het einde van hun macht zou betekenen. En nu, nu het faillissement niet langer verborgen kan worden, verraden ze het failliete bedrijf om een politiek alibi voor zichzelf te creëren… zij, die, als de meest oppervlakkige machiavellisten, alles hebben verraden wat hun aanspraak op macht bezwaarde. Het land rouwt om de mislukking van deze bom, en ik kan onmogelijk uitdrukken in hoeverre deze algemene nationale rouw is ook de mijne. Maar de generaals? Die moeten vernietigd worden wanneer Duitsland bevrijd is van de Pruisische ketterij. Samen met de industriële aanstichters van deze oorlog, samen met de journalistieke barden […] en, last but not least, met alle kliekjes die verantwoordelijk zijn voor de monsterlijke misdaad van 30 januari 1933. Maar deze zouden zes meter hoger moeten hangen dan de rest. Mogen degenen die overblijven hun brood verdienen met de verkoop van lucifers en oud papier…Als karikaturen van hun gestolen macht, als aanstichters van onmetelijke ellende.’
De journalist Bernt Engelmann schreef hierover later een bericht met dezelfde strekking: ‘Op 2 augustus 1934, toen de latere deelnemers aan de officierenopstand van 20 juli 1944, zich volledig bewust van het bestaan van de concentratiekampen, de Gestapo-terreur, de Jodenvervolging en vooral van de massamoorden die op 30 juni en 1 juli 1934 door de Reichswehr werden gesteund, gehoorzaamheid en trouw aan Adolf Hitler tot de dood zworen, verzetten honderdduizenden Duitsers zich, hetzij ondergronds of in ballingschap, al actief tegen het fascisme. Ze riskeerden voortdurend hun leven en meer dan 7 miljoen mannen en vrouwen weigerden op zijn minst in te stemmen met de tirannie van de bloedige dictator.’
Ook anderen wezen erop dat Stauffenberg wel erg veel tijd nam om zich tegen Hitler te keren. Niets wees op iets van een ‘gewetensopstand’ toen het Duitse leger in september 1939 Polen binnenviel en hij aan zijn vrouw schreef: ‘De bevolking is een ongelooflijk gepeupel, heel veel Joden en zeer gemengd. Een volk dat zich zeker alleen maar op zijn gemak voelt onder de zweep. De duizenden gevangenen zullen zeer nuttig zijn voor onze landbouw. In Duitsland zijn ze zeker nuttig, hardwerkend, gewillig en zuinig.’ Zelfs later leeft hij nog steeds ‘als God in Frankrijk.’ Alleen de te verwachten militaire nederlaag verenigde een aantal officieren om serieuze actie te ondernemen. Dat was slechts pure politieke berekening. ‘Met uitzondering van de weinige niet-nazi’s, sociaaldemocraten en vakbondsleden die zich bij hen aansloten,’ schrijft journalist Hermann Gremliza, ‘stierven de deelnemers aan deze nazi-opstand tegen Hitler niet zozeer voor een beter Duitsland, maar voor een groter Duitsland – met de hulp van het Westen en ten koste van de Sovjet-Unie.’ De mislukte staatsgreep werd echter na de oorlog het symbool van het Duitse verzet tegen de tirannie onder Hitler en kreeg in de herdenking een centrale plaats via een monument in het Bendlerblock, waar Claus von Stauffenberg en vier van zijn medeplichtigen (Friedrich Olbricht, Ludwig Beck, Werner von Haeften en Albrecht Ritter Mertz von Quirnheimt) in de nacht van 21 juli werden geëxecuteerd. Een monument van Richard Scheibe uit 1953 herinnert aan de gebeurtenis.
