FRIEDRICH RECK-MALLECZEWEN
Friedrich Percyval Reck-Malleczewen (Malleczewo, 11 augustus 1884 – Dachau, 16 februar1 1945) werd geboren op het landgoed Malleczewen in het toenmalige Pruisische plaatsje Malleczewen (tegenwoordig Pools en Maleczewo geheten) als de zoon van Hermann Reck (1847-1931), een grootgrondbezitter die bij de verkiezingen voor de Reichstag in 1912 namens het district Gumbinnen 6 voor de Deutschkonservative Partei in het parlement werd gekozen en tot het eind van de Eerste Wereldoorlog in november 1918 hierin zitting zou hebben. Deze partij, die in juni 1876 werd opgericht, behartigde de belangen van de adel, grootgrondbezitters, traditiegetrouwe protestanten en aanhangers van Otto von Bismarck en keizerlijke familie. Ze waren sterk gekant tegen elke vorm van centraal gezag en nog meer tegen sociaal-democratie. Friedrich wilde aanvankelijk musicus worden, maar begon uiteindelijk toch aan een studie medicijnen aan de universiteit van Innsbruck. Hij was een tijdje officier in het Pruisische leger, maar moest vanwege zijn diabetes ontslag uit het leger nemen. In 1908 trouwde hij met Anna Louise Büttner, met wie hij vier dochters en een zoon kreeg. De zoon zou gedurende de Tweede Wereldoorlog als dienstplichtig soldaat vermist raken. In 1930 scheidde het echtpaar na al jarenlang gescheiden van elkaar te hebben geleefd. In 1935 zou hij voor de tweede maal trouwen, met Irmgard von Borcke, waarmee hij opnieuw drie dochters kreeg. Na zijn afstuderen in 1911 was hij een jaar lang scheeparts op een Amerikaans schip. Daarna vestigde hij zich in Stuttgart, waar hij voor de Süddeutsche Zeitung journalist en theatercriticus werd. Vlak voor aanvang van de Eerste Wereldoorlog verhuisde hij naar een klein landgoed bij Pasing, dat toen nog een zelfstandige gemeente was maar sinds 1938 een buitenwijk van München is.
Gedurende de jaren twintig en dertig was hij succesvol als schrijver, vooral van kinderboeken en lichtvoetige novellen. Zijn Bomben auf Monte Carlo uit 1930, een komedie over een armlastige kapitein van een schip die in Monte Carlo aanmeert in de hoop in het casino voldoende te verdienen om zijn bemanning te kunnen betalen, werd vier keer verfilmd. Ondanks het feit dat de meeste van zijn boeken onder de onschuldige amusements-literatuur vielen, werd het voor hem onder de nationaalsocialisten steeds moeilijker zijn boeken uitgegeven te krijgen. Enkele van zijn boeken zouden pas na de oorlog postuum verschijnen. In 1934 bekeerde Reck-Malleczewen zich namelijk tot het katholicisme en dat had veel te maken met de machtsovername door Hitler een jaar eerder. In essentie verlangde de aartsconservatieve Reck-Malleczewen terug naar de middeleeuwse wereld van het Heilige Roomse Rijk. Hij verafschuwde alles wat te maken had met democratie, liberalisme, antisemitisme, socialisme of communisme en al het andere van de moderne wereld. Volgens Reck ging het al in de Renaissance mis, omdat de Europese mens zich toen van God en het ware geloof afkeerde. Dat leidde tot allerlei soorten van ellende, zoals kapitalisme, industrialisering en ‘satanische’ technologie, met Hitlers ideologie als de krankzinnige consequentie. Zijn haat ten opzichte van de ‘moderne’ nazi’s paste in de cultuurkritiek van Otto Spengler en José Ortega y Gasset op de massamens en diens Troglodytentum (klasseloze maatschappij). Deze hedendaagse ‘holbewoner’ zou zich slechts nog interesseren voor voetbal, spektakel en technisch comfort, waarbij alle zin en betekenis was ingeruild voor plat materialisme.
Als aartsconservatief zou hij makkelijk een geestverwant van Hitler kunnen zijn geweest, maar werd juist een opponent. Voor hem was sprake van een grote degradatie van de moderne mens. Hij zag Hitlers Derde Rijk uitmonden in een reeks rampen, die de voorboden zouden zijn van een ‘Weltwende’, een loutering door lijden en geweld, waarna een terugkeer tot God weer mogelijk zou zijn. Zijn eigen ‘innere Emigration’ was dan een noodzakelijk offer voor de uiteindelijk goede afloop. Het optimistische geloof daarin verminderde echter nooit zijn haat voor Hitler, zijn regeringskliek en iedereen die hen aan de macht had geholpen.
In 1937 kon opvallend genoeg zijn historische roman Bockelson. Geschichte eines Massenwahns, Die Geschichte der Wiedertäufer von Münster gewoon verschijnen en in de nationaalsocialistische pers zelfs goede kritieken krijgen. Blijkbaar miste men het feit dat het boek op de eerste plaats een kritische allegorie was op Hitler en het nazisme. Het boek gaat over de zestiende-eeuwse wederdopers in Münster, waarbij Reck-Malleczewen de hoofdpersoon Jan van Leiden en diens schrikbewind vergelijkt met de Franse en de Russische revolutie en hij ook sprak van een Duizendjarig Koninkrijk van Zion in Münster. Hij vermelde ook duidelijk dat de belangrijkste propagandist van de wederdopers, net als Goebbels, een hinkepoot was. Voor Reck-Malleczewen was ook het Derde Rijk, net als Münster en de beide genoemde revoluties, een vorm van collectieve psychose. Zijn meest bekende werk nu is Dagboek van een wanhopig mens, 19356-1944, dat in 1947 postuum zou verschijnen en in 1968 in een Nederlandse vertaling verscheen.
In dat dagboek schreef hij in oktober 1944 dat dat nazi-autoriteiten hem in de gaten hielden. Op 13 oktober werd hij inderdaad gearresteerd vanwege de serieuze beschuldiging dat hij het moreel van de gewapende Duitse troepen had ondermijnd door de oproep voor de Sturmgruppe naast zich neer te leggen. De 60-jarige schrijver riskeerde voor dit misdrijf de doodstraf met de guillotine voor dit misdrijf. Door bemiddeling van een SS-generaal kwam hij echter al na een week weer vrij. Op 31 december 1944 werd hij echter voor de tweede maal gearresteerd. Dit maal omdat hij bij zijn uitgever schriftelijk had beklaagd dat de hoogte van zijn auteursrechten wel erg veel te lijden hadden van de oorlog. Deze ‘beschimping van de Duitse munteenheid’ zorgde ervoor dat hij op 9 januari 1945 werd overgebracht naar het concentratiekamp Dachau. Er is onduidelijk over zijn doodsoorzaak. In de officiële doodsakte vanuit Dachau stond dat hij op 16 februari 1945 in het kamp aan tyfus zou zijn overleden, maar er waren geruchten dat hij op 23 februari 1945 via een nekschot zou zijn geëxecuteerd.
Op 14 januari 2014 werden Friedrich Reck-Malleczewen, zijn tweede vrouw Irmgard von Borcke, Franz Herda, diens dochter Vera Manthey (1918–1955) en Eduard Winkler door Yad Vashem benoemd tot ‘Rechtvaardigen onder de volkeren’ voor het redden van de levens van Albertine Gimpel, Max Bachmann en Richard Marx.
In 1975 voerde de Duitse germanist Alphons Kappeler aan dat Fritz Reck alias baron of Freiherr Friedrich Percyval von Reck-Malleczewen moet hebben geleden aan ‘pseudologia phantastica’, dat zich onderscheidt van pathologisch liegen, waarbij met een onbedwingbare drang heeft tot liegen maar van zichzelf nog wel weet dat men liegt, terwijl een pseudologia-phantastica-patiënt alle contact met de realiteit zou hebben verloren en in de eigen leugens is gaan geloven. Kappeler benadrukt dat veel uitspraken van Reck-Malleczewen over zijn eigen persoon en ervaringen met de nodige voorzichtigheid moeten worden bekeken. Wat niets wegneemt over zijn rol in het nationalistisch-conservatieve verzet tegen het nationaalsocialisme.