OLIEBOLLEN
Oliebollen en oudejaarsavond horen in Nederland onverbrekelijk bij elkaar. Hoewel ze ook heel het jaar door in Nederland en België op kermissen in een oliebollenkraam worden verkocht, is het toch boven alles een gerecht dat bij de jaarwisseling thuis hoort. Oliebollen zijn een gefrituurd gistdeeggerecht, meestal met poedersuiker bestrooid. In België, waar ze nog vaak smoutebollen worden genoemd omdat ze vroeger werden gebakken in smout (reuzel ofwel dierlijk vet, meestal uit de varkensbuik) worden oliebollen meestal niet gevuld; in Nederland wordt wel vaak met vullingen van rozijnen, krenten en appel gewerkt en incidenteel worden andere zaken toegevoegd, zoals sukade, sinaasappelsnippers of room.
Pas vanaf het begin van de twintigste eeuw wordt overigens gesproken over oliebollen; daarvoor was oliekoeken de gebruikelijke benaming. De oliekoeken op het schilderij van Aelbert Cuijp uit ca 1652 lijken echter al veel op de hedendaagse oliebol. In die tijd werden ze in raapolie gebakken. In de loop van negentiende eeuw kreeg het woord oliebol steeds meer aanhang. Pas in 1868 nam de Van Dale ‘oliebol’ op, maar nog in 1896 noemt het Woordenboek der Nederlandsche taal ‘oliekoek’ nog als meer gebruikelijke benaming genoemd.
De oliekoek/oliebol lijkt een oerdegelijk Nederlands product te zijn, maar dat is allerminst zeker. Er is een aardige theorie dat het gerecht afkomstig is van Germaanse stammen in het gebied dat later Nederland zou gaan heten. Zij zouden ten tijde van het Joelfeest, de periode tussen 26 december en 6 januari dergelijke gebakken waren genuttigd hebben. Volgens de Germanen zouden de godin Perchta en andere slechte geesten ’s avonds ronddwalen. Om deze geesten tevreden te stellen werd voedsel geofferd, waarvan het meeste in gefrituurd deeg zat. Door het vet in de oliebollen zou het zwaard van Perchta van het lichaam glijden, waardoor diegenen die oliebollen gegeten hadden niet opengereten zouden worden. Mooi verhaal maar waarschijnlijker is dat de oorsprong aan het einde van de middeleeuwen ligt. Kerstmis was destijds het einde van de vastenperiode die op 11 november begonnen was. Er was dus reden om wat te vieren. Oliekoeken, gemaakt van houdbare grondstoffen (al het verse voedsel was immers al op) waren een voedzame traktatie. Maar er is een derde mogelijkheid, namelijk dat de oliebol oorspronkelijk uit Portugal komt. Het vermoeden bestaat dat de Portugese Joden die tijdens de Spaanse Inquisitie naar Nederland vluchtten hun recepten meenamen. In Portugal at men destijds al iets wat op oliebollen lijkt: oliekoeken met (gedroogde) zuidvruchten. De olie zou verwijzen naar de olie uit de eeuwig brandende lamp in de tempel van Jeruzalem. Veel Joodse gerechten hebben een verwijzing naar het geloof.
Ik vind appelbeignets lekkerder.
LikeLike