HOE WERD DE EERSTE WERELDOORLOG VERSLAGEN?

Terwijl de kanonnen op het slagveld haast onafgebroken bulderden, was het aan het thuisfront stil. De loopgravenoorlog aan het westelijk front tussen de Duitse, Franse en Engelse legers was buitengewoon bitter. Op slechte dagen vielen duizenden doden, soldaten leden vreselijk en velen keerden getraumatiseerd huiswaarts. Maar buiten het front kende vrijwel geen gewone burger dat verhaal.

Begin vorige eeuw floreerden Europese kranten. Steeds meer mensen konden lezen, radio en televisie bestonden nog niet en veel landen kenden persvrijheid. De oplagen stegen en lezers konden kiezen uit tientallen titels. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was het plots gedaan met de vrijheid. De oorlogvoerende landen beseften dat negatieve pers de steun van het thuisfront in gevaar kon brengen. Daarom stelde Engeland een Press Bureau in, Duitsland het Kriegspresseamt en Frankrijk de Section d’Information. Elk woord dat de journalisten schreven, werd gecontroleerd en gecorrigeerd door deze commissies.

Met de waarheid had de krantenberichtgeving vanaf toen weinig meer van doen. Na de eerste dag van de Slag aan de Somme opende de Sunday Pictorial (de voorganger van de Sunday Mirror) bijvoorbeeld met de kop ‘De grote opmars: “Alles gaat goed voor Engeland en Frankrijk.” ’ In werkelijkheid was de Slag aan de Somme op 1 juli 1916 desastreus begonnen voor de Britten. Nog nooit stierven er meer Britse soldaten op één dag, ruim 19.000. Daarover repte de Pictorial niet, wel over zestien mijl aan loopgraven die veroverd was.

In de loopgraven waren nauwelijks journalisten aanwezig om verslag te doen. Vanaf de start van de oorlog in 1914 was het voor Franse journalisten verboden naar het front te gaan, vanaf eind 1914 mochten ook Engelse verslaggevers niet meer bij de loopgraven verschijnen. De Duitse regels waren ook streng. In de eerste oorlogsmaanden waren er nog journalisten die zich toch naar het front begaven, maar zij riskeerden de doodstraf. De Engelse journalist Philip Gibbs sliep in 1914 bijvoorbeeld in hostels nabij het front, om zo heimelijk over de oorlogen te berichten. Maar in 1915 werd hij opgepakt door de Britse overheid, nadat hij had geschreven over de slechte verstandhouding tussen Britse officieren en hun ondergeschikten. Na het dreigement van executie verliet Gibbs het front.


Boven: De Engelse journalist Philip Gibb
Rechts: Een Australische oorlogscorrespondent volgt de
vorderingen van zijn landgenoten van een afstandje.

Een paar maanden later mocht Gibbs terugkeren naar de loopgraven. De oorlog was vastgelopen. De immense verliezen en minieme vorderingen waren nauwelijks meer onder de pet te houden. Toen in steeds meer huizen overlijdensberichten binnen-kwamen, pasten de strijdende partijen hun persstrategie aan. De Engelsen lieten voortaan zorgvuldig uitgekozen verslaggevers verslag doen vanaf het front. Vrij waren deze journalisten niet: ze moesten hun werk altijd onder begeleiding doen en de censuurafdeling corrigeerde elk verhaal (zie het kader ‘Journalistiek gevecht’). Gibbs’ verslag van de Slag aan de Somme in The Daily Chronicle van 10 juli, was dan ook een allesbehalve kritisch verhaal. ‘De mannen hadden het glorieus gedaan. Ze hadden gebied veroverd en behouden, ondanks angstaanjagend geweervuur.’ Naderhand waren de soldaten wel aangedaan, gaf Gibbs toe, ‘maar over het algemeen waren ze opvallend kalm, en ze hadden hun gevoel voor humor nog.’

Over onafhankelijke informatie van het front beschikten kranten dus niet. Ze waren sterk afhankelijk van de officiële communiqués van de strijdende partijen. Degelijke journalistiek werd daardoor haast onmogelijk. De Sunday Pictorial baseerde zijn verslag van de Slag aan de Somme waarschijnlijk op het Engelse persbericht. ‘De Engelse troepen maken goede vorderingen in het door de vijand bezette land achter de frontlinies. Zij hebben Serre en Montauban ingenomen, twee belangrijke punten van tactisch belang’, aldus dat persbericht. ‘De troepen vechten dapper: er zijn vele gevangen gemaakt.’ Had de krant de Duitse versie geloofd, dan was het verslag helemaal anders geweest. ‘Evenals destijds meldde de vijand op grond van onbelangrijke plaatselijke successen, in aanvang behaald, de herovering van de stellingen in zijn officieel communiqué van vannacht’, las die versie. ‘In werkelijkheid is zijn aanval overal onder zware verliezen mislukt.’ De kranten kozen vrijwel altijd de berichten van de eigen ‘kant’.

Zelfs bij schijnbaar zinloze verliezen bleef de moraal volgens krantenkoppen onbreekbaar. Zo schreef The Times op 26 april 1915 over de verovering van het kleine heuveltje Hill 60, waarbij zoveel mannen stierven dat soldaten ‘over de ter aarde geslagen lichamen van gevallen kameraden’ moesten klimmen. ‘Niettemin heeft dat de stemming niet gedrukt van de mannen die allen, inclusief gewonden, extreem vrolijk zijn, omdat ze weten dat het gevecht om Hill 60 voor de Duitsers veel meer slachtoffers geëist heeft.’

Logisch misschien dat de kranten uit oorlogslanden partij kozen, maar ook in het neutrale Nederland schoot de berichtgeving tekort. De regering censureerde kranten niet, maar riep wel op neutraal te berichten, wat al een flinke beperking was. De Telegraaf schreef op 16 juni 1915 nog, over de Duitsers: ‘In het centrum van Europa bevinden zich een troep gewetenlooze schurken, die den oorlog veroorzaakt hebben. In het belang van de menscheid, is het zaak, dat deze misdadigers onschadelijk worden gemaakt.’ Hierop werd de hoofdredacteur van de krant, Kick Schröder, opgepakt. Zijn krant zou de neutraliteit in gevaar hebben gebracht. Schröder werd vrijgesproken, maar de pers was gewaarschuwd.

Nederlandse kranten konden het nieuws zelf bovendien nauwelijks controleren. Daarom gaven ze vaak simpelweg de berichten van de strijdende partijen door. De Telegraaf van 20 juli 1916 bracht bijvoorbeeld zowel de Engelse als Duitse lezing van de verwikkelingen rond de Somme. In het Britse communiqué stond: ‘Na zeer zware verliezen te hebben geleden, slaagde de vijand, die groote versterkingen ontving, er in gedeelten van de stellingen te heroveren.’ In het Duitse verslag had juist de Engelse kant te maken met zware verliezen: ‘De vijand verloor, behalve een groot aantal doden en gewonden, 8 officieren en 280 man aan gevangenen.’ De voorzitter van de Nederlandse journalistenbond, Lambertus Plemp van Duiveland, stelde na de oorlog vast dat zulke extreem neutrale berichtgeving ‘door sommigen der Nederlandsche pers gedurende den oorlog tot een eer werd gerekend: telling the lies from both sides’. Maar op deze manier bleef de berichtgeving voor mensen buiten het front weinig verhelderend.
Steun van het thuisfront

In 1917 vertelde journalist Gibbs voor een zaal vol prominente gasten over zijn gruwelijke ervaringen in de loopgraven, die nooit in de krant verschenen waren. De Engelse premier David Lloyd George was was ook aanwezig. De volgende dag zou de premier constateren: ‘Als de mensen het echt zouden weten, dan zou de oorlog morgen beëindigd worden. Maar ze weten het natuurlijk niet, en ze kunnen het niet weten. Correspondenten schrijven niet de waarheid en de censuur zou die niet doorlaten. Ze tonen niet de oorlog, maar slechts een mooi beeld van de oorlog, waarin iedereen goede daden verricht.’ De gekleurde verslaggeving miste zijn effect niet. Terwijl aan het front duizenden mannen stierven, elke dag opnieuw en te vaak zonder enig militair nut, werd in elk geval de bevolking van Groot- Brittannië pas na een aantal jaar oorlogsmoe. Pas toen de oorlog was afgelopen, kreeg de pers zijn vrijheid terug. Toen werden ook pas de daadwerkelijke verliezen duidelijk voor het publiek. De Fransen erkenden bijvoorbeeld pas in 1920 hoeveel doden er aan hun kant gevallen waren. Toen de kanonnen allang niet meer bulderden, dreunden de verliezen nog na aan het thuisfront.

‘We vereenzelvigden onszelf met de troepen in het veld. We vermeden elke gedachte aan persoonlijke scoops en elke verleiding om ook maar één woord op te schrijven dat de missie van officieren en manschappen zou bemoeilijken’, schreef journalist Philip Gibbs in 1920 in zijn boek met de veelzeggende titel Now It Can Be Told. Tijdens de oorlog had hij de waarheid niet verteld, gaf hij achteraf toe. Erna kon Gibbs pas de waarheid vertellen, waardoor ook burgers te weten kwamen hoe het echt zat. Ook oud-militairen beschreven in boeken hoe gruwelijk de oorlog werkelijk geweest was. In het boek Van het westelijk front geen nieuws beschreef de Duitse soldaat en schrijver Erich Maria Remarque in 1929 bijvoorbeeld de geestelijke uitputting aan het front. Dat deed hij zo treffend dat nazi’s het boek verboden in het begin van de jaren dertig, uit angst de steun voor een nieuwe oorlog kwijt te raken.

Oorlog vraagt om goede journalistiek. Maar journalistiek kan een oorlog ook in gevaar brengen, bleek tijdens de Vietnamoorlog begin jaren zeventig. Dankzij journalisten kwamen de verschrikkingen van die oorlog ook op de televisies van thuisblijvers binnen. Toen de publieke steun gedaald was tot een dieptepunt, besloot president Richard Nixon de Amerikaanse troepen terug te trekken in 1973. Mediawetenschapper Marshall McLuhan zou twee jaar later concluderen: ‘Vietnam werd verloren in de woonkamers van Amerika, niet op de slagvelden van Vietnam.’ Om te voorkomen dat zoiets weer zou gebeuren, mochten in de oorlogen in Afghanistan (vanaf 2001) en Irak (2003) enkel embedded journalisten verslag uitbrengen. Onder begeleiding van het leger gingen ze mee op oorlogspad. Dat was voor hun eigen veiligheid, bezwoer het leger. Maar dat het zo controle had over wat journalisten zagen en wat niet, kwam natuurlijk goed uit. Critici vragen zich af: is dit echte journalistiek?

Niet alleen kranten stonden vol oorlogspropaganda. De strijdende partijen hadden veel nieuwe rekruten nodig. Zo groeide het Britse leger van 400.000 troepen voor de oorlog naar tweeënhalf miljoen in het eerste oorlogsjaar. Propagandafolders of -posters speelden vaak in op de liefde voor het vaderland. ‘Pap, wat deed jij tijdens de Grote Oorlog?’ Deze beroemde vraag stelt een Engels kind aan haar ‘laffe’ vader, die voor zijn vaderland niet naar de loopgraven ging. Niemand wil zich later toch schuldig voelen? ‘The Rape of Belgium’ (de verkrachting van België): met die leus wilden geallieerden het werkelijke gezicht van de vijand uit Duitsland laten zien. Duitsers zouden tienduizenden Belgen verkracht en vermoord hebben. De Belgen waren neutraal, maar werden tegen hun zin de oorlog in gesleurd en daarna beestachtig behandeld, volgens de oorlogspropaganda. Uit later onderzoek bleek dat deze propaganda wel een kern van waarheid bevatte: de Duitsers hadden talloze onschuldige slachtoffers gemaakt. ‘I Want You for U.S. Army.’ Uncle Sam, die model staat voor Amerika, roept landgenoten met indringende blik op zich voor het leger te melden. Vanaf 1917 mengde ook Amerika zich in de Eerste Wereldoorlog. De beroemde poster werkte zo goed dat hij in de Tweede Wereldoorlog opnieuw werd ingezet.

Dit artikel van Pepijn van der Gulden verscheen eerder in Quest Historie, mei 2017

Dit item was geplaatst door Muis.

One thought on “HOE WERD DE EERSTE WERELDOORLOG VERSLAGEN?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: