MARKUS ASSIES (13)
Markus Assies (Ooststellingwerf, 26 januari 1919 – Overveen, 6 juni 1944) was een Nederlands verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was in 1939–1940, ten tijde van de mobilisatie, in dienst als vaandrig der infanterie. Na de capitulatie in mei 1940 werkte hij als rijksambtenaar te Assen en werd lid van de LO en KP aldaar. Zijn verzetsnaam was ‘Max’. Hij was betrokken bij vele verzetsactiviteiten als voorbereidingen van overvallen, onderduikers onderbrengen en piloten opvangen. Ook was hij betrokken bij het Nationaal Steun Fonds. Op 28 februari 1944 deed de Sicherheitsdienst een inval op een adres in Assen waar Assies aanwezig was bij een verzetsbijeenkomst. Hij en zijn collega’s kwamen in handen van de zogenaamde ‘Bloedgroep Norg’, een gezelschap dat berucht was vanwege haar martelpraktijken. De Bloedgroep Norg had het herenhuis van de familie Tonckens gevorderd en martelde gevangengenomen verzetsmensen in de kelder. Tijdens zijn vervoer deed Markus een vergeefse poging te ontsnappen. Latere pogingen om hem uit de gevangenis te bevrijden zouden ook op een mislukking uilopen. Nadat hij in Groningen vast had gezeten in het Huis van Bewaring werd hij overgebracht naar Kamp Amersfoort en enkele dagen daarna naar Kamp Vught. Samen met eenentwintig collega’s werd hij door het Polizeistandgericht ‘s-Hertogenbosch ter dood veroordeeld. Assies werd geëxecuteerd in Overveen op 6 juni 1944. In 1946 werd zijn stoffelijk overschot herbegraven op de erebegraafplaats Overveen in Bloemendaal in vak 23 en werd hem het Verzetskruis postuum toegekend.
Kort na de oorlog werd in Haule, waar de familie Assies van 1914 tot 1919 woonde, op de begraafplaats een plaquette onthield, in het bijzijn van familieleden die de oorlog wel overleden. De familie Assies was namelijk sterk vertegenwoordigd in het verzet. Vader Jans Assies (1888) vestigde zich in Haule in mei 1914. Het jonge gezin kreeg er vier kinderen: Gerrit (1914), Jan (1916), Albert (1917) en Markus (1919). In november 1919 verhuisde het gezin naar Veenhuizen in de gemeente Norg. Vader Jans Assies was lid van het verzet; hij werd op 12 december gearresteerd door Gerrit Hendrik Sanner van de beruchte “Bloedploeg Norg” en werd doorgestuurd naar het concentratiekamp Neuengamme. Daar overleed hij op 30 januari 1945 in een buitenkamp in de haven van Hamburg-Veddel aan uitputting. Na de oorlog is Jans Assies herbegraven op de Protestantse Begraafplaats.
.
Bij de plaatsing van de plaquette in Haule.
Ook broer Albert Assies, werkzaam op de gemeentesecretarie van Ooststellingwerf, zat in het verzet. Veel jonge mannen uit de omgeving doken onder in Veenhuizen om aan de gedwongen tewerkstelling te ontkomen. Verkleed als gedetineerde konden ze zich nogal eens vrij bewegen. Tijdens de razzia’s van eind 1944 werden ze soms als gevangene ingeschreven en ingesloten in het cellengebouw van het tweede gesticht 13. De voor hen bestemde voedselbonnen kwamen voornamelijk via het distributiekantoor van Norg, gelegen achter het gemeentehuis aan de Asserstraat. Albert Assies leidde vanuit het gemeentehuis in Norg de verzetsbeweging en het Nationaal Steunfonds. Ook broer Gerrit Assies was hierin actief. Al vrij gauw vonden toen ook de eerste geallieerde piloten een onderkomen in het bos, die door zijn broer Max (Mark) werden gebracht. De mogelijkheden die de bossen boden, kregen bij de verzetsbeweging steeds meer bekendheid en halverwege 1943 zat er een zeer gemêleerde groep, die bestond uit een aantal studenten van de VU te Amsterdam en van de RHBS te Assen. Ook jonge mannen, die aan de arbeidsinzet wilden ontkomen, en leden van de ondergrondse konden er terecht. Met het groter worden van de groep, groeide ook het netwerk van helpers. De meeste van hen werkten voor het Staatsbosbeheer of waren landbouwers en bewoners uit de buurt. Daardoor kwam Gerrit steeds minder vaak thuis. Hij ging erop uit en pleegde met anderen overvallen op distributiekantoren om aan de groeiende vraag naar voedselbonnen te kunnen voldoen. De boswachterij had zijn handen vol om deze groep – een soort diaspora in het klein – te verzorgen en in de hand te houden. Toch lag maar al te vaak het gevaar van verraad op de loer. Max en Gerrit, die boswachter was in Appelscha, bouwden schuilhutten in de bossen ten behoeve van piloten, joden, verzetsmensen en iedereen die om wat voor reden dan ook moest onderduiken. In februari 1942 had Gerrit hier al piloten verstopt. Ze bivakkeerden in tenten alvorens ze verder werden geholpen richting het zuiden. Niet lang na Max zijn arrestatie was Gerrit genoodzaakt om op 19 april 1944 uit de bossen te vertrekken naar Steenwijk, waar hij KP-leider werd.
Zijn vrouw Brechtje Breeuwsma was zwanger toen de S.D. een inval in de boswachterswoning deed. Ze werd meegenomen in een open auto en reden met haar door de uitgestrekte omgeving van de boswachterij. Terwijl ze haar onder schot hielden, probeerden ze haar te dwingen de onderduikholen aan te wijzen. Ondanks deze angstige situatie heeft ze niets verteld. Ook al werd Gerrit zwaar gezocht door de Gestapo, toch kleedde hij zich in een Duits uniform en ging op september zonder blikken of blozen op kraambezoek bij zijn vrouw en pasgeboren dochter Tineke in het ziekenhuis van Leeuwarden. Gerrit had wel meer van dergelijke sterke stukjes uitgehaald. Gerrit is op 87 jarige leeftijd overleden op 18-10-1987 te Hoogeveen.
In Assen is een Struikelsteen geplaatst bij het adres waar Markus Assies in de oorlog heeft gewoond.