JAN HENDRIKX (14)
Johannes Jacobus Hendrix werd op 17 februari 1917 in Venlo geboren in een van de vroomste rooms-katholieke gezinnen van Venlo. Immers, maar liefst vijf van de zes kinderen kozen voor een bestaan als geestelijke, inclusief jongste zoon Jan. Die verliet het seminarie weliswaar voortijdig, naar verluidt speelde daarbij het feit dat hij een allerbelabberdste zangstem had een belangrijke rol, maar hij bleef diepgelovig. In het dagelijks leven was Hendrikx onderwijzer aan de ULO-school aan de Golziusstraat te Venlo.
In 1940 begon Hendrikx (die werkte onder de schuilnamen Ambrosius en Giel Gabrielsen) met het helen van ontvluchte Franse krijgsgevangenen. Vanaf 1941-1942 raakte hij betrokken bij het onderbrengen van joden. Door deze activiteiten kwam hij in contact met de LO, waar hij al snel de functie kreeg van provinciaal leider van Limburg en interprovinciaal leider van Noord-Brabant, Limburg en Zeeland. Nadat pater L. Bleys en kapelaan Jac Naus in het voorjaar van 1943 illegale activiteiten startten, organiseerde Hendrikx met Naus (ze bleven nauw samenwerken) de Limburgse onderduikershulp. Daarbij maakte Hendrikx gebruik van de parochiale organisatie van de rooms-katholieke kerk die in Limburg indertijd alom tegenwoordig was. Bruggenbouwer Hendrikx slaagde er vervolgens in om het illegale werk in het Zuiden – in hoge mate rooms-katholiek en geweldloos – te verbinden met het Noordelijke, redelijk protestants georiënteerde, verzet. Een geweldig kunststuk in die nog steeds verzuilde tijd. Onder de rooms-katholieke verzetsnaam ‘Ambrosius’ vervulde hij de rol van provinciaal leider van de Landelijke Hulp aan onderduikers (LO) met grote creativiteit, inzet en zelfopoffering. Zelf ging hij voorop in het werk. De bekende illegale werkster Eugenie Boutet in Sevenum: ‘Er ging een ontzaglijke bezieling van hem uit.’
Op 21 juni 1944 vergaderde de leiding van het gewest Limburg van de LO in het pensionaat St. Louis te Weert. De Sipo was hiervan op de hoogte en omsingelde het gehele gebouw. Acht leden van de LO, waaronder Hendrikx en Naus, werden gevangen gezet in het concentratiekamp Vught. Toen dat kamp in september 1944 werd ontruimd, werd Hendrikx overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen (bij Berlijn). Toen de Russen naderden, brachten de nazi’s de gevangenen over naar het concentratiekamp Neuengamme, in de omgeving van Hamburg. Tijdens dat transport is Jan Hendrikx begin februari 1945 aan uitputting bezweken.
Het gezin Hendriks op 27 maart 1943
Getuigen verklaarde later unaniem dat Jan Hendrikx, geïnspireerd door zijn geloof, een zachtaardig karakter paarde aan een bovenmenselijke daadkracht. Hij verwaarloosde zichzelf daarbij ernstig, was later ook het oordeel van professor dr. L. de Jong. Jan Hendrikx was totaal ‘op’, toen hij bij het ‘verraad van Weert’, op 21 juni 1944, werd gearresteerd. Overlevende gevangenen getuigden later van zijn geloof en zijn indrukwekkende afscheidsgebed, toen zijn executie leek te naderen: ‘Ik weet waar ik heen ga. Treur niet over mij, maar als jullie hier uit mochten komen, groet dan mijn familie, vrienden en kennissen. Zorg ervoor, dat mijn moeder op haar oude dag krijgt wat ik haar zo graag zou hebben gegeven. Laten we nu gezamenlijk bidden.’ Het is daarom extra wrang dat hij ontbreekt in het overzicht van rooms-katholieke martelaren in de 20e eeuw, dat in 2008 werd uitgegeven door de Beleidssector Liturgie van de Nederlandsche Bisschoppenconferentie (‘Getuigen voor Christus. Rooms-katholieke bloedgetuigen uit Nederland in de twintigste eeuw’). In het overzicht zijn onder meer biografieën opgenomen van Venlonaren die hun leven tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren vanwege hun geloof, zoals deken Jules van Oppen, kapelaan Jac Naus en leken zoals Fons Berger, Frans Coehorst en Harry Holla. Navraag van Gerrit van der Vorst, die zich terecht om deze omissie vreselijk boos maakt, leverde slechts op dat de samenstellers er niet van overtuigd waren dat Hendrikx ‘..zijn leven had gegeven omwille van geloof en kerk.‘
Van der Vorst: ‘De herdenking van Jan ‘Ambrosius’ Hendrikx was ronduit groots. Behalve met postuum toegekende onderscheidingen werd hij herdacht met straatnamen, op gedenktekens en met publicaties. Opvallend waren de grote warmte en bewondering die uit de herdenking van de grootste illegale werker van Limburg spraken. Hendrikx had een onvergetelijke indruk achtergelaten bij hen die met hem hadden samengewerkt in de illegaliteit. Zeker in rooms-katholieke kringen. Auteur frater Roeland van Geloven schoot zelfs zozeer door in zijn loftuitingen, dat hij zijn heldenepos over Jan Hendrikx later enigszins moest herzien. Broeder Antonius van de Venlose Sint Martinusschool placht bijvoorbeeld in 1958 nog steeds het moedige verhaal van ‘Ambrosius’ vol vuur te vertellen aan de zesde klas, zo herinnert zich Paul Seuren. Maar vooral kan gewezen worden op het imposante Limburgse verzetsmonument in Roermond. Daarop heeft secretaris Leo Moonen van het Bisdom zijn arm om Jan ‘Ambrosius’ Hendrikx geslagen.’
Jan Hendrikx werd op 7 mei 1946 onderscheiden met het Verzetskruis 1940-1945.
Pingback: LUDO BLEYS (56) | MUIZENEST